Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bladel

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBladel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

de WMO verordening 2015, hier genoemd: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2015, wordt ingetrokken

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  3. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-201801-01-201801-07-2019nieuwe regeling

01-02-2018

gmb-2018-32457

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018

 

De raad van de gemeente Bladel;

 

gelezen het voorstel R2017.173 van burgemeester en wethouders van 5 december 2017;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.3.6 vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

overwegende

- dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

- dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

- dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

- dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang;

- dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

besluit:

 

vast te stellen:

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • c. bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • d. d gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • e. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • f. ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente;

  • g. mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1.1.1 van de wet biedt;

  • h. melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • i. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in de artikelen 1.1.1 en 2.3.6 van de wet;

  • j. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Procedureregels

Artikel 2 Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Artikel 3 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

     

Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie. en maakt met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

Artikel 5 Onderzoek en gesprek

  • 1.

    Het onderzoek bestaat in ieder geval uit een gesprek met de cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de verzamelde gegevens op grond van artikel 4 lid 1, de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

 

Artikel 6 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Nadat het onderzoek is afgerond, verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

 

Artikel 7 Aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend door cliënt, zijn gemachtigde of vertegenwoordiger, door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

 

Artikel 8 Advisering

Het college is bevoegd om, indien dit van belang kan zijn voor de beoordeling van een aanspraak op een maatwerkvoorziening, zich te laten adviseren door een daartoe aangewezen instantie.

 

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing; en

  • d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

  • e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 3.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

     

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen en pgb

Artikel 10 Algemene voorwaarden en weigeringsgronden

1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

2. Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien:

  • a.

    de voorziening voor de persoon van de cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

  • c.

    de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt;

  • d.

    de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de maatwerkvoorziening noodzakelijk is en als goedkoopst passend aan te merken valt.

3. Indien een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende voorziening.

 

Artikel 11 Criteria maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid en participatie

  • 1.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de cliënt ingezetene is van de gemeente.

  • 2.

    Indien een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

     

Artikel 12 Criteria in verband met wonen

1. Er bestaat geen aanspraak op een woonvoorziening:

  • a.

    indien de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt tot renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;

  • b.

    voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of woonruimten betreft bij een specifiek op cliënten met een beperking gericht te renoveren of nieuw te bouwen woongebouw, waarbij de aanpassingen redelijkerwijs meegenomen kunnen worden;

  • c.

    indien de noodzaak van de verhuizing het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij zelfredzaamheid en/of participatie en er redelijkerwijs geen reden voor verhuizing aanwezig is;

  • d.

    indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, terwijl dit redelijkerwijs wel van hem kon worden gevraagd, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door college.

2. Compensatie ter zake van een hulpvraag die ziet op een woonvoorziening wordt bij voorkeur geleverd via ondersteuning bij een verhuizing.

 

Artikel 13 Maatwerkvoorziening vervoer

  • 1.

    Een cliënt kan voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in aanmerking komen wanneer de cliënt vanwege beperkingen, chronisch psychische problemen of psychosociale problemen het openbaar vervoer niet kan bereiken en/of gebruiken.

  • 2.

    Compensatie ter zake van een hulpvraag die ziet op een vervoersvoorziening wordt bij voorkeur geleverd via ondersteuning door het collectief vervoer.

 

Artikel 14 Specifieke voorwaarden kortdurend verblijf

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf wordt slechts verstrekt, indien:

  • a. de cliënt wegens zijn beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen permanent toezicht nodig heeft, en

  • b. het noodzakelijk is dat de mantelzorger ontlast wordt.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf omvat maximaal 156 etmalen per jaar.

 

Artikel 15 Regels voor pgb

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 2.

    Het college kan een pgb weigeren indien:

    • a. de voorziening niet noodzakelijk zal zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn (bijvoorbeeld bij kindvoorzieningen waar het kind uit groeit);

    • b. het pgb bedoeld is voor begeleiding- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De hoogte van een pgb voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt ten hoogste de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de gecontracteerde aanbieder zou zijn verschuldigd.

  • 4.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt, indien sprake is van dienstverlening door een professionele hulpverlener, die de ondersteuning verleent vanuit een onderneming op het gebied van hulp bij het huishouden die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,100% van de in de betreffende situatie goedkoopst passende voorziening in natura.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid bedraagt de hoogte van een persoonsgebonden budget bij betrekking van hulp bij het huishouden van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of een persoon die de dienst niet verleent vanuit de in het derde lid genoemde situatie, ten hoogste 80% van de in de betreffende situatie goedkoopst passende voorziening in natura.

  • 6.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor begeleiding bedraagt, indien sprake is van dienstverlening door een professionele hulpverlener, die de ondersteuning verleent vanuit een onderneming op het gebied van begeleiding die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, ten hoogste 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst passende voorziening in natura.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid bedraagt de hoogte van een persoonsgebonden budget bij betrekking van begeleiding van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of een persoon die de dienst niet verleent vanuit de in het derde lid genoemde situatie, € 20,00 per uur, maar niet meer dan 80% van het toepasselijke tarief voor de voorziening in natura.

  • 8.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt, indien sprake is van dienstverlening door een professionele hulpverlener, die de ondersteuning verleent vanuit een onderneming op het gebied van kortdurend verblijf die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, ten hoogste 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst passende voorziening in natura.

  • 9.

    In afwijking van het achtste lid bedraagt de hoogte van een persoonsgebonden budget bij betrekking van kortdurend verblijf van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of een persoon die de dienst niet verleent vanuit de in het derde lid genoemde situatie, € 30,00 per etmaal, maar niet meer dan 80% van het toepasselijke tarief voor de voorziening in natura.

 

Hoofdstuk 4 Bijdrage

Artikel 16 Maatwerkvoorziening

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt gebruik maakt van de maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De cliënt is geen eigen bijdrage verschuldigd voor:

  • a. rolstoelen;

  • b. een woningaanpassing voor minderjarige kinderen

  • c. een verhuiskostenvergoeding;

  • d. het bezoekbaar maken van de woning;

  • e. voorzieningen waarvan de aanschafkosten lager zijn dan € 250,00;

  • f. een vergoeding voor tijdelijke huisvesting en huurderving;

  • g. de vergoeding voor een aanpassing aan de eigen auto, het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi;

  • h. het gebruik van collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 3.

    De bijdrage wordt bepaald op basis van de maximale bedragen genoemd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

Artikel 17 Kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor het college de maatwerkvoorziening in natura betrekt van een gecontracteerde aanbieder, inclusief de reparatie- en onderhoudskosten.

  • 2.

    De kostprijs van een pgb is gelijk aan het bedrag van een pgb.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over (het bepalen van) de kostprijs én daarbij, in afwijking van het eerste en tweede lid, de kostprijs op een lager bedrag vaststellen.

     

Hoofdstuk 5 Kwaliteit

Artikel 18 Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van de voorziening, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    De kwaliteitseisen als bedoeld in het eerste lid zijn in ieder geval zodanig dat:

  • a. de aanbieder hulp verleent die gericht is op het bereiken van het resultaat zoals dat is omschreven in de beschikking of het zorgplan;

  • b. de aanbieder verantwoorde hulp verleent, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de behoefte van de cliënt;

  • c. de geleverde voorziening wordt afgestemd met de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp/zorg in het gezin;

  • d. de aanbieder werkt met systematische kwaliteitsbewaking;

  • e. de aanbieder beschikt over een verklaring omtrent gedrag (VOG) die maximaal drie maanden oud is bij start van de hulp of beschikt over een in de branche erkend kwaliteitskeurmerk;

  • f. de aanbieder zich houdt aan de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • g. de aanbieder verplicht is om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;

  • h. de aanbieder beschikt over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling die voldoet aan alle wettelijke bepalingen.

 

Artikel 19 Prijs-kwaliteitverhouding

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

  • b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    • 1°. een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

    • 2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

  • b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs, als bedoeld in het eerste lid, op de volgende kostprijselementen:

  • a. de kosten van de beroepskracht;

  • b. redelijke overheadkosten;

  • c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • d. reis en opleidingskosten;

  • e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, niet zijnde diensten, in ieder geval rekening met:

  • a. de marktprijs van de voorziening, en

  • b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

 

Hoofdstuk 6 Herziening, intrekking, terugvordering en opschorting

Artikel 20 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet , een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening of pgb geheel of gedeeltelijk herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de cliënt niet langer op de (gehele) maatwerkvoorziening of het (gehele) pgb is aangewezen;

  • c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

     

Artikel 21 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

     

Hoofdstuk 7 Klachtenafhandeling en medezeggenschap

Artikel 22 Klachtenregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

 

Artikel 23 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders.

 

Hoofdstuk 8 Cliëntenparticipatie

Artikel 24 Cliëntenparticipatie

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

 

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 25 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

 

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 27 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2015, zoals die gold tot 1 januari 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de in het eerste lid genoemde verordening en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens die verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde verordening, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

 

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bladel 2018’.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 1 februari 2018.

 

De raad voornoemd,

de griffier, L.A.J. Dirks

de voorzitter, ing. P.M. Maas