Organisatie | WerkSaam Westfriesland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel wet taaleis WerkSaam Westfriesland |
Citeertitel | Beleidsregel wet taaleis WerkSaam Westfriesland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 18b van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2018 | 01-01-2017 | 08-11-2018 | Nieuwe regeling | 14-12-2017 |
Deze beleidsregel verstaat onder:
referentieniveau 1F of A2: het niveau 1F van het Referentiekader taal, zoals bedoeld in het besluit van 17 juni 2010, houdende vaststelling van referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen (Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), dan wel Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen en kennis van de Nederlandse samenleving als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet inburgering;
Het college stelt belanghebbende in beginsel binnen acht weken na uitkomst van de taaltoets schriftelijk op de hoogte van de uitkomst. De uitkomst van de taaltoets luidt:
Artikel 5. Onvoldoende inspanning
Indien belanghebbende, zich niet binnen één kalendermaand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 4, sub a, mondeling of schriftelijk bereid verklaart om zich in te spannen om de beheersing van de Nederlandse taal te verbeteren, dan verlaagt het dagelijks bestuur belanghebbende de algemene bijstand als bedoeld in artikel 18b eerste lid Participatiewet.
Indien belanghebbende, die zich bereid heeft verklaard zich in te spannen om de beheersing van de Nederlandse taal te verbeteren, vervolgens niet kan aantonen dat voldoende inspanningen zijn verricht, dan legt het dagelijks bestuur belanghebbende een maatregel op als bedoeld in artikel 18 vierde lid onderdeel f en h Participatiewet en artikel 7 van de Afstemmingsverordening WerkSaam Westfriesland.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland op 14 december 2017
De vicevoorzitter, D. te Grotenhuis
De directeur, M.J. Dölle
De Wet taaleis Participatiewet voegt per 1 januari 2016 een nieuw artikel (18b) aan de Participatiewet toe. Deze wet introduceert voor bijstandsgerechtigden een nieuwe (inspannings-)verplichting om actief te werken aan hun taalvaardigheid. De Participatiewet bevat diverse arbeids- en re-integratieverplichtingen. De Wet Taaleis vult dit scala aan met de inspanningsverplichting om Nederlands te leren.
Voor deelname aan zowel het arbeidsproces is het van wezenlijk belang dat iemand de Nederlandse taal voldoende begrijpt en spreekt.
Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken, is het moeilijker om aan werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudig werk vraagt om basiskennis van de Nederlandse taal.
De Wet taaleis vraagt om een inspanningsverplichting. Doel van die inspanningsverplichting is om de taalvaardigheid te verbeteren tot het referentieniveau 1F (eind basisschool) of A2 (niveau inburgeringsexamen).
Het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal is geen uitsluitingsgrond voor het toekennen van bijstand. Voldoende is dat iemand zich inspant om de Nederlandse taal beter machtig te worden. Alleen als iemand aantoonbaar en verwijtbaar niets of te weinig doet om het benodigde taalniveau te bereiken, kan dit uiteindelijk leiden tot een verlaging van de bijstandsuitkering. De taaleis geldt voor iedereen die algemene bijstand aanvraagt of ontvangt. De Wet taaleis geldt niet voor mensen die een beroep doen op bijzondere bijstand.
B. Artikelsgewijze toelichting
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die voor de toepassing van deze beleidsregel gelden. Zoveel mogelijk is aansluiting gezocht bij de terminologie van de Participatiewet.
De Wet taaleis Participatiewet geldt per 1 januari 2016 voor nieuwe bijstandsaanvragen. Voor het zittende bestand gaat de wet eerst op 1 juli 2016 in of zoveel later als Werksaam nodig acht.
De Wet taaleis Participatiewet kent een inspanningsverlichting bij onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Voor inburgeringsplichtigen bestaat al een verplichting om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar te tijd om te voldoen aan het in die wet gestelde taalniveau (A2). Om te voorkomen dat inburgeraars komen te vallen onder twee regimes, is deze beleidsregel niet van toepassing op inburgeringsplichtigen.
Artikel 2.Beheersing Nederlandse taal
Bijstandsgerechtigden moeten in beginsel met een document aantonen waaruit blijkt dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen. Deze bewijslast rust op degene die bijstand aanvraagt; de bewijslast is vrij.
Dit hoeft niet wanneer uit bij WerkSaam beschikbare informatie blijkt dat 8 jaar Nederlandstalig (vervolg-)onderwijs (vmbo, mbo, havo, hbo, wo) is gevolgd, of wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) ten minste 8 jaar in Nederland woonde. Dan gaat WerkSaam er vanuit dat 8 jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Deze info staat veelal vermeld in Mens Centraal of Suwinet.
De wetgever noemt zelf het diploma inburgering als een document waarmee voldoende taalbeheersing wordt verondersteld. Voorbeelden van documenten die gelijkwaardig zijn aan het diploma inburgering zijn bijvoorbeeld het Staatexamen NT-2, of een Certificaat Inburgering Oudkomers met voldoende taalniveau op alle onderdelen (A2) of een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is behaald.
De opsomming in deze beleidsregel is niet uitputtend, maar wil vooral houvast bieden.
De Participatiewet vermeldt dat er een taaltoets plaatsvindt wanneer een belanghebbende niet via documenten kan aantonen dat de Nederlandse taal in voldoende mate wordt beheerst. Artikel 18b, lid 4 van de Participatiewet geeft aan dat het afnemen van een taaltoets geschiedt binnen een bepaalde termijn van ten hoogste acht weken. Deze termijn is het vertrekpunt van deze beleidsregel. Alleen indien het plannen van een taaltoets niet binnen deze termijn haalbaar is, hanteert WerkSaam een langere termijn.
Indien aannemelijk is dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst, dan blijft een taaltoets achterwege en is het “taalproces” geëindigd.
Er bestaan situaties waarbij niet zinvol is om een taaltoets af te nemen en een inspanningsverplichting te verlangen. Het gaat veelal om situaties waarin iemand niet leerbaar is, dan wel aansluiting op de arbeidsmarkt niet in beeld is.
WerkSaam informeert belanghebbenden over de uitslag van de afgenomen taaltoets. Het informeren geschiedt niet alleen als uit de taaltoets blijkt dat de taalbeheersing onvoldoende is. Ook als de uitslag “goed” is, ontvangt belanghebbende daarover bericht.
Artikel 5.Onvoldoende inspanning
Als een belanghebbende zich niet binnen een maand bereid verklaart om de Nederlandse taal te leren, dan volgt verlaging van de bijstand als omschreven in artikel 18b, lid 1van de Participatiewet.
Na de start van een taaltraject, dient belanghebbende informatie te verschaffen over de gemaakte vorderingen. Blijkt uit de verstrekte informatie dat de verwachte voortuitgang achterwege blijft, dan is sprake van maatregelwaardig gedrag als bedoeld in de Afstemmingsverordening. Tenzij dit gedrag niet verwijtbaar is.
Ook het niet opdagen voor de taaltoets is maatregelwaardig gedrag, dat kan leiden tot verlaging van bijstand. De Afstemmingsverordening is op dit punt gewijzigd.
Belanghebbende is vrij in de keuze van het te volgen taaltraject, zolang het gekozen traject maar leidt tot een verbetering van de Nederlandse taal. Het Taalhuis Westfriesland kan belanghebbende ondersteunen in deze keuze. Het Taalhuis Westfriesland kan belanghebbende bijv. doorverwijzen naar een geschikte taalcursus, of zorgen voor een taalmaatje. Met het volgen van een taaltraject dat valt onder de Wet educatie en beroepsonderwijs geeft belanghebbende voldoende invulling aan de inspanningsverplichting uit de Wet taaleis Participatiewet.
Dit artikel bevat een hardheidsclausule voor de (bijzondere) gevallen waarin de deze beleidsregel niet voorziet of leidt tot een volstrekt onredelijke uitkomst.