Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Beleidsregels Wet BIBOB 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet BIBOB 2011
CiteertitelBeleidsregels wet BIBOB 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-201105-07-2019Opname in CVDR

22-02-2011

gmb-2018-29461

Collegebesluit d.d. 22 februari 2011, nr 3.7

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet BIBOB 2011

De Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen

Hebben vastgesteld de : Beleidsregels Wet BIBOB 2011

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet BIBOB;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten (beschikkingen en overheidsopdrachten) waarop de Wet BIBOB van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften en/of beperkingen, weigeringen en intrekkingen;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    BIBOB toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet BIBOB, aanwezig zijn om de vergunning te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • g.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet BIBOB;

  • h.

    Wet BIBOB: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

De gemeente beoogt met toepassing van de Wet BIBOB te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de Wet BIBOB toe met betrekking tot:

a. beschikkingen, zoals bedoeld in:

I. artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming. Beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf zijn uitgezonderd van toepassing van de Wet BIBOB;

II. artikel 7 van de Wet BIBOB j° artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

III. artikel 7 van de Wet BIBOB j° artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

IV. artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan:

1°. door bedrijven in de branches: autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot;

2°. voor een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-;

3°. door seksinrichtingen, zoals bedoeld in artikel 3.1.1, sub c en f, van de Algemene Plaatselijke Verordening, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-;

b. overheidsopdrachten die volgens de "Kadernota Inkoop Nijmegen" Europees moeten worden aanbesteed.

2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de Wet BIBOB toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde beschikkingen respectievelijk de ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten.

3. Bij opdrachten, zoals bedoeld in het eerste lid, sub b, zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de Wet BIBOB. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

4. Het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

5. Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet BIBOB niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

Artikel 4. Bijzondere situaties

1. Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de Wet BIBOB toe:

a. ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

b. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de Wet BIBOB wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle gevallen, zoals omschreven in artikel 3 en 4, moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren BIBOBvragenlijsten invullen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde BIBOBvragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde BIBOBvragenlijsten in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten respectievelijk de beschikking te weigeren of in te trekken.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op overheidsopdrachten.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de Wet BIBOB van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag of gaat over tot het intrekken van de beschikking dan wel het ontbinden van de overeenkomst, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, dan wel intrekking of ontbinding op grond van de Wet BIBOB mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling of indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet BIBOB de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet BIBOB.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet BIBOB de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag of gaat over tot het intrekken van de beschikking danwel het ontbinden van de overeenkomst op grond van de Wet BIBOB, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking intrekken dan wel de overeenkomst ontbinden, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag, de beschikking in te trekken, de beschikking te verlenen onder voorwaarden, dan wel de opdracht te ontbinden op grond van de Wet BIBOB, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen ontvangen vanaf de datum van inwerkingtreding en op afgegeven beschikkingen en gesloten overeenkomsten vanaf de datum van inwerkingtreding als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet BIBOB 2011’.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet BIBOB. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de Wet BIBOB niet in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op subsidies.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘BIBOBtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet BIBOB. Voor een stad met een omvang als de gemeente Nijmegen is het van belang elk instrument dat -ter bestrijding van criminaliteit- wordt aangeboden, met beide handen aan te grijpen. Al het mogelijke dient te worden gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Sinds 2004 wordt de Wet BIBOB in de gemeente Nijmegen dan ook toegepast.

De afgelopen jaren is ervaring opgedaan met het instrument van de Wet BIBOB. In artikel 3 van de beleidsregels wordt voorgesteld de Wet BIBOB toe te passen op een aantal sectoren en branches, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om beschikkingen ten behoeve van horeca-inrichtingen, seksinrichtingen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en om overheidsopdrachten.

Lid 1, sub a. beschikkingen ten behoeve van:

I en II horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet en hoofdstuk 2, afdeling 3, van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende (alcoholvrije) inrichtingen.

Met ‘alcoholverstrekkende inrichtingen’ worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals bars, cafés en restaurants (de natte horeca). Ook paracommerciële inrichtingen vallen hieronder.

Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 respectievelijk j° artikel 4 van de Drank- en Horecawet vereist.

‘Niet-alcoholverstrekkende inrichtingen’ zijn de inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals cafetaria’s, afhaalzaken, maar ook coffeeshops (de droge horeca). Ten behoeve van deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege drugshandel of het gebruik van rechtspersonen als dekmantel om (drugs)geld wit te wassen, vallen voornoemde beschikkingaanvragen onder de Wet BIBOB.

In de beleidsregels is bepaald dat de Wet BIBOB wordt toegepast op beschikkingen ten behoeve van de natte en droge horeca, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming (ook bij starten nevenvestiging), overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub I en II, van de beleidsregels. Onder wijziging van de onderneming wordt verstaan een wijziging die gevolgen heeft voor de bevoegdheden binnen de onderneming. De wijziging kan onder meer betrekking hebben op de rechtsvorm, bijvoorbeeld een V.O.F. wordt een B.V., op het bestuur of de bestuursbevoegdheden, bijvoorbeeld een wisseling van directie- of bestuursleden of op de exploitatie, bijvoorbeeld een café wordt een cafetaria. Een wijziging of bijschrijving van een leidinggevende, niet zijnde de eigenaar of bestuurder, valt niet onder een wijziging van de onderneming.

De toevoeging ‘indien sprake is van…’ beperkt de toepassing van de Wet BIBOB. De Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening schrijven namelijk voor dat in veel meer dan de genoemde gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (bijvoorbeeld bij een wijziging of bijschrijving van een leidinggevende, niet zijnde de eigenaar of bestuurder). Aangezien het te ver voert om de Wet BIBOB op al deze beschikkingaanvragen toe te passen, is deze zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat op aanvragen niet vallend onder de hierboven genoemde situaties in bijzondere gevallen, als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels, geen BIBOBtoets zou kunnen plaatsvinden (zie de toelichting van artikel 4 van de beleidsregels).

Vanuit het oogpunt van deregulering is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om beschikkingen, waarbij het niet nodig is de Wet BIBOB toe te passen, deze beschikkingen uit te zonderen van de Wet BIBOB. Hiervoor komen onder meer in aanmerking beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf. Uit de lokale en landelijke ervaringen is niet gebleken dat bij slijtersbedrijven een verhoogd risico bestaat op criminele activiteiten, zoals genoemd in de Wet BIBOB. In de gemeente Nijmegen is het slijtersbedrijf dan ook uitgezonderd van toepassing van de Wet BIBOB.

Van voornoemde horeca-inrichtingen nemen de coffeeshops een bijzondere positie in. Het gaat hier immers om het gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar feit en wordt slechts onder bepaalde voorwaarden (minimaal de AHOJG-criteria) toegestaan. De laatste jaren is regelmatig gebleken dat sommige coffeeshops relaties hebben met de groothandel in soft- of harddrugs. Of de coffeeshop daarbij als dekmantel of als contactadres functioneert, is niet altijd duidelijk. Daarnaast is het in de coffeeshopwereld vandaag de dag gebruikelijk dat eenmanszaken en V.O.F.’s omgevormd worden tot naamloze en besloten vennootschappen, die vervolgens weer onder moedermaatschappijen hangen. Dit leidt tot ondoorzichtige structuren, waarbij blijkt dat steeds maar een aantal personen achter deze rechtspersonen zitten.

Gemeenten zijn niet verplicht de Wet BIBOB toe te passen en het is ook zeker niet de bedoeling met de Wet BIBOB de coffeeshops uit te bannen. Gemeenten hebben namelijk bij overtredingen met betrekking tot coffeeshops geschikte handhavingsinstrumenten tot hun beschikking, zoals de wet Damocles.

De Wet BIBOB moet dan ook worden beschouwd als een mogelijkheid om de integriteit van de coffeeshophouder te toetsen en niet als een extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven. De Wet BIBOB is vooral belangrijk om te voorkomen dat een vergunning wordt verleend aan een coffeeshophouder die financiële of zakelijke banden onderhoudt met criminele organisaties.

In het Besluit BIBOB zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet BIBOB van toepassing is. Toepassing van de Wet BIBOB is pas mogelijk op het moment dat de gemeente een vergunningensysteem heeft voor deze producten.

Inmiddels zijn er diverse gemeente waar een vergunningstelsel voor smart- en growshops is ingevoerd vanuit het oogpunt van het woon- en leefklimaat. In de gemeente Nijmegen is hier niet voor gekozen en de Wet BIBOB wordt dan ook niet toegepast op smart- en growshops.

III seksinrichtingen e.d.

Met seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Het verschil met een escortbedrijf is dat hier prostitutie wordt aangeboden die op een andere plaats dan in en de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. Bij prostitutie wordt onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Met ‘open prostitutie’ wordt de raam- en straatprostitutie bedoeld. ‘Besloten prostitutie’ zijn de prostitutiebedrijven (de bordelen), clubs, privéhuizen en escortbedrijven.

Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in de gemeente Nijmegen, net als in de meeste andere gemeenten, een exploitatievergunning nodig (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening). Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de Wet BIBOB van toepassing.

De sekssector bestaat uit de gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Mensenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen. Dit blijkt ook uit de criminaliteitsbeeldanalyse van de Politie Gelderland-Zuid voor de gemeente Nijmegen.

De Wet BIBOB wordt toegepast op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub III, van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoeging ‘indien sprake is van…’ geldt hetzelfde als hetgeen hiervoor is gesteld bij horeca-inrichtingen.

IV de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is de omgevingsvergunning in de plaats gekomen van onder meer de bouwvergunning (Woningwet) en milieuvergunning (Wet Milieubeheer). In artikel 2.20 van de Wabo is de Wet BIBOB van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo:

- omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk;

- omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

In de oude Beleidsregels Wet BIBOB was de Wet BIBOB onder meer van toepassing verklaard op reguliere bouwvergunningen in bepaalde, aangewezen delen van de gemeente Nijmegen, te weten Westkanaaldijk 47, Haven- en industrieterrein 25, Kwakkenberg 7 en Staddijk 39. Uit de ervaringen van de afgelopen jaren, zowel lokaal als landelijk, en de criminaliteitsbeeldanalyse van de Politie Gelderland-Zuid voor de gemeente Nijmegen is naar voren gekomen, dat niet alleen bepaalde delen van gemeenten als aandachtsgebied voor de Wet BIBOB gelden, maar vooral bepaalde branches. Het gaat hier om de branches autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen (tweedehands (vracht)autohandel) en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot (oud ijzer). Deze branches hebben een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruikmaken van rechtspersonen als dekmantel om crimineel geld wit te wassen.

Daarom wordt bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk door bedrijven uit deze branches de BIBOBtoets toegepast.

Onder im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen valt niet het inruilen van een auto bij een autodealer met hoofdzakelijk nieuwe auto’s.

Ook de voor bewoning bestemde gebouwen die zijn geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kunnen worden verplaatst zijn in de gemeente Nijmegen een aandachtspunt voor de Wet BIBOB. Dit mede vanwege de relatie van de bewoners met de hierboven genoemde branches en de aandacht voor de (sociale) veiligheid en leefbaarheid rondom dergelijke gebouwen.

De naleving van wet- en regelgeving is op de desbetreffende standplaatsen onvoldoende en daardoor ontstaat mogelijk een vorm van ongelijkheid die niet aanvaardbaar is. Er is tevens sprake van een verhoogde kans op illegale activiteiten.

Gelet hierop wordt de BIBOBtoets toegepast bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-.

De toevoeging ‘voor zover het gaat om…’ beperkt het aantal te toetsen aanvragen. Het is niet zinvol om bij een kleine verbouwing, danwel het plaatsen van bijvoorbeeld een tuinhuisje de BIBOBtoets toe te passen.

Daarnaast zijn de seksinrichtingen hier benoemd. Toezicht op deze inrichtingen is, zoals hiervoor bij punt III gesteld, niet overbodig. Gelet hierop wordt de BIBOBtoets toegepast bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-.

Ook hier geldt dat de toevoeging ‘voor zover het gaat om…’ opgenomen is om het aantal te toetsen aanvragen te beperken. Het is niet zinvol om bij een kleine verbouwing of herstelwerkzaamheden de BIBOBtoets toe te passen.

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

Bij de totstandkoming van de Wet BIBOB zijn bouwvergunningen middels een amendement van de Tweede Kamer onder de werking van de Wet BIBOB gebracht. De ervaring leert nog steeds dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de Wet BIBOB ook bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mogelijk blijft.

Omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk

De Wet BIBOB is van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo alsmede op vergunningen met een beperkte milieutoets, zoals genoemd in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht. Deze beperkte milieutoets is onder meer van toepassing op de branche autodemontage, waardoor voor deze branche de BIBOBtoetst kan worden toegepast.

Voor bedrijven die geen omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit nodig hebben, is er geen wettelijke basis om in het kader van een milieuactiviteit een BIBOBtoets toe te passen.

Speelautomatenhallen

In het Besluit BIBOB zijn speelautomatenhallen aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet BIBOB van toepassing is. Artikel 2.3.3.2. van de Algemeen Plaatselijke Verordening bepaalt dat voor maximaal drie speelautomatenhallen een vergunning kan worden verleend. In de gemeente Nijmegen zijn drie speelautomatenhallen gevestigd, die al geruime tijd door dezelfde exploitant gerund worden (Holland Casino aan de Waalkade, vallend onder de bevoegdheid van het ministerie van Justitie, is hierin niet meegerekend).

In artikel 3 van de beleidsregels zijn beschikkingen ten behoeve van speelautomatenhallen niet opgenomen. De integrale toepassing van de Wet BIBOB op dit deelterrein lijkt namelijk een te zwaar middel. Aanvragers van een vergunning voor een speelautomatenhal zijn bovendien vaak tegelijkertijd horeca-exploitant van die inrichting. En in die hoedanigheid worden zij bij de aanvraag van een drank- en horecavergunning aan de BIBOBtoets onderworpen.

Bovenstaande keuze laat onverlet dat de Wet BIBOB in bijzondere gevallen wel kan worden toegepast (zie artikel 4 van de beleidsregels).

Subsidies

De toepassing van de Wet BIBOB op subsidies is ingevolge artikel 6 van de Wet BIBOB alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald en dit niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld. De subsidieregeling behoeft in dit geval de goedkeuring van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie.

De subsidieverordeningen van de gemeente Nijmegen bevatten geen bepaling waarin de toepassing van de Wet BIBOB mogelijk wordt gemaakt. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Subsidieaanvragen worden dan ook niet getoetst op grond van de Wet BIBOB (ook niet op grond van artikel 4 van de beleidsregels, zie de toelichting bij dit artikel).

Lid 1, sub b. Overheidsopdrachten

De Wet BIBOB zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens de “Kadernota Inkoop Nijmegen” en de uitwerking hiervan in de “Nijmeegse Inkoopregels” Europees moeten worden aanbesteed binnen de krachtens het Besluit BIBOB aangewezen sectoren, te weten bouw, ICT en milieu.

Voor de categorie werken betekent dit op het moment van vaststellen van deze beleidsregels dat toepassing van de beleidsregels plaatsvindt bij overheidsopdrachten vanaf € 4.845.000,- en voor de categorie leveringen en diensten bij overheidsopdrachten vanaf € 193.000,- (deze bedragen worden iedere twee jaar opnieuw vastgesteld). Bovenstaande maakt duidelijk dat sprake moet zijn van een (relatief) groot financieel belang van de gemeente.

Lid 4

Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven. Hieronder wordt ook geschaard de betrokkene die in opdracht van de gemeente een gemeentelijk bouwwerk bouwt.

Ondernemingen waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, maar die als zelfstandig rechtspersoon opereren, vallen niet onder dit lid. Net zoals paracommerciële (horeca-)inrichtingen, waar de overheid een subsidierelatie mee heeft, hier niet onder vallen.

Lid 5

Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine uitbreiding/ verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente Nijmegen zich hiermee verplicht de toepassing van de Wet BIBOB te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde gevallen besluiten tot toepassing van de Wet BIBOB.

Subsidies zijn uitgezonderd van dit artikel, omdat de Nijmeegse subsidieverordeningen de Wet BIBOB niet van toepassing hebben verklaard op aanvragen om subsidies (zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 1 sub subsidies van de beleidsregels).

Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande inrichtingen, waarvoor geen nieuwe aanvraag is gedaan, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet BIBOB, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een BIBOBtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om naast de reguliere aanvraagformulieren een lijst met BIBOBvragen in te vullen en de nodige gegevens en bescheiden over te leggen. In dit kader zijn door het bestuursorgaan BIBOBvragenlijsten opgesteld voor zowel beschikkingen (Vragenlijst op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB) als voor overheidsopdrachten (Eigen verklaring, welke bij aanbestedingen moet worden aangeleverd).

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben.

Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd, probeert het bestuursorgaan meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van betrokkene.

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de Wet BIBOB slechts mogelijk is, indien alle door het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7 van de beleidsregels. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau. Bij het niet rond krijgen van de beoordeling door het bestuursorgaan kan gedacht worden aan vragen over onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager, financier van de onderneming of eigenaar van het pand/ inventaris of omstandigheden die het bestuursorgaan een vermoeden op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB geeft. Met het gevraagde advies aan het Bureau wordt gepoogd de onduidelijkheden weg te nemen en de beoordeling te kunnen maken.

Daarnaast kan de Officier van Justitie een tip geven.

Artikel 9. Informatieplicht

Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.

Artikel 12. Overgangsrecht

Voor lopende aanvragen, die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn ingediend, betekent het overgangsrecht dat zij volgens de Beleidsregels Wet BIBOB (2004) afgehandeld dienen te worden. De Beleidsregels Wet BIBOB (2004) zijn voorts nog van toepassing op voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels afgegeven beschikkingen en gesloten overeenkomsten.

Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 22 februari 2011.

De burgemeester,

mr. Th.C. de Graaf

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 februari 2011.

De secretaris,

drs. B. van der Ploeg

De burgemeester,

mr. Th.C. de Graaf