Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent ambtelijke integriteit Regeling gedragscode ambtelijke integriteit Noord-Holland 2006 |
Citeertitel | Regeling gedragscode ambtelijke integriteit Noord-Holland 2006 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Gedragscode voor de provincie Noord-Holland en de Richtlijn voor het aannemen van geschenken of diensten.
Het historisch overzicht van deze regeling is niet compleet.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2018 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 19-12-2017 | 959257/1016370 |
(Gebaseerd op paragraaf 2.5 van de CAP 2018)
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Gelet op de afspraken in de op 29 juni 2017 tot stand gekomen CAO provincies 2017 – 2018, tot vaststelling van de bijgaande Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018.
De hierna genoemde rechtspositieregelingen worden als gevolg van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 gewijzigd conform de transponeringstabel zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage 2 waarin per rechtspositieregeling wordt aangegeven wat de technische wijziging is:
Regeling gedragscode ambtelijke integriteit Noord-Holland 2006
(Gebaseerd op paragraaf 2.5 van de CAP 2018)
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
Regeling gedragscode ambtelijke integriteit Noord-Holland 2006;
Paragraaf 1. Kernbegrippen van ambtelijke integriteit
Provinciale ambtenaren en daarmee gelijk gesteld werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht door Gedeputeerde Staten in dienst van de provincie zijn genomen, stellen bij hun handelen de kwaliteit van de provinciale dienstverlening centraal. Integriteit is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie, en in het verlengde daarvan de belangen van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Ambtelijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover rekenschap af te leggen.
Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst de ambtelijke integriteit in een breder
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Paragraaf 2. Gedragsregels ambtelijke integriteit
Paragraaf 3. Bestaande wettelijke en rechtspositionele gedragsregels inzake integriteit
Een groot aantal gedragsregels die van belang zijn in verband met de integriteit van de provinciale ambtenaar is al neergelegd in wettelijke en rechtspositionele voorschriften.
Verder kan worden genoemd de verplichting voor de ambtenaar om aangifte te doen van misdrijven (artikel 162 Wetboek van Strafvordering).
In de Ambtenarenwet zijn diverse zaken ten aanzien van de integriteit geregeld.
In meer algemene zin is geregeld dat de provincie en de ambtenaren verplicht zijn zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen (artikel 1.3), dat de ambtenaar verplicht is zich te gedragen naar de maatregelen van orde (artikel 10.1) en dat de ambtenaar disciplinair gestraft kan worden als hij opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt (artikel 10.3).
Daarnaast is in paragraaf 2.5, onder meer ter uitvoering van de verplichtingen in de Ambtenarenwet, een aantal specifieke gedragsregels opgenomen. Artikel 2.5.1 heeft betrekking op de melding, registratie en openbaarmaking van nevenwerkzaamheden, het verbod om bepaalde nevenwerkzaamheden te verrichten, de verplichting om inkomsten uit q.q.-nevenfuncties in de provinciale kas te storten. In artikel 2.5.2 is opgenomen het verbod om deel te nemen aan aannemingen of leveringen ten behoeve van de provincie ) en het verbod tot verzoeken of aannemen van steekpenningen of andere vormen van bevoordeling. Artikel 2.5.3 heeft betrekking op de verplichting voor de ambtenaar om bij aanstelling de eed of belofte af te nemen. Artikel 2.5.4 heeft betrekking op het verbod ten eigen bate of ten bate van derden diensten te laten verrichten door provinciale ambtenaren, provinciale eigendommen te gebruiken of gebruik te maken van kennis uit hoofde van zijn functie, de melding en registratie van financiële belangen en het verbod van financiële belangenverstrengeling. De hierboven genoemde verboden hebben overigens niet steeds een absoluut karakter. Tenslotte is in artikel 2.5.5 de verplichting opgenomen voor bij de provincie werkzame personen de procedure van en rechtsbescherming bij melding van (vermeende) misstanden te regelen. Daarvoor is de Regeling procedure en bescherming bij melding van vermoedens van een misstand getroffen.