Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent toelage afbouw Afbouwregeling provincie Noord-Holland 2012 |
Citeertitel | Afbouwregeling provincie Noord-Holland 2012 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Het historisch overzicht van de regeling is niet compleet.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2018 | 01-07-2019 | nieuwe regeling | 19-12-2017 | 959257/1016370 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Gelet op de afspraken in de op 29 juni 2017 tot stand gekomen CAO provincies 2017 – 2018, tot vaststelling van de bijgaande Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018.
De hierna genoemde rechtspositieregelingen worden als gevolg van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 gewijzigd conform de transponeringstabel zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage 2 waarin per rechtspositieregeling wordt aangegeven wat de technische wijziging is:
Regeling afbouw toelage provincie Noord-Holland 2012
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
Regeling afbouw toelage provincie Noord-Holland 2012
Gebaseerd op artikel 3.3.3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 (CAP 2018)
De berekeningsbasis is het bedrag dat de ambtenaar over de 12 kalendermaanden, voorafgaande aan het tijdstip van de in het eerste lid bedoelde beëindiging of vermindering, gemiddeld per maand aan toelage heeft genoten, verminderd met het bedrag dat hij daarna in totaal per maand gaat genieten aan toelage en aan verhoging van de bezoldiging, anders dan wegens algemene salarisverhogingen.
De overeenkomstig artikel 4 berekende periode wordt in drie gelijke delen gesplitst waarbij, zo nodig, in de eerste twee deelperioden afronding naar boven op een maand plaatsvindt, zonder dat hierdoor de totale periode wordt overschreden.
Gedurende de bedoelde drie deelperioden bedraagt de aflopende toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de voor de desbetreffende maand van toepassing zijnde, in lid 1 bepaalde berekeningsbasis.
De aflopende toelage wordt toegekend voor een periode, gelijk aan een kwart van die waarin de ambtenaar, direct voorafgaande aan het tijdstip van de in artikel 2 bedoelde beëindiging of vermindering de toelage heeft genoten. De aldus berekende periode wordt naar boven afgerond op een maand. De aflopende toelage wordt toegekend voor een periode van maximaal 3 jaar.
Indien de vermindering of beëindiging van een toelage, zoals bedoeld in artikel 2 betrekking heeft op een ambtenaar van 60 jaar of ouder wordt, mits hij de toelage voor ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, een blijvende toelage toegekend van 100% van de in artikel 3 bepaalde berekeningsbasis.
De aflopende toelage die op grond van deze regeling is toegekend gaat, zodra de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt, over in een blijvende toelage als bedoeld in lid 1. De in de vorige volzin bedoelde blijvende toelage bedraagt, in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2, het percentage van de berekeningsbasis dat voor de berekening van de aflopende toelage laatstelijk op hem van toepassing was.
De aflopende toelage kan met instemming van de ambtenaar worden afgekocht door een uitkering ineens.
Haarlem, 19 december 2017
Gedeputeerde staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
R. M. Bergkamp, provinciesecretaris.
De beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van het college dat met dit onderwerp is belast.
Regeling afbouw toelage provincie Noord-Holland 2012
Deze regeling biedt een voorziening in situaties waarin als gevolg van beëindiging of vermindering van de toelage buiten toedoen van de ambtenaar een blijvende en substantiële inkomensvermindering plaatsvindt en de toelage gedurende een redelijke periode, zijnde minimaal 2 jaar is genoten.
De afbouwregeling heeft als doel de ambtenaar de gelegenheid te bieden om zijn uitgavenpatroon in overeenstemming te brengen met zijn nieuwe inkomenssituatie.
De toelage 1 wordt toegekend voor zolang de ambtenaar die werkzaamheden waarvoor de toelage wordt toegekend verricht. Als deze werkzaamheden eindigen of minder worden, dan leidt dat in beginsel tot beëindiging of vermindering van de toelage.
De voorziening geldt niet alleen wanneer een toelage als gevolg van wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018, daaraan gerelateerde regelingen of provinciale regelingen verminderd of beëindigd wordt, maar onder dezelfde voorwaarden ook als de beëindiging of vermindering van de toelage het gevolg is van een medisch advies van de Arbo-dienst, van een vrijwillige benoeming in het kader van de algemene dienst of van vrijstelling van continudienst in de nachturen vanaf 55 jaar.
De inkomensdaling moet minimaal 3% zijn van de bezoldiging. Bovendien moet de toelage minimaal 2 jaar zijn genoten, zonder vrijwillige onderbreking van langer dan 2 maanden. Onder vrijwillige onderbreking wordt bijvoorbeeld het opnemen van langdurig onbetaald verlof verstaan. Zorgverlof of ouderschapsverlof valt hier niet onder.
De ambtenaar heeft recht op een aflopende toelage gedurende minimaal 6 maanden en maximaal 3 jaar.
De toelage wordt in drie gelijke perioden afgebouwd. Als de afbouwperiode 3 jaar is dan ontvangt de ambtenaar het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%. Verhogingen in de bezoldiging nadien, anders dan ten gevolge van algemene salarisverhogingen, worden daarop in mindering gebracht. In artikel 3 is dit uitgewerkt.
Ambtenaar A heeft een salaris van € 1.800 per maand en een toelage X van € 200 per maand. Die € 200 is ook het gemiddelde over de laatste 12 maanden, wat van belang is, omdat die de grondslag vormt voor de aflopende toelage. Het maximumsalaris van de schaal bedraagt € 2.000 per maand.
Als gevolg van een (blijvende) vermindering van de toelage daalt de toelage tot € 100 per maand. Ambtenaar A heeft, gezien de periode dat hij de toelage heeft ontvangen, aanspraak op een aflopende toelage gedurende de maximumperiode van 3 jaar. De aflopende toelage bedraagt het eerste jaar (€ 200 - € 100 =) € 100 x 75% = € 75 per maand.
Het tweede en derde jaar bedraagt zij € 50 (50%) respectievelijk € 25 (25%) per maand.
Als de ambtenaar in het eerste jaar een stap van 3% van het maximumsalaris van de schaal maakt (= € 60 per maand) op grond van een normaal/ goed beoordeling, dan bedraagt de aflopende toelage in het eerste jaar € 30,-.
De berekening is als volgt: € 200 minus € 100 minus € 60 is € 40,-. € 40,- x 75% is € 30 per maand.
Vindt er in plaats daarvan een algemene salarisverhoging van 2% plaats dan wordt ook de aflopende toelage met dat percentage verhoogd. Dat gebeurt op grond van artikel 3 lid 3 op de volgende wijze: (€ 200 x 102% =) € 204 minus (€ 100 x 102% =) € 102 = €102 x 75% = € 76,50.
Vanaf 60 jaar kan onder voorwaarden een blijvende toelage worden toegekend. Deze bedraagt steeds 100%.
Is er voordien een aflopende toelage toegekend die nog voortduurt op de 60-jarige leeftijd dan wordt die aflopende toelage op het dan geldende niveau omgezet in een blijvende toelage. Als de aflopende toelage op dat moment bijvoorbeeld 50% bedraagt, dan bedraagt ook de blijvende toelage vanaf 60 jaar 50%.
De blijvende toelage wordt toegekend tot het einde van de aanstelling.
Zowel de aflopende toelage als de blijvende toelage op grond van dit artikel maken onderdeel uit van de bezoldiging.
De toelagen die vallen onder deze regeling zijn uitputtend genoemd. Onkostenvergoedingen die zijn toegekend om daadwerkelijk veronderstelde uitgaven te dekken vallen niet onder deze afbouwregeling. Voorbeelden hiervan zijn onkostenvergoedingen die zijn gegeven voor bijvoorbeeld het reinigen van dienstkleding of het kopen van koffie.
Tevens valt afbouw van verlof niet onder deze regeling. De regeling is bedoeld om een onredelijke en plotselinge inkomensachteruitgang te voorkomen. Het vervallen van extra verlof omdat een ambtenaar geen extra verlof meer opbouwt valt hier niet onder.