Organisatie | Oldenzaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent markten Marktreglement Oldenzaal 2012 |
Citeertitel | Marktreglement Oldenzaal 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1: Tekening A Bijlage 2: Tekening B |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2018 | artikel 1.2, 1.7, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 3.5, 3.6, 3.11, 3.14. bijlage 1, 2 | 16-01-2018 | INTB-18-03473 | ||
02-02-2012 | 09-02-2018 | nieuwe regeling | 24-01-2012 | INT-11-00889 |
"Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 31 januari 2012, geplaatst."
Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;
gelet op het bepaalde in artikel 160, eerste lid, sub h, van de Gemeentewet, artikel 3 van de Verordening op de warenmarkten Oldenzaal 2012 en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de Marktverordening Oldenzaal 2012 en een ordelijk verloop van de warenmarkten;
vast te stellen: Reglement voor de warenmarkten in de gemeente Oldenzaal 2012.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1. Begripsomschrijving
De in artikel 1 van de Marktverordening Oldenzaal 2012 gegeven begripsomschrijvingen zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels.
Het is niet toegestaan een kraam of standwerkerplaats in te richten voor godsdienstige, politieke of andere propaganda
Artikel 1.5. Afvalverwijdering
Na afloop van de markt moet het marktterrein schoon worden opgeleverd. Alle afval moet door de vergunninghouder worden opgeruimd en worden meegenomen.
Alleen indien het om verkooptechnische redenen strikt noodzakelijk is, dit ter beoordeling van de marktmeester, mag het voertuig of mogen de voertuigen waarmee de waren worden aangevoerd, achter de kraam worden geparkeerd. De overige voertuigen moeten op een daartoe bestemde plaats buiten het marktterrein worden geparkeerd.
HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN OVER VERGUNNINGEN
Artikel 2.1 Beoordeling aanvraag vergunning
Het college rangschikt de aanvragen voor een standplaatsvergunning
Artikel 2.3. Inschrijving op de anciënniteitlijst
Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder verhandelt en / of de branche waartoe hij behoort.
Artikel 2.6. Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
Een opengevallen vaste standplaats op de markt wordt, indien die niet is vervallen, opnieuw als vaste standplaats uitgegeven met inachtneming van de geldende indeling in branches en beschikbare ruimte. Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Artikel 2.7. Overschrijving vaste standplaatsvergunning
In geval van overlijden, of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, of ingeval van bedrijfsbeëindiging kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde of zijn kind.
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een medewerker van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.
HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN OVER HET GEBRUIK VAN DE STANDPLAATS
Artikel 3.8 Verzorging standplaats
Het is de vergunninghouder verboden op het marktterrein kramen, voertuigen of ander materiaal zodanig te gebruiken, schoon te maken etc., dat de bestrating ter plaatse bevuild kan worden met (restanten van) vetten, oliën en dergelijke dan wel dat daardoor, of door achtergelaten waren, de reiniging van de bestrating wordt bemoeilijkt.
De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend om eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, moet aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken aanwezig hebben, zulks ter beoordeling van het college.
Artikel 3.10 Verlichting standplaats
Het is de standplaatshouder zonder ontheffing van het college verboden op zijn standplaats:
HOOFDSTUK 4. SANCTIE- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 4.1. Intrekken oude regelingen
Het Uitvoeringsbesluit Marktverordening 2002, gemeente Oldenzaal en de Regeling betreffende de samenstelling en werkkring der marktcommissie worden ingetrokken.
Oldenzaal, 24 januari 2012
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
H.W. van Rinsum
de burgemeester,
L.V. Elfers
In verband met de behoefte aan duidelijker en eenvoudiger regels is er voor gekozen om de Verordening op de warenmarkten 2002 (Marktverordening 2002) af te slanken, in die zin dat de kaderstellende bevoegdheden van de raad en de uitvoerende bevoegdheden van onder andere het college uit elkaar zijn getrokken.
De raad geeft het college op grond van artikel 3 van de Verordening op de warenmarkten Oldenzaal 2012 (Marktverordening Oldenzaal 2012) de bevoegdheid nadere regels te stellen. Met dit reglement wordt hieraan invulling gegeven. Getracht wordt om hiermee een duidelijk handvat aan te reiken voor de marktmeesters. Het verdient aanbeveling om beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toestaan van standwerkers, de wachtlijsten, het toegestane verkoopmateriaal, de verzorging van de standplaats, het gebruik van elektriciteit, et cetera.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsomschrijving
Aangezien het reglement feitelijk een uitwerking is van artikel 3 van de Marktverordening Oldenzaal 2012, is het wenselijk de gehanteerde begrippen hierbij aan te laten sluiten.
In de verordening wordt verstaan onder:
Onder c is het begrip vaste standplaats opgenomen. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.
Artikel 1.2. Plaats en tijdstippen van de te houden markten
Artikel 1.3. Inrichting van de markt, branche-indeling
De artikelen 1.2 en 1.3 regelen de plaats, de dag, de tijdstippen en de omvang van de markten op de Ganzenmarkt en de Groote Markt.
Het is beleid dat op de warenmarkten geen ruimte in gebruik wordt gegeven voor andere zaken dan het aan de man brengen van koopwaar. Er mogen dus geen kramen worden ingericht voor politieke partijen, evangelisatie, actiegroepen e.d.
Artikel 1.5. Afvalverwijdering
Omdat de Marktverordening hierin niet voorziet, wordt in dit artikel bepaald dat het marktterrein schoon moet worden opgeleverd en dat alle afval door de vergunninghouder moet worden opgeruimd en meegenomen.
Overigens is in artikel 3.8 nog een en ander bepaald over de verzorging van de standplaats.
Om een ordelijke opstelling van de markt te bewerkstelligen wordt in dit artikel bepaald dat de voertuigen waarmee de waren worden aangevoerd, dan wel de motorvoertuigen waarmee de vergunninghouders naar de markt komen, niet op de markt mogen worden geparkeerd, tenzij dit voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is. Nadat de waren zijn aangevoerd en uitgestald, moet het voertuig op een reguliere parkeerplaats worden geparkeerd.
In 2012 zal het van de warenmarkt op de Ganzenmarkt worden voorzien van een nieuwe bestrating. Daarna zal de Groote Markt volgen. In die bestrating van deze markten worden speciale voorzieningen aangebracht waaraan de marktkraam, de parasol e.d. kunnen worden vastgemaakt. Het is dan verboden om voor dat doel pennen e.d. in de bestrating te slaan. Met dit artikel willen wij voorkomen dat de bestrating daardoor wordt vernield.
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 2.1. Beoordeling aanvraag vergunning
De vergunningsaanvraag wordt beoordeeld op volledigheid en rangschikt de aanvraag zo nodig door plaatsing op een wachtlijst.
Artikel 2.2. Inhoud vaste standplaatsvergunning
In dit artikel wordt weergegeven welke onderdelen een vaste standplaatsvergunning ten minste weergeeft. Het van belang dat gemeenten met betrekking tot de hier opgesomde punten zelf een duidelijk beleid ontwikkelen. Het verdient aanbeveling dat gemeenten zich hierbij baseren op de Handreiking veiligheid markten. Dit is een uitgave die tot stand is gekomen met behulp van de HBD, CVAH en de VNG, en opgesteld door het onderzoeks- en adviesbureau SGBO in 2008. De handreiking geeft richtlijnen voor maatregelen voor zowel gemeenten als ondernemers.
Onder het eerste lid, onderdeel a, is expliciet opgenomen dat naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. Ook de eis van het tweede lid dient dit laatste doel.
Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.
Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, (verkoop)wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken. In dit model is er voor gekozen dit punt niet nader uit te werken. In dit kader wordt er nogmaals opgewezen dat het aanbeveling verdient beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen. Zie ook de toelichting op artikel 2, eerste lid, onder c van de Marktverordening Oldenzaal 2012.
Artikel 2.3. Inschrijving op de anciënniteitlijst
De gemeenten die nog geen anciënniteitlijst hebben, dienen bij introductie van deze lijst een overgangsregeling te maken, om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. Voor alle duidelijkheid zouden alle vergunninghouders schriftelijk kunnen worden bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen.
Artikel 2.4. Inschrijving op de wachtlijst
Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. In de marktverordening is niet gekozen voor een zogenaamd meeloopsysteem. Dit systeem heeft als nadeel dat een gegadigde zich iedere keer moet melden zonder dat hij de zekerheid heeft, dat hij op de markt kan staan. Dit kan problemen opleveren bij verse, bederfelijke waren.
Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Deze jaarlijkse verlenging is wenselijk om controle te houden op het systeem en om de kooplieden gemotiveerd te houden. Om verlenging te vergemakkelijken kan het college voorzien in een standaard-verlengingsformulier.
Artikel 2.5. Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzondere omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen.
Artikel 2.6. Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend, waarbij wordt uitgegaan van het moment van inschrijving van het lopende jaar. Het is mogelijk te bepalen dat de toewijzing in de regel eenmaal per jaar geschiedt.
Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden.
Artikel 2.7. Overschrijving vaste standplaatsvergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden, wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, of is er sprake van bedrijfsbeëindiging, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder.
Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt. Bij de herziening van de verordening en het opstellen van het reglement in 2008 is hier de mogelijkheid aan toegevoegd, dat de vergunning ook op een medewerk(st)er kan worden overgeschreven. Dit omdat het tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend is dat een kind het bedrijf van zijn ouders voort wil zetten en het in de praktijk wenselijk bleek dat deze mogelijkheid ook voor medewerkers werd geboden.
Artikel 2.8. Toewijzing dagplaats
De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.
Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 14, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.
Artikel 2.9. Toewijzing standwerkerplaats
Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkerplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.
Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.
Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst, dat de regels voor de toewijzing van de standplaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn.
Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde standplaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden - niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkerplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende standplaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke standplaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde standplaatsen meer beschikbaar zijn.
Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loting wordt aangemerkt.
Hoofdstuk 3. Bepalingen over het gebruik van de standplaats
Artikel 3.1. Persoonlijk innemen standplaats; bijstand
In dit artikel is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 van de Marktverordening Oldenzaal 2012 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.
De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 3.2. (‘afwezigheid wegens vakantie of bijzondere omstandigheden’) en 3.3 (ontheffing en vervanging) geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.
Artikel 3.2. Afwezigheid wegens vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.
Onder bijzondere omstandigheden wordt tevens ziekte van de vergunninghouder verstaan. Een verplichting van de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring te overleggen is niet meer in de marktverordening opgenomen, omdat de KNMG-artsenfederatie (de beroeporganisatie voor artsen) haar leden ontraadt die informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. De federatie hanteert het standpunt dat van de behandelend arts, die een vertrouwensrelatie heeft met zijn patiënt, niet verwacht mag worden dat deze een onbevooroordeeld advies uitbrengt. Er bestaat geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder wel aanbieden zich door bijvoorbeeld de GG&GD of Arbodienst te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.
Artikel 3.3. Ontheffing en vervanging
Onder bijzondere omstandigheden wordt tevens ziekte van de vergunninghouder verstaan. Zie ook de toelichting bij artikel 3.13.
Tweede lid: In geval van vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk.
Artikel 3.4. Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Eerste lid: In dit verband is artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Tweede lid: Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.
Artikel 3.5. Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.
Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.
Artikel 3.6. Verboden handelingen
Artikel 3.7. Verboden goederen
De artikelen 3.6 en 3.7 spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.
Artikel 3.8. Verzorging standplaats
Het vierde lid geeft regels met betrekking tot het schoonhouden van het marktterrein en de standplaats. De standplaatshouders moeten zelf zorg dragen voor het schoon achterlaten van de standplaats en de omgeving. Vaak levert de reiniging van de bestrating niet meer het gewenste resultaat op. Onder andere terrashouders, aanwonenden en eigenaren van aangrenzende percelen klagen herhaaldelijk over de vervuiling van de bestrating door (restanten van) vetten, oliën en dergelijke en de daaruit voorkomende stank.
Dit heeft ten aanzien van de reiniging van het marktterrein ook tot gevolg dat de bestrating ter plaatse vaker en intensiever moet worden schoongemaakt. Hoewel in mindere mate, geldt dit ook voor de op de bestrating achtergelaten restanten van groente, fruit en andere etenswaren. Als oorzaken van die vervuiling door de standplaatshouders zijn aan te wijzen het materiaalgebruik (open kramen en wagens in plaats van gesloten verkoopwagens), het treffen van onvoldoende voorzieningen (vetvangplaten van voldoende omvang) van de kramen etc. Hier is het beter voorkomen dan genezen. Dit wordt bereikt door eisen te stellen aan het materiaalgebruik, overleg en voorlichting, het instellen van een verbondsbepaling en het zo nodig toepassen van sancties.
Artikel 3.10. Verlichting standplaats
Artikel 3.11. Geluidsapparatuur
Artikel 3.12. Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur
Artikel 3.14 Naamsaanduiding op de standplaats
De artikelen 3.9 tot en met 3.14 spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.
Artikel 4.1. Intrekken oude regeling
Het enigszins met een reglement vergelijkbare Uitvoeringsbesluit Marktverordening 2002, gemeente Oldenzaal, vastgesteld bij besluit van 20 november 2011, nr. 01.5339, wordt ingetrokken.
Voor wat betreft de inwerkingtreding van het reglement wordt logischerwijze aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding van de marktverordening, op basis waarvan deze nadere regels zijn opgesteld.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om het reglement te onderscheiden van eventuele voorgaande reglementen.