Organisatie | Losser |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser houdende regels omtrent jeugdhulp Beleidsregels jeugdhulp gemeente Losser 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Losser 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Jeugdzorg van 16 december 2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2018 | 04-05-2019 | nieuwe regeling | 09-01-2018 | 17Z03414 / 17.0039489 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser,
gelet op de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2017 en hoofdstuk 4 titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het noodzakelijk is om beleidsregels vast te stellen inzake het uitwerken van de uitoefening van de bevoegdheid van het college inzake de jeugdhulp,
Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2017 (hierna: de verordening) en de Nadere regels jeugdhulp gemeente Losser 2018 (hierna: de nadere regels).
De Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2017 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit vindt plaats op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo).
Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).
Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als uiteindelijk resultaat te bereiken dat de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin wordt versterkt.
De Jeugdwet schrijft voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen:
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
In het Beleidsplan Jeugdhulp 2015-2018 is het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
De verordening is 7 maart 2017 vastgesteld door de raad. In de verordening wordt de mogelijkheid voor het college gecreëerd om via de nadere regels zaken uit te werken. Hierbij valt te denken aan: een nadere nuancering van de overige voorzieningen, de individuele voorzieningen, het pgb, het vervoer en het betrekken van ingezeten bij het beleid.
Het beleidsplan, de verordening, de nadere regels en de beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
In deze beleidsregels worden een aantal begrippen nader geduid en toegelicht.
Hoofdstuk 2: Voorliggende voorzieningen
Wanneer blijkt dat jeugdigen en/of hun ouders niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kunnen komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde algemene voorzieningen zijn die de problemen die jeugdigen en ouders ervaren (gedeeltelijk) kunnen oplossen.
Algemene voorziening is een breed begrip. Het betreft voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie of andere vorm van toegang, gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals sportclubs of jeugdactiviteiten in de buurt. Ook maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, GGD, Welzijnswerk, Jongerenwerk behoren tot de algemene voorzieningen.
Jeugdigen en hun ouders komen niet in aanmerking voor een individuele voorziening of voor overige voorzieningen indien er een algemene voorziening is die:
Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Is dit niet het geval, dan zal alsnog een (aanvullende) individuele jeugdhulpvoorziening worden geboden. Indien jeugdigen en/of hun ouders geen gebruik wensen te maken van een beschikbare algemene voorziening kan dat niet automatisch leiden tot het verlenen van een individuele voorziening.
Voorliggende voorzieningen op grond van andere wet- of regelgeving
Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet of Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen. Jeugdigen die gebruik kunnen maken van voorzieningen in het kader van deze genoemde regelingen kunnen geen aanspraak maken op jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet. Indien dit het geval is, zal er op grond van de Jeugdwet geen voorziening worden verstrekt en zullen ouders en kinderen die een aanvraag voor jeugdhulp doen naar onderzoek door het CJG worden verwezen naar de instantie waar een aanvraag voor een voorziening op basis van de voornoemde wetten kan worden behandeld.
Begeleiding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging voor jeugdigen tot18 jaar zijn in de Jeugdwet ondergebracht. De hulpmiddelen en rolstoelen voor jeugdigen vallen onder de Wmo. Hiervoor mag geen bijdrage in de kosten worden gevraagd.
Woningaanpassingen voor jeugdigen onder de 18 jaar, die thuis blijven wonen, vallen ook onder de Wmo.
Aangezien de gemeente zélf verantwoordelijk is voor zowel de uitvoering van de Jeugdwet als van de Wmo, is het mogelijk ervoor te zorgen dat jeugdigen die zowel vóór als ná hun 18e verjaardag hulp nodig hebben, geen last hebben van de overgang naar een ander wettelijk kader.
(Wettelijke) voorliggende voorzieningen in geval van begeleiding.
Dit zijn andere wettelijke regelingen waarop de cliënt aanspraak kan doen gelden met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.
Onderwijs: ondersteuning van kinderen met een hulpvraag gerelateerd aan school is de verantwoordelijkheid van school zelf. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding worden geïndiceerd.
Kinderopvang en buitenschoolse opvang: kinderopvang is verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid
Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwachten, kan begeleiding worden geïndiceerd.
Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet omvatten voorzieningen op het gebied van jeugdhulp ook het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.
Het college stelt hiertoe de Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2018 op.Bij het bepalen of een vervoersvoorziening naar een individuele voorziening jeugdhulp noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, hanteert het college het volgende afwegingskader:
De vraag om een vervoersvoorziening voor een individuele voorziening zal in de regel tegelijk met een aanvraag voor de desbetreffende voorziening aan de orde zijn en wordt dan meegenomen bij de besluitvorming. Het kan echter ook zo zijn dat een vervoersvraag zich na verloop van tijd voordoet (een jeugdige heeft al jeugdhulp, maar er ontstaat een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid). Toekenning van een individuele vervoersvoorziening betekent niet automatisch dat iemand individueel vervoer wordt. Het vervoer kan collectief georganiseerd zijn.
In de nadere regels is daarom de mogelijkheid opgenomen om ook dan nog een vervoersvoorziening toe te kennen. Dan kan alsnog vervoer worden aangevraagd (zie artikel 3.3. van de Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2018).
Hoofdstuk 4: Gebruikelijke hulp
4.1. Wat verstaan we onder gebruikelijke hulp
Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de (pleeg) ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.
In het onderzoek dat uitgevoerd wordt door de consulent wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke zorg behoort en of de gebruikelijke zorg ook daadwerkelijk geleverd kan worden.
Bij gebruikelijke zorg wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:
In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. Hiervoor zal dan ook geen indicatie afgegeven worden.
Bij langdurige situaties bepaalt de consulent of de hulp algemeen gebruikelijke , boven gebruikelijke zorg is en /of er een indicatie afgegeven moet worden.
4.2 Gebruikelijke zorg van (pleeg)ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind
4.3. Afweging gebruikelijke en boven gebruikelijke zorg
Bij gebruikelijke zorg wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding en benodigde intensiviteit van de zorg die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke zorg de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke).
Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie boven gebruikelijk is en een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke zorg. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke zorg’ door ouders geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.
HOOFDSTUK 5 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
De Jeugdwet bevat in hoofdstuk 8 een aantal kaders met betrekking tot het pgb
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders of diens wettelijke vertegenwoordiger die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen.
Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot maximaal 27 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
Als een jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een pgb die hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
Het college toetst of aan de volgende drie wettelijke voorwaarden is voldaan:
Ad. 1 : Bekwaamheid van de aanvrager
Van de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze zelfstandig een waardering kan maken van de belangen ten aanzien van de aanvraag. De aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft en bij welke ondersteuning men gebaat is.
Daarbij moet helder worden of de jeugdige of zijn (pleeg)ouders de verantwoordelijkheden die horen bij het inkopen van zorg met een pgb kunnen uitvoeren, dit wordt door de gemeente Losser getoetst.
Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de aanvrager, ook met hulp uit zijn sociaal netwerk of zijn vertegenwoordiger, problemen zal hebben met het omgaan met PGB.
De aanvrager wordt als niet bekwaam bevonden als
Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb geweigerd worden. Het kan wel zo zijn dat een de aanvrager zelf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden.
De onderbouwing van de afwijzing wordt in de beschikking vermeld.
De aanvrager moet beargumenteren waarom de voorziening in natura die door de gemeente wordt voorgesteld niet passend is. Uit de argumentatie moet blijken dat de aanvrager zich voldoende hebben georiënteerd op een voorziening in natura.
professionele jeugdhulpaanbieders voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen die worden genoemd in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet:
De jeugdige en/of diens ouders dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van niet professionele personen die tot het sociaal netwerk behoren.
Het college stelt als minimale eis aan degene uit het netwerk die de zorg verleent dat:
Degene uit het sociaal netwerk die de zorg verleent is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van personen die in hun opdracht beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met jeugdigen of ouders. Een dergelijke verklaring is niet eerder afgegeven dan 12 maanden voor het tijdstip dat de zorg geleverd wordt. Dit geldt niet bij een herindicatie.
Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, vraagt het college de budgethouders om bij herwaardering/evaluatie van het ondersteuningsplan ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet
5.3 Pgb in geval van een verwijzingsbesluit van een arts of gecertificeerde instelling.
Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen zijn op grond van de Wet bevoegd om een individuele voorziening voor jeugdhulp in te zetten. Voor die jeugdhulp kan gekozen worden voor inzet in de vorm van een pgb. De huisarts dient derhalve, evenals de gemeente, de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb ter sprake te brengen met ouders en jeugdigen. Wanneer ouders en jeugdigen hiervoor willen kiezen, moeten zij een aanvraag hiertoe indienen bij de gemeente, die dan zorgt voor de verdere beoordeling en behandeling van die aanvraag.
Inzet van de toegekende pgb voor andere maatwerkvoorzieningen dan genoemd in het pgb-plan en ondersteuningsplan is niet mogelijk. De budgethouder dient zich te houden aan dat wat in het ondersteuningsplan staat.
De financieel-administratieve afhandeling van het pgb gebeurt verplicht voor alle pgb-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouder en de gemeente.
De verantwoording is voor de budgethouder eenvoudiger doordat de gemeente vooraf toetst en het geld alleen besteed kan worden aan hetgeen is afgesproken. Gemeenten hebben steeds inzage in de bestedingen. Terugvordering gebeurt bij overbesteding van het budget en wanneer het pgb is stopgezet door verhuizing of andere redenen ( onrechtmatig gebruik)
5.6 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder
De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het sluiten van een zorgovereenkomst met een hulpverlener. Dit moet via de formats die de SVB hiervoor beschikbaar stelt. De SVB toetst de arbeidsrechtelijke juistheid van de door de pgb budgethouder ingediende zorgovereenkomsten.
5.7. Pgb-inzet sociaal netwerk
Het uitgangspunt is en blijft dat de aanvrager in eerste instantie het zelf oplost, al dan niet met behulp van zijn sociale netwerk.
Hierbij staan eigen kracht en verantwoordelijkheid centraal.
In sommige situaties is het denkbaar dat ondersteuning door een persoon uit het sociale netwerk beter aansluit bij de behoefte van de aanvrager. In deze situaties is het mogelijk een pgb toe te kennen. Er is bij de personen uit het sociaal netwerk die hulp gaan verlenen geen sprake van overbelasting.
5.8. Voorwaarden pgb sociaal netwerk
Een pgb voor het betrekken van jeugdhulp door een persoon die behoort tot het sociale netwerk/niet professional kan worden verstrekt als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
Ad.a inzet van het sociaal netwerk met een pgb wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien een of meer van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
We onderscheiden 2 soorten ondersteuning vanuit het sociale netwerk:
Hulpverleners uit het sociale netwerk die in dienst zijn van een professionele instelling of die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer. De professie en diploma’s van de hulpverlener dienen aan te sluiten bij de hulpvraag van de pgb-houder. Indien het gaat om een zzp-er dan dient de hulpverlener te beschikken over een KvK inschrijving en een bedrijfsomschrijving die aansluit bij de hulpvraag.