Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling over de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen (9.14) |
Citeertitel | Regeling gemeentelijke belastingen 2002 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | art. 2, lid 2 vervallen | 01-11-2005 Rond Haaksbergen, 22-12-2005 | |||
01-01-2002 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 26-09-2001 Rond Haaksbergen, 04-10-2001 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, onderdeel a, en derde lid, van de Gemeentewet ;
gelet op artikel 8 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen, artikel 10 van de Verordening forensenbelasting, artikel 15 van de Verordening toeristenbelasting, artikel 11 van de Verordening parkeerbelastingen, artikel 10 van de Verordening hondenbelasting, artikel 11 van de Verordening rioolrechten 2002, artikel 18 van de Verordening reinigingsheffingen, artikel 10 van de Verordening lijkbezorgingsrechten, artikel 52 van de Legesverordening en artikel 10 van de Verordening marktgelden;
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;
Regeling over de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen 2002
Artikel 1 Reikwijdte van de regeling
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de belastingverordeningen van de gemeente Haaksbergen voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.
De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingsjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingsplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingsplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.