Organisatie | Drimmelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2018 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 12-06-2020 | Nieuwe regeling | 12-12-2017 |
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Drimmelen,
gelet op artikel 16 van de Verordening jeugdhulp gemeente Drimmelen 2017,
De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet en de Verordening. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Individuele voorziening: de gemeente biedt individuele (niet vrij-toegankelijke) jeugdhulpvoorzieningen, namelijk op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 tweede lid van de Verordening, waarvoor een beschikking van het college nodig is.
Ondersteuningsplan: zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening.
Persoonlijke verzorging: hulp bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (bijvoorbeeld hulp bij het opstaan, wassen, aankleden en naar het toilet gaan), hulp op het vlak van zelfverzorging (bijvoorbeeld haren kammen, mondverzorging of hoortoestel aan-/uitzetten) en het geven van advies, instructie en voorlichting met betrekking tot persoonlijke verzorging.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
Artikel 3 Algemene voorwaarden pgb
Een pgb is alleen mogelijk indien:
een aanvrager in aanmerking komt voor een individuele jeugdhulpvoorziening op grond van artikel 2.2 van de verordening en dit in de vorm van een pgb wenst te ontvangen; en
naar het oordeel van het college is voldaan aan alle in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet genoemde voorwaarden (zie bijlage 1); en
voor andere of overige (vrij toegankelijke) voorzieningen als bedoeld in de verordening waarvoor het college geen beschikking afgeeft ;
voor zover er sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 8.1.1 vierde lid van de Jeugdwet.
Artikel 7 Voorwaarden voor besteding pgb
Budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:
Vervoerskosten voor zover hiervoor een beschikking is afgegeven die samenhangt met een individuele voorziening voor begeleiding en/of behandeling in het kader van de jeugdhulp. Een beschikking voor vervoer wordt alleen afgegeven indien dit vervoer naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid.1
Budgethouders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:
alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet valt;
In aanvulling op artikel 11 van de verordening wordt het pgb tussentijds beëindigd wanneer:
Artikel 9 Hoogte van het pgb en tarieven
De hoogte van het pgb is afgeleid van de tarieven waarvoor de gemeente deze diensten heeft gecontracteerd bij verstrekking van ZIN2. Daarbij geldt dat een pgb maximaal de kosten van ZIN mag bedragen). De pgb tarieven voor jeugdhulp worden als volgt bepaald:
Het college kan op basis van de evaluatie besluiten tot aanpassing van de beschikking conform artikel 11 van de verordening.
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders in zijn vergadering van 12 december 2017.
Secretaris,
Burgemeester,
Beoordeling voorwaarden pgb (artikel 8.1.1 van de Jeugdwet)
Van een aanvrager wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.
Van de aanvrager wordt verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
Om na te gaan of de aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de aanvrager beoordeeld.
Deze beoordelingscriteria zijn:
Aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb.
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
Weigeringsgronden op grond van bekwaamheid
De bekwaamheid om een pgb te beheren wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is voor het beheren van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente die wordt neergelegd in een beschikking en waartegen een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
Als er een ernstig vermoeden is dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een budgethouder zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet blijken dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura. Dit betreft geen zware motiveringseis, uit de Jeugdwet vloeit voort dat pgb een gelijkwaardig alternatief is voor ZIN.
Door het opstellen van een persoonlijk plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.
Het plan bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
Volgens de Jeugdwet mag het college een pgb weigeren voor dat deel dat het budget hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag.
Onjuiste of onvolledige gegevens
Volgens de Jeugdwet mag het college een pgb weigeren als aanvrager bij een eerder pgb:
Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de ondersteuning naar het oordeel van de gemeente gewaarborgd te worden. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura3.
Kwaliteitseisen in de Jeugdwet
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten4;
Bij de contractering van de jeugdhulp zijn in de contracten met zorgaanbieders kwaliteitseisen gesteld over de aan te leveren diensten. Deze kwaliteitseisen zijn ook van toepassing op jeugdhulp welke bekostigd wordt uit een pgb.
Aanbieders van jeugdhulp uit een pgb worden gevraagd te verklaren aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Deze verklaring dient aangeleverd te worden bij de zorgovereenkomst.
Voor alle vormen van jeugdhulp kan in principe een pgb ingezet worden, maar niet voor de uitvoering van pleegzorg. Pleegzorg wordt uitsluitend via een pleegzorgaanbieder aangeboden en kan dus niet in de vorm van een pgb. Als een pleegkind zorg of hulp nodig heeft kunnen de pleegouders wel een pgb aanvragen voor het kind.
In het uitvoeringsbesluit is een maximumperiode van 2 jaar opgenomen. In de praktijk blijkt echter dat het merendeel van de beschikkingen voor een kortere periode wordt afgegeven, afhankelijk van bijvoorbeeld de bekwaamheid van de budgethouder om zelf zorg in te kopen, leeftijd en ontwikkeling van het kind of een (niet-stabiele) hulpbehoefte.
Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger van een budgethouder niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
Bij iedere hulpvraag dient onderzocht te worden wat de eigen mogelijkheden zijn en het probleemoplossend vermogen is van de jeugdige en/of zijn ouders met inbegrip van het sociale netwerk om in de hulpvraag te voorzien.
Gebruikelijke hulp aan jeugdigen is de ondersteuning bij het dagelijkse leven, de persoonlijke verzorging en/of de opvoeding die in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders (zie artikel 2).
Voor deze gebruikelijk hulp wordt in beginsel géén individuele voorziening afgegeven. Het valt onder de opvoedende taak van de ouder(s).
Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook zorg omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomt. Het gaat dan om zorg die gebruikelijke zorg vervangt, zoals sondevoeding in plaats van eten, of om zorg die in samenhang met reguliere zorg kan worden geboden, zoals het geven van medicijnen.
Het is bovengebruikelijke hulp als de oorzaak van de extra begeleiding/verzorging ligt bij de problematiek van de jeugdige. Niet alle extra handelingen die gedaan worden ten behoeve van een jeugdige, leiden automatisch tot de noodzaak om een voorziening te treffen. Bedenk immers dat meer ouders hun kind naar een willekeurige vorm van therapie moeten brengen en halen en thuis hun kind moeten stimuleren om oefeningen te doen hiervoor (bijv. fysiotherapie of logopedie).
De bovengebruikelijke hulp kan bestaan uit:
Vanuit het gesprek met ouders en jeugdige ontstaat voor de jeugdprofessional een beeld over het dagelijks functioneren van de jeugdige en de momenten waarbij deze extra begeleiding, toezicht, aansturing en verzorging nodig heeft in vergelijking met leeftijdgenoten.
Situaties waarin geen of minder gebruikelijke hulp wordt verwacht
In de volgende 2 situaties kan er mogelijk (casusafhankelijk te beoordelen) geen of minder gebruikelijke hulp van de ouder verwacht worden5:
als de ouder overbelast is of dreigt te raken. Het is belangrijk te onderzoeken of andere opties mogelijk zijn, zoals het inzetten van het eigen sociale netwerk, om de (dreigende) overbelasting op te heffen. Om zorg voor de jeugdige toe te kennen vanwege de (dreigende) overbelasting van de ouder, moet er wel verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die de ouder biedt aan de jeugdige.
Hoe ‘bepaal’ je (dreigende) overbelasting van ouders?
De (extra) zorg voor een jeugdige kan voor ouders zo zwaar worden dat sprake is van overbelasting. De draagkracht en draaglast zijn dan fors uit balans.
Het kan heel duidelijk zijn dat de ouder overbelast is of dreigt te raken. In andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit tijdens het gesprek en/of nader onderzoek moeten worden uitgediept. Overbelasting kan zich uiten door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft.
Om zorg voor de jeugdige toe te kennen vanwege de (dreigende) overbelasting van de ouder, moet er wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de zorg die de ouder biedt aan de jeugdige.
Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de mate waarin het kind permanent toezicht nodig heeft, hebben invloed op de belastbaarheid van de ouder/verzorger. In de meeste gevallen is het afgeven van een beschikking voor (een deel van) de bovengebruikelijke hulp voldoende om de overbelasting van de ouder(s) te voorkomen of te reduceren. Als ouders zichzelf als zorgverlener inzetten en hierna aangeven dat er sprake is van overbelasting is het logischer dat zij de zorg in dit geval laten verlenen door iemand anders.
Onderstaand schema6 biedt een handvat voor de inschatting van gebruikelijke hulp en gaat uit van jeugdigen met een gezonde ontwikkeling. Hierbij geldt dat ook jeugdigen van dezelfde leeftijd kunnen verschillen; een kind kan meer of minder zorg of begeleiding vragen dan een leeftijdsgenoot. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of zelfstandiger dan het andere kind. En ook enige strubbeling is normaal of passend bij een leeftijdsfase. Voor kinderen van 0-5 jaar zal ongeveer alle zorg gebruikelijke hulp zijn7. Houdt bij de leeftijdsindeling in onderstaand schema de kalenderleeftijd van de jeugdige in gedachten; de verwachtingen bij een 7 jarige zijn anders dan bij een 11 jarige (zij staan wel in dezelfde leeftijdscategorie). Weeg ook de opvoedingsinsteek van ouders mee. Een zorgzame ouder neemt van nature sneller taken over van haar kinderen en levert mogelijk veel uren zorg en begeleiding. De oorzaak van deze tijdsinvestering ligt dan echter bij de ouder en niet bij het kind. Belangrijk is daarom te kijken waar ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige liggen.
In artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet is expliciet geregeld wanneer vervoer onder jeugdhulp valt:
“Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden”. Het staat de gemeente vrij om dit naar eigen inzicht te organiseren, naar het oordeel van het college.