Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijtincidenten honden |
Citeertitel | Beleidsregels bijtincidenten honden |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2018 | nieuwe regeling | 03-01-2018 | 194062781 |
Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd
• Algemene Plaatselijke Verordening gemeente De Fryske Marren, artikel 2:59;
• Gemeentewet, artikelen 125 en 172;
• Algemene wet bestuursrecht (Awb);
• Wetboek van Strafrecht (Sr);
De burgemeester van de gemeente De Fryske Marren;
• dat er in de gemeente meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;
• dat overleg met de politie heeft plaatsgevonden;
• dat in sommige gevallen toch opgetreden moet worden ondanks dat een feit niet voldoende ernstig is om strafrechtelijk op te treden;
• dat het gewenst is om een beleid vast te stellen van het wettelijk voorschrift in de Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 2:59;
• de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3, 4:81, 4:83 en 5:21;
• de Gemeentewet (GW), artikelen 125 en 172;
• de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 2:59.
De burgemeester acht een hond hinderlijk en legt een waarschuwing voor de hond op aan de eigenaar of houder van de hond, bij het eerste geregistreerde bijtincident indien daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.
De burgemeester acht een hond gevaarlijk en legt een kort aanlijngebod en een muilkorfgebod voor de hond op aan de eigenaar of houder van de hond, als er sprake is van een ernstig bijtincident.
Wanneer besloten wordt tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod, wordt aan dit besluit een last onder dwangsom verbonden. Indien niet voldaan wordt aan het aanlijn- en muilkorfgebod verbeurt de eigenaar of houder van de hond een dwangsom van € 500,- per overtreding, tot een maximum van € 2.500,-.
Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname
Als de eigenaar of houder van een hond, die op grond van artikel 3 van deze beleidsregels door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk, in strijd handelt met het aanlijn- en/of muilkorfgebod, en de hond vervolgens een nieuw bijtincident veroorzaakt, of de maximale dwangsom van artikel 4 van deze beleidsregels volledig verbeurd is en de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is wordt de eigenaar of houder van de hond gevraagd om afstand te doen van de hond.
De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als de in lid 1 genoemde situatie zich heeft voorgedaan en de eigenaar of houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond en de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is.
Wanneer uit het uitgevoerde risico-assessment, als bedoeld in lid 5, blijkt dat de hond niet kan worden teruggeplaatst, resocialiseerbaar is, elders herplaatsbaar is of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door de burgemeester besloten de hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.
De kosten van opvang, (medische) verzorging, gedragstest en eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname op grond van artikel 5:21 of artikel 5:31 van de Awb zijn voor rekening van de eigenaar/houder van de hond en worden op hem/haar verhaald. In de overige gevallen zijn de kosten voor de gemeente.
Indien inbeslagname het gevolg is van het toepassen van lid 2, vindt na de gedragstest overleg plaats met de eigenaar/houder van de hond. Indien de gedragstest daar aanleiding toe geeft en de eigenaar/houder de hond terug wil hebben wordt alsnog een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd conform het gestelde in artikel 3. Hierbij kan de burgemeester aan de eigenaar houder ook de plicht opleggen om maatregelen te nemen op zijn/haar eigen terrein zodat zijn/haar hond niet onbegeleid van het eigen terrein kan afgaan/kan ontsnappen van het eigen terrein.
Indien de situatie van lid 3 zich heeft voorgedaan en de hond vervolgens een nieuw bijtincident veroorzaakt wordt alsnog toepassing gegeven aan de procedure beschreven in artikel 6 van deze beleidsregels. In de gevallen waarbij al een gedragstest heeft plaatsgevonden hoeft er geen nieuwe gedragstest plaats te vinden.