Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018 |
Citeertitel | Nadere regels subsidies peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Almere/110164/110164_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2018 | 18-12-2018 | nieuwe regeling | 07-11-2017 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011;
vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 6. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.
Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 12. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.
Peuterspeelzaalwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang, Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd op peuterspeelzaallocaties in specifieke peutergroepen.
VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterspeelzaalwerk voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE, in het jaar 2018.
Artikel 5. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Artikel 7. Hoogte van de subsidie
Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE- peuterplek bezetten, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE-toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter € 500.- per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.
Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde rapportageformat Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2018 en indien noodzakelijk een controleverslag, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijk aantal bezette peuterplekken, het uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) de VVE-toeslag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen. Deze vaststelling kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.
Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het definitieve subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende bedrag.
Het college stelt voor deze nadere regels een subsidieplafond vast van € 3.600.000,-. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
Het aantal aan te vragen plekken per houder bedraagt maximaal het aantal plekken dat houder volgens de kwartaalrapportage van 1 oktober 2017 had gerealiseerd, uitgesplitst naar de categorieën ‘regulier zonder kinderopvangtoeslag’,’ VVE met kinderopvangtoeslag’ en ‘VVE zonder kinderopvangtoeslag’, plus een maximale extra marge van 15 procent van het aantal gerapporteerde plekken per categorie.
Indien voor een houder geldt dat de aantallen gerealiseerde peuterplekken op 1 oktober 2017 aanmerkelijk lager zijn dat het aantal gerealiseerde peuterplekken op 1 december 2017, kan de subsidieaanvraag gebaseerd worden op de aantallen uit kwartaalrapportage van 1 december 2017.
Aanvragen voor nieuwe peuterspeelzaallocaties van houders die in 2017 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk hebben ontvangen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden. Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van DUO (indien beschikbaar op 1 december 2017 hanteren we teldatum 1 oktober 2017, anders teldatum 1 oktober 2016). Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterspeelzaalwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.
Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt,
krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie die op de vroegste datum start met gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk de hoogste prioriteit.
Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in of direct naast een basisschool de hoogste prioriteit.
Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.
Aanvragen voor nieuwe peuterspeelzaallocaties van houders die in 2017 geen gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk ontvingen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden. Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van DUO (indien beschikbaar op 1 december 2017 hanteren we teldatum 1 oktober 2017, anders teldatum 1 oktober 2016). Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterspeelzaallocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.
Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt,
krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie die op de vroegste datum start met gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk de hoogste prioriteit.
Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in of direct naast een basisschool de hoogste prioriteit.
Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.
Artikel 9. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen
Houders die niet eerder subsidie van de Gemeente Almere ontvingen voor peuterspeelzaalwerk (en wier aanvraag valt onder prioriteit III uit artikel 8) krijgen in de periode november-december 2017 een instap-inspectie door de GGD Flevoland. De voorwaarden waarop tijdens deze inspectie wordt getoetst staan opgesomd in Bijlage 4 Eisen instap-inspectie nieuwe aanvragers gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk. Indien uit het inspectieverslag van de GGD blijkt dat houder niet aan alle eisen voldoet, dan komt deze niet voor subsidiëring in aanmerking en zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels,
kan de subsidieaanvraag worden afgewezen indien voor één van de Almeerse locaties van de houder (hetzij een locatie voor peuterspeelzaalwerk, hetzij voor kinderdagopvang, hetzij voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang) in 2017 vanaf het moment van de subsidieaanvraag voor 2018 tot het moment van subsidieverlening voor 2018 bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;
Artikel 10. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek
Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ (zie Bijlage 2), in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s) over 2016.
Indien het verwachte verzamelinkomen over 2018 wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2016 dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2018 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.
Indien op de inkomensverklaring is vermeld ‘geen inkomensgegevens bekend’ kan een kind toch geplaatst worden en ontvangt houder subsidie voor deze peuterplek. In dit geval blijkt het verwachte verzamelinkomen over 2018 uit documenten als salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.
Houder toetst bij de ouders en via de melding aan De Schoor of via Digidoor (zie Artikel 13 lid 7) of de peuter niet al bij een andere kinderopvangorganisatie een gesubsidieerde peuterplek, hetzij regulier hetzij VVE, bezet. Is dat wel het geval, dan is een tweede gesubsidieerde plek voor de betreffende peuter niet mogelijk.
Artikel 12. De subsidieverlening
Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag uiterlijk op 31 december 2017.
Artikel 13. Voorwaarden gedurende de subsidieperiode
Per gesubsidieerde peuterspeelzaallocatie levert houder uiterlijk 2 maanden na de start van de subsidieperiode een recent (daterend uit schooljaar 2016-2017 of later) door houder en samenwerkende basisschool ondertekend Borgingsdocument Doorgaande Lijn aan, voor zover deze nog niet door de gemeente zijn ontvangen.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft op één van de Almeerse locaties van houder (hetzij een locatie voor peuterspeelzaalwerk, hetzij voor kinderdagopvang, hetzij voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang) bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door de GGD blijkt dat de betreffende peuterspeelzaallocatie niet voldoet aan de voorwaarden uit Bijlage 3 Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018, wordt van de houder verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. De gemeente zal de voortgang van deze inspanningen monitoren.
Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op hun website het overzicht van de geldende ouderbijdragen per inkomensgroep en per soort peuterplek, zoals is opgenomen in bijlage 1 van deze Nadere regels, te publiceren. Indien houder niet aan deze verplichting voldoet, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft blijkt dat de het uurtarief op de betreffende peuterspeelzaallocatie voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is, wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.
Artikel 14. Verantwoording subsidie
Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen dan wel in de administratie kan controleren om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2017,
Burgemeester en wethouders van Almere,
de secretaris, de burgemeester,
R. Wielinga F. M. Weerwind
Bijlage 1 Ouderbijdragetabellen 2018
Tabel 1. Ouderbijdrage per maand bij 11 en 12 x per jaar factureren:
Deze tabellen gelden voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen met het uurtarief van € 7,97. Betreft het een doelgroepkind, dan wordt over het 3e en 4e dagdeel geen ouderbijdrage in rekening gebracht.
Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag
De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.
Straatnaam, huisnummer + toevoeging:
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier). (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)
Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):
in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting
bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting 1
op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.
Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van bewijsstukken.
Handtekening: Plaats en datum:
Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:
Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl . Hier kunt u ook een proefberekening maken.
Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming
Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.
Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.
Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?
Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.
Wat is een Inkomensverklaring IB60?
Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.
De Inkomensverklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.
Bijlage 3 Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018
De eisen zijn hoofdzakelijk wettelijke eisen. De cursief gedrukte eisen zijn een Almeerse aanvulling op de wettelijke eisen.
Goed geschoolde pedagogische medewerkers
De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterspeelzaalwerklocatie zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op die locatie wordt gewerkt. Als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.
De houder van het kinderdagverblijf waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van pedagogisch medewerkers worden onderhouden. Het gaat om het op peil houden van kennis en vaardigheden ten aan zien van:
Op de VVE-locaties wordt gewerkt met een VVE-programma. Daaronder verstaan we één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Ben ik in Beeld, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.
Beleid op locatie ten aanzien van voorschoolse educatie (vanaf 1 juli 2018. Exacte invulling wordt later toegevoegd)
In het pedagogisch beleidsplan is beschreven welke visie de kinderopvangorganisatie heeft op voorschoolse educatie en op welke wijze deze visie is te herkennen in het aanbod van de activiteiten. De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.
In het pedagogisch beleidsplan is beschreven hoe de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en het aanbod van voorschoolse educatie hier op wordt afgestemd. De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.
In het pedagogisch beleidsplan is beschreven op welke wijze de ouders betrokken worden bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. De houder geeft uitvoering aan dit onderdeel van het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.
In het pedagogisch beleidsplan is aangegeven op welke wijze vormgeven wordt aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- en vroegschoolse educatie. De houder geeft uitvoering aan dit onderdeel van het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.
Bijlage 4 Eisen Instap-inspectie nieuwe aanvragers gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk
De voorschoolse locatie waar gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk uitgevoerd zal worden heeft een schriftelijk Werkplan waarin in ieder geval de volgende vier onderwerpen zijn uitgewerkt:
Goed geschoolde pedagogische medewerkers
Met betrekking tot de beroepskrachten op de te starten peuterspeelzaallocatie geldt dat zij:
De beroepskrachten die de voorschoolse educatie gaan geven beschikken aantoonbaar over ten minste niveau 3F op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen.De aanvrager beschikt op het moment van de subsidieaanvraag aantoonbaar over minimaal één beroepskracht die op de locatie de voorschoolse educatie zal gaan uitvoeren en die aantoonbaar aan bovenstaande drie eisen voldoet, en indien er nog geen tweede beroepskracht is aangetrokken, heeft aanvrager een schriftelijk plan voor de wijze waarop minimaal één andere beroepskracht aangetrokken zal worden, die aan bovenstaande eisen voldoet en die indien nodig opgeleid zal worden voor het VVE-programma waarmee op de locatie zal worden gewerkt.
In het Werkplan wordt ingegaan op de vormgeving van de te subsidiëren peutergroep(en). Aan bod komen in ieder geval:
Op de VVE-locaties wordt gewerkt met een VVE-programma. Daaronder verstaan we één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Ben ik in Beeld, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.In het Werkplan heeft de aanvrager weergegeven met welk VVE-programma op de locatie gewerkt zal worden en is een beargumenteerde keuze voor dit programma beschreven.
Beleid op locatie ten aanzien van voorschoolse educatie
In het Werkplan komen ten aanzien van het beleid voorschoolse educatie aan bod:
De voorschoolse locatie waar gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk uitgevoerd zal worden heeft met minimaal één basisschool schriftelijk en aantoonbaar (door ondertekening van beide partijen) voorlopige samenwerkingsafspraken uitgewerkt. Dat betreft in ieder geval de afspraken ten aanzien van de inhoudelijke aansluiting en de overgang naar de basisschool en het document dat daarbij gebruikt zal worden (bij voorkeur het borgingsdocument doorgaande lijn. HYPERLINK "https://www.almere.nl/fileadmin/files/almere/dienstverlening/Almeers_Borgingsdocument_Doorgaande_Lijn_voorschools-basisschool_2016.pdf" Borgingsdocument Doorgaande lijn LEA Almere 2015-2019
U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student