Organisatie | Bergeijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Ambtsinstructie Leerplicht gemeente Bergeijk 2017 |
Citeertitel | Ambtsinstructie Leerplicht gemeente Bergeijk 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 16 van de Leerplichtwet 1969
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2018 | Nieuw beleid | 27-06-2017 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk,
Begripsbepalingen en afkortingen
In deze instructie wordt verstaan onder:
Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan (artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht).
De grondslag van de ambtsinstructie staat in artikel 16 lid 4 van de Leerplichtwet 1969 beschreven. In dit artikel staat de opdracht beschreven aan het college van burgemeester en wethouders, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie. Hierin staat:
De ambtsinstructie vermeldt hoe de leerplichtambtenaar de wettelijke taken, die aan de gemeente zijn opgelegd, moet uitvoeren. Ook geeft de ambtsinstructie aan met welke instanties de leerplichtambtenaar bij de uitvoering van zijn taken moet samenwerken en hoe hij overleg pleegt met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten. Het doel daarbij is de maatschappelijke zorg binnen leerplicht te borgen.
De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de LPW zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.
De ambtsinstructie kent drie onderdelen, te weten:
Voorafgaand aan deze drie onderdelen besteed de ambtsinstructie aandacht aan het beleid dat de leerplichtambtenaar voert met betrekking tot de leerplicht. Maatschappelijke zorg, maar ook handhaving en registratie komen daarbij in hoofdstuk 2 aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat algemene informatie. In hoofdstuk 4 besteden we aandacht aan de preventieve taken van de leerplichtambtenaar. Beschreven wordt hoe de leerplichtambtenaar aandacht besteed aan het voortijdig schoolverlaten. De actie rondom de overgang van leerlingen van het VMBO naar het MBO is daarbij heel belangrijk. Ook een goede voorlichting helpt ouders en leerlingen te begrijpen waarom het behalen van een startkwalificatie zo belangrijk is!
In hoofdstuk 10 gaan we in op de wettelijke verplichtingen die de leerplichtambtenaar heeft rondom de verslaglegging richting gemeenteraad en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). In hoofdstuk 11 wordt de privacy- en klachtenprocedure beschreven.
De functie van de leerplichtambtenaar is geen statisch geheel en ondervindt door de jaren heen wijzigingen. Dit zowel inhoudelijk binnen de functie, als binnen de samenwerking met de betrokken instellingen, organisaties en de gemeenten in de regio. Daarom is het aan te bevelen iedere vijf jaar na te gaan of de ambtsinstructie Leerplicht geactualiseerd moet worden. Aangezien de regiogemeenten onderhavige ambstinstructie reeds in 2013 hebben vastgesteld. Zal deze in 2018 weer geactualiseerd worden. Hierbij zal in regionaal verband worden samengewerkt.
Naast het waarborgen van het recht op onderwijs, op grond van internationale verdragen een taak voor de overheid, heeft de overheid ook een taak om te waarborgen dat de jongeren van dat recht op onderwijs gebruik maken.
Om te borgen dat jongeren van het recht op onderwijs met regelmaat gebruik maken is de Leerplichtwet 1969 van kracht. Deze wet geeft voor het uitoefenen van deze taak een aantal voorschriften. Het is de opdracht aan burgemeester en wethouders van de gemeente om de uitvoering van deze taak mogelijk te maken. De kern van deze taak ligt in het helpen voorkomen van ontsporingen in de schoolloopbaan van kinderen. In de eerste plaats ligt hier een taak voor de ouders en verder uiteraard ook voor de school. De LPW geeft aan burgemeester en wethouders, en in hun verlengde de leerplichtambtenaar, de bevoegdheden om op te treden als het misloopt of dreigt mis te lopen in de schoolloopbaan van een jongere. Dit optreden kan gericht zijn op de ouders, de jongere zelf of op het hoofd van de school.
1.1 Ambtsinstructie Leerplicht
De laatste ambtsinstructie dateert van oktober 2005. Sindsdien hebben zich meerdere wijzigingen voorgedaan op verschillende niveaus, waaronder een aantal wijzigingen binnen de LPW, wijzigingen binnen andere relevante regelgeving, binnen de samenwerking met externe partijen en binnen de samenwerking met de gemeenten in de regio Eindhoven/De Kempen. De ambtsinstructie moet daarom geactualiseerd worden.
De instructie moet in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de LPW en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafvordering (WvSv) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
De functie van de leerplichtambtenaar is geen statisch geheel en ondervindt door de jaren heen wijzigingen, zowel inhoudelijk binnen de functie, als binnen de samenwerking met de betrokken instellingen, organisaties en de gemeenten in de regio. Het is daarom aan te bevelen om iedere vijf jaar na te gaan of de ambtsinstructie Leerplicht geactualiseerd moet worden.
1.2 Grondslag en globale inhoud ambtsinstructie Leerplicht
De LPW legt de primaire taken en bevoegdheden van de uitvoering van deze wet bij burgemeester en wethouders. De LPW geeft in artikel 16 aan dat voor de uitoefening van die taken één of meer leerplichtambtenaren moeten worden aangewezen. In ditzelfde artikel wordt de grondslag van de ambtsinstructie beschreven, namelijk in artikel 16 lid 4 LPW. Daar staat de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders geformuleerd, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie:
In de ambtsinstructie wordt vermeld hoe de wettelijke taken die aan de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd (de in de wet verankerde taakstelling). Ook wordt aangegeven met welke instanties en diensten bij de uitvoering van die taken wordt samengewerkt en hoe overleg wordt gepleegd met collega’s van gemeenten in de regio (regionalisering). De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de LPW zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.
Met het opnemen van een instructie voor de leerplichtambtenaar beoogt de wetgever dat het toezicht op naleving van de LPW een stevigere positie krijgt op de bestuurlijke agenda van de gemeente.
Vanuit de notitie “Versterking van de uitvoering van de LPW in de regio Eindhoven/De Kempen” wordt de samenwerking tussen de deelnemende gemeenten bevorderd. Door deze samenwerking wordt, ten aanzien van een aantal concrete taken uit de LPW, voorkomen dat iedereen zelf 'het wiel uit moet vinden'. Daarnaast leidt samenwerking tussen gemeenten tot het vergroten van deskundigheid en uniformiteit ten aanzien van de manier waarop we als leerplichtambtenaar de LPW uitvoeren.
De aanwijzing van instellingen en diensten waarmee de leerplichtambtenaar samenwerkt wordt in de instructie opgenomen. Hiermee krijgt het toezicht op de handhaving van de LPW het karakter van maatschappelijke zorg. Er ligt dan ook een taak voor de leerplichtambtenaar om contacten te onderhouden met diensten en instellingen die op het terrein van de handhaving van de LPW een functie kunnen vervullen. Op het moment dat het verzuim van leer- en kwalificatieplichtigen door allerlei problemen duidelijk wordt, dient er een samenwerking te zijn met de verschillende diensten en instellingen zodat (samen met de school) voor de leerling een goede oplossing kan worden gezocht.
De ambtsinstructie Leerplicht is allereerst een werkdocument voor de leerplichtambtenaar. Volgens artikel 16 lid 1 LPW is het toezicht op de naleving van de LPW aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente opgedragen. Ook staat in dit lid dat zij daartoe één of meerdere ambtenaren als toezichthouders aanwijzen. In lid 2 staat dat deze ambtenaren de eed of de belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. Om deze reden is in artikel 9 van de Leerplichtregeling 1995 de ambtseed opgenomen. Volgens lid 3 zijn leerplichtambtenaren bevoegd hun taak uit te oefenen voor de leerlingen die in Nederland wonen of verblijfplaats hebben. Lid 4 gaat, zoals hierboven beschreven, over de inhoud van de ambtsinstructie.Volgens artikel 16 lid 5 gaat de ambtsinstructie ervan uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid van BOA beschikt.
De leerplichtambtenaar heeft binnen de uitvoering van de LPW, zowel met het bestuursrecht als het strafrecht te maken. De leerplichtambtenaar handelt voor wat betreft de artikelen 3a (vervangende leerplicht), 3b (vervangende leerplicht laatste schooljaar) en artikel 15 (vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs) van de LPW, namens het bestuursorgaan, het college van burgemeester en wethouders, door wie hij is aangesteld. De leerplichtambtenaar is voor deze taken gemandateerd. Deze gemandateerde leerplichtambtenaar neemt vervolgens namens het college van burgemeester en wethouders de beslissingen. De leerplichtambtenaar is dan toezichthouder. Het bestuursrecht en dus de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, op de door de leerplichtambtenaar genomen beslissingen ten aanzien van deze artikelen, van toepassing. Vanuit de Awb zijn een aantal bepalingen van deze wet, die op een toezichthouder in het algemeen betrekking hebben, ook op de leerplichtambtenaar van toepassing.
Voor wat betreft andere onderwerpen uit de LPW handelt de leerplichtambtenaar zelf als bestuursorgaan, zoals bij de uitvoering van artikel 11 sub g en artikel 14 lid 3 van deze wet. De leerplichtambtenaar is ook hierbij toezichthouder en ook ten aanzien van deze beslissingen is de Awb van toepassing.
Daarnaast moet de leerplichtambtenaar, om bepaalde taken binnen de LPW uit te kunnen voeren en zodoende de LPW te handhaven, tevens BOA zijn. Voor wat betreft deze BOA taken, zijn het Openbaar Ministerie (OM) en de Korpschef van de politie de toezichthouders op de leerplichtambtenaar. Het Wetboek van Straf vordering (WvSv) is vervolgens op de handelingen en beslissingen van de leerplichtambtenaar van toepassing (art. 1:6 Awb). De leerplichtambtenaar is op dat moment zowel toezichthouder als handhaver. Op bladzijde 18 komt de Bergeijkse situatie hieromtrent aan de orde.
De ambtsinstructie is een beleidsstuk en werkdocument voor de leerplichtambtenaar. De burger, leerlingen, ouders, scholen en andere betrokkenen moeten de ambtsinstructie erop na kunnen slaan om te zien wat hun rechten en plichten zijn. De ambtsinstructie zal dan ook, na vaststelling, gepubliceerd worden op de website van de gemeente.
In het bijzonder in het belang van de jongere moet door alle betrokkenen geprobeerd worden om het afbreken van een schoolloopbaan te voorkomen. De activiteiten die in dat verband ondernomen worden, vallen onder de noemer ‘maatschappelijke zorg’ en kennen een grote variatie. In individuele gevallen krijgt de leerplichtambtenaar met jongeren en gezinnen te maken en leggen daar waar nodig contacten met vrijwillige dan wel verplichte (jeugd)hulpverlening. In de vorm van zorgadviesteams (ZAT) werken scholen, jeugdzorg en leerplichtambtenaren vaak samen om zo goed mogelijk preventief te kunnen werken: dicht bij de school waar de jongere zit, om snel te kunnen reageren op signalen die kunnen duiden op bedreiging van de schoolloopbaan
De uitvoering van de LPW kent dus naast de wettelijke handhavingstaak de zorg- en preventietaak. Naast repressief werken is er evenzo aandacht voor proactief werken. Gezien de toename van de zwaarte en complexiteit van de problematiek van leerlingen en hun ouders is dit feitelijk niet meer dan noodzakelijk. De aanvankelijke leerplichttaak op registreren en sanctioneren is de afgelopen jaren dan ook behoorlijk uitgebreid. In de gemeente Bergeijk is en wordt deze zorg- en preventieve taak ter hand genomen, door de leerplichtambtenaar een plaats te geven in de al eerder genoemde zorgteams op de scholen. Daarnaast neemt de leerplichtambtenaar deel aan het Casusoverleg Centrum Jeugd en Gezin (CJG).
In de gemeente Bergeijk is geen beperking aangebracht bij de uitvoering van de LPW voor de leerplichtambtenaar. Dit houdt in dat de zorg- en preventietaak volledig wordt uitgevoerd en daarnaast dat de LPW volledig wordt gehandhaafd. Dit alles met de beperking die de LPW hierbij aanbrengt via haar basisuitgangspunt, dat het in het belang moet zijn van de leerplichtige. In de praktijk kan dit inhouden dat de leerplichtambtenaar een bepaling van de LPW niet, niet direct of op een later tijdstip toepast vanwege dit genoemde belang.
Zoals gezegd wordt de LPW in de gemeente Bergeijk volledig gehandhaafd door de leerplichtambtenaar. Hierbij heeft in de afgelopen jaren bij de gemeente Bergeijk beleidsmatig een ontwikkeling plaats gevonden, waardoor deze handhavingstaak volledig in beeld is gekomen, zonder daarbij de zorg- en preventietaak te beperken. Deze ontwikkeling is verder gestimuleerd vanuit de “handleiding strafrechtelijke aanpak schoolverzuim richtlijnen OM”. Hiermee wordt beoogd om landelijk tot een meer eenduidig handhavings- en vervolgingsbeleid te komen ten aanzien van de verschillende vormen van schoolverzuim. Deze handleiding kwam tot stand op initiatief van het Openbaar Ministerie, in samenwerking met Ingrado (vereniging van leerplichtambtenaren).
In de Aanwijzing Leerplichtwet 1969 (vastgesteld 1999) is verwoord dat bij het OM het besef is toegenomen dat strafrechtelijke handhaving van de LPW als één van de instrumenten gezien moet worden bij de aanpak van schoolverzuim die vaker, sneller en effectiever toegepast dient te worden. Dit vooral omdat vanuit wetenschappelijk onderzoek steeds meer een relatie gelegd wordt dat verzuimsignalen bij jongeren een voorbode kunnen zijn van mogelijk crimineel gedrag.
De bovengenoemde Aanwijzing geeft ook aan dat er beter met ketenpartners samen gewerkt moet worden. Vanuit de samenwerking met het OM is men hierdoor bij het Kantongerecht zogenaamde Themazittingen Leerplicht gaan organiseren, waardoor een verbetering van de uitvoering van de processen verbaal Leerplicht in gang is gezet. Vanuit de regiogemeenten is in de afgelopen jaren het initiatief genomen om te komen tot een betere afdoening van het strafrechtelijk juridisch traject van Leerplicht. In samenwerking met het OM en de Raad voor de Kinderbescherming is destijds het Schoolverzuimteam tot stand gebracht, het huidige JCO. Dit is een toegevoegde preventieve schakel voor de leerplichtige jongere tussen 12 en 18 jaar die in overtreding is, in het kader van de LPW, om via ‘maatwerk’ voor deze leerling het regelmatig schoolbezoek weer mogelijk te maken, waarbij ook de HALT-afdoening binnen de schoolverzuimaanpak is geïntroduceerd.
Met ingang van 1 januari 2012 is de Centrale leerlingenregistratie ingevoerd voor leerlingenzorg in de regio Eindhoven/de Kempen en de regio Helmond/Peelland. Hierdoor registreren we op een eenduidige manier en worden systemen regionaal aan elkaar gekoppeld zijn. De ontwikkelingen op het gebied van voortijdig schoolverlaten staan niet stil. Het is een beleidsmatig streven van de landelijke en lokale overheid om de jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie actueel in beeld te hebben en te houden. Op 1 augustus 2009 trad een nieuwe wetswijziging in werking waarbij men het digitale verzuimloket (in eerste instantie via de IB-groep, momenteel via DUO) invoerde. Hierdoor zijn nu alle basisgegevens van een leerling beschikbaar op één centraal punt. Dit alles om mogelijk schoolverzuim goed en snel te kunnen bestrijden.
2.4 Plaats gemeentelijke organisatie
De leerplichtambtenaar dient de signalen uit het werkveld door te geven voor mogelijke voorstellen van nieuw beleid, gericht op het bereiken van zo goed mogelijk passende schoolloopbanen voor alle jongeren uit de gemeente. Gelet op deze taak, ligt het voor de hand dat de leerplichtambtenaar in de gemeentelijke organisatie een plaats heeft in de nabijheid van de onderwijstaken, jeugdzaken en maatschappelijke zorg.
2.5 Wijziging Leerplichtwet 1 augustus 2007
Op 1 augustus 2007 is de Leerplichtwet 1969 gewijzigd. Voor de ambtsinstructie houdt dat in dat daarmee de doelgroep voor de leerplichtambtenaar behoorlijk is uitgebreid. Vanaf 2007 werd de leerplicht verhoogd van partieel leerplichtig vanaf 16 jaar naar volledig leerplichtig tot 18 jaar in die zin dat een jongere leerplichtig is tot de dag dat hij of zij 18 jaar wordt en nog geen startkwalificatie heeft behaald. Een startkwalificatie is een diploma MBO niveau 2 of een HAVO/VWO diploma.
Deze wetswijziging maakt deel uit van een geheel pakket aan maatregelen, onder de noemer “Aanval op de uitval”, waarmee het ministerie van OCW in 2010 het aantal schoolverlaters terug wilde dringen tot maximaal 35.000. Dit aanvalsplan richt zich op 2 doelen: minder schooluitval en leerlingen die toch uitvallen beter begeleiden naar werk of een andere opleiding of beide.
Hoofdstuk 3: Algemene informatie
Voordat de wettelijke taken van de leerplichtambtenaar, ten aanzien van de verschillende soorten verzuim in de hoofdstukken 6 en 7 uiteengezet worden, gaan we allereerst in op een aantal belangrijke begrippen uit de LPW.
In artikel 2 lid 1 LPW staat dat degenen die het gezag over de jongere uitoefenen en de feitelijke verzorging voor hun rekening nemen, verantwoordelijk zijn voor het naleven van deze wet. Meestal zijn dit de ouders, maar dit kunnen ook de ‘voogden’ en/of ‘feitelijke verzorgers’ zijn.1 Zij moeten ervoor zorgen dat hun kind op een school wordt ingeschreven en dat het kind geregeld de school bezoekt. Van jongeren vanaf twaalf jaar wordt verwacht dat ze al enige mate van verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het naar school gaan. Op grond van artikel 26 van de LPW kunnen dan ook zowel ouders als jongeren vanaf twaalf jaar verantwoordelijk worden gehouden, als er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Ook de school heeft hierbij natuurlijk verantwoordelijkheden.
1 Daar waar in de tekst over ouder gesproken wordt, kan afhankelijk van de situatie van de jongere, ook de feitelijke verzorger of voogd bedoeld worden.
Volgens artikel 3 LPW is een kind officieel leerplichtig vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind vijf jaar is geworden. De meeste kinderen gaan al naar school vanaf vierjarige leeftijd (voorbeeld: een kind dat op 26 februari vijf jaar wordt is per 1 maart leerplichtig). De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar wordt. Iemand die op 26 februari zestien jaar wordt, is dus tot het einde van het betreffende schooljaar leerplichtig. Als een kind leerplichtig is, zijn de ouders verplicht om te zorgen dat het kind staat ingeschreven op een school. Als er geen schoolinschrijving is, dan is er sprake van absoluut verzuim.2 De leerplichtambtenaar stelt dan op grond van artikel 22 van de LPW een onderzoek in.
2 Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de LPW (artikel 2, lid 1 LPW).
Na het schooljaar waarin de jongere 16 jaar is geworden, is de jongere ‘kwalificatieplichtig’. De kwalificatieplicht duurt tot achttien jaar. Heeft de jongere voor zijn 18e verjaardag niet aan de kwalificatieplicht voldaan, dan betekent dat dat hij tot zijn 18e verjaardag naar school moet.
De jongere heeft een startkwalificatie als hij een havo- of vwo-diploma heeft gehaald of een diploma van een beroepsopleiding (MBO) op minimaal niveau twee. Na het behalen van een VMBO-diploma heeft een jongere dus nog geen startkwalificatie en is hij dus nog leer- of kwalificatieplichtig. Tijdens de kwalificatieplicht kan de jongere kiezen voor een volledig schoolprogramma (BOL) of voor een combinatie van leren en werken (BBL).
Voor jongeren in het praktijkonderwijs, zeer moeilijk lerende kinderen en meervoudig gehandicapte kinderen is een uitzondering gemaakt. Zij zijn vrijgesteld van de kwalificatieplicht. Dit is terug te vinden in de artikelen 4a en 4b LPW. Ook hier geldt dat, als er geen inschrijving op een school of inrichting is, de ouders dus niet voldoen aan eerder genoemde verplichting. Er is dan sprake van absoluut schoolverzuim.3 De leerplichtambtenaar stelt dan op grond van artikel 22 LPW een onderzoek in.
3 Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling bij een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de LPW (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 LPW).
Artikel 3.4.1 Artikel 3a van de Leerplichtwet 1969
Voor een jongere die tenminste de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt en van wie vast is komen te staan dat hij niet geschikt is om vijf dagen per week dagonderwijs te volgen, bestaat de mogelijkheid van een alternatief leertraject. Via het volgen van een aangepast onderwijsprogramma kan de jongere na een jaar weer instromen in het reguliere onderwijs. Een belangrijk onderdeel van het aangepaste leertraject is praktijkonderwijs.
Om een alternatief leertraject te mogen volgen, moet er in overleg met de directeur van de school een aanvraag voor vervangende leerplicht worden ingediend bij de leerplichtambtenaar van de gemeente waar de jongere in het bevolkingsregister staat ingeschreven. De school voegt hier een begeleidingsprogramma aan toe. Dit programma bevat de onderwijs- en praktijkdoelen voor het kind. Als de leerplichtambtenaar het alternatieve leertraject heeft goedgekeurd, geldt deze toestemming voor de duur van één schooljaar. Dit traject kan, indien nodig, verlengd worden.
3.4.2 Artikel 3b van de Leerplichtwet 1969
Artikel 3b LPW geeft de mogelijkheid tot vervangende leerplicht voor jongeren die in het laatste jaar van de leerplicht zitten. Het verschil met de vervangende leerplicht, zoals deze is verwoord in artikel 3a LPW, is dat er hier sprake is van een vervangende leerplicht waarbij de jongere ingeschreven staat bij een instelling. Ook in dit geval zal het verzoek tot het volgen van een dergelijk programma door de leerplichtambtenaar beoordeeld moeten worden.
3.4.3 Werkwijze leerplichtambtenaar
blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken, met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b), binnen 10 werkdagen worden gevoerd. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt, schriftelijk worden vastgelegd. Vervolgens zorgt hij er voor dat de vastgelegde afspraken in het leerling dossier worden opgenomen en dat, degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard, binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd;
3.5 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet
Als ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de LPW doordat hun kind gebruik maakt van een, niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een, in het verzoek aangegeven termijn, een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de LPW. De leerplichtambtenaar volgt het advies van de Onderwijs Inspectie. Als een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school is in de zin van de wet, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerling hiervan binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte, of verzekert hij4 er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders schriftelijk op de hoogte stelt. De grondslag hiervoor staat in de artikelen 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 LPW.
4 Daar waar in de tekst ‘hij’ geschreven staat, kan dit ook worden vervangen door ‘zij’.
Voorkomen is beter dan genezen. Door middel van voorlichting, onder andere op internet, in schoolgidsen, brochures en door het beantwoorden van telefonische vragen geven we proactief en in een zo vroeg mogelijk stadium, informatie aan leerlingen, ouders, scholen en andere betrokken instellingen.
Jaarlijks maakt de VMBO-school een overzicht van de gekozen vervolgopleidingen van de jongeren die de school verlaten (geslaagd). De leerplichtambtenaar monitort vervolgens of ze bij dit vervolgonderwijs (met name het MBO) daadwerkelijk aankomen. Als het nodig en gewenst is, begeleidt de leerplichtambtenaar de jongere naar een vervolgopleiding.
Met regelmaat is er georganiseerde (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties. Binnen het ZAT en via het CJG, worden jongeren met een complexe problematiek door ketenpartners besproken. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie, welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.
Er bestaat een verwijsindex van Zorg voor Jeugd, waar jongeren die binnen de Zorg bekend zijn, gemeld en besproken kunnen worden.
De leerplichtambtenaar streeft naar een goede samenwerkingsrelatie met de scholen. Hij wordt regelmatig geconsulteerd door de school, ook voordat er sprake is van verzuim of uitval. Hij heeft een advies- en voorlichtingsfunctie voor ouders, instellingen en scholen over verlof, schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Daarnaast geeft de leerplichtambtenaar gerichte voorlichting over de achtergronden, preventie en aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten.
De relevante informatie over leerplicht is te vinden op de gemeentelijke website. Ouders en anderen kunnen ook schriftelijk, telefonisch of persoonlijk meer specifieke informatie opvragen.
4.5 Aansluiting schoolverzuimbeleid op het lokaal onderwijsbeleid
De leerplichtambtenaar heeft als spin in het web vaak raakvlakken met de volgende beleidsterreinen: RMC-beleid (Straks.nu), Gemeentelijk Lokale educatieve agenda, Jeugdbeleid, Veiligheidsbeleid, Arbeidsmarktbeleid en Jeugdgezondheidsbeleid. De leerplichtambtenaar is actief betrokken bij ontwikkelingen in het onderwijsveld. Vanuit praktijkervaringen informeert deze de beleidsafdeling over trends. De leerplichtambtenaar heeft vanuit het werkveld een signaalfunctie naar beleidsmakers om problemen bij het bestrijden van schoolverzuim op te lossen.
Het is uiteraard van belang dat de leerplichtambtenaar beschikt over voldoende kennis en vaardigheden om het werk in dit complexe werkveld naar behoren uit te voeren. Vanuit de gemeente worden voor de functie van leerplichtambtenaar de volgende kwaliteitseisen gesteld:
Daarnaast moet de leerplichtambtenaar bevoegd zijn tot het opmaken van een proces-verbaal (PV). Deze moet dus BOA zijn. De leerplichtambtenaar van de gemeente Bergeijk beschikt nog niet over deze bevoegdheid. Indien noodzakelijk wordt daarvoor de leerplichtambtenaar van Eersel ingeschakeld.
Het deskundigheidsniveau van de leerplichtambtenaar zal hoog moeten worden gehouden, om de LPW op de in de gemeente Bergeijk gewenste wijze uit te kunnen voeren. Dit wordt onder andere mogelijk gemaakt doordat er geregeld cursussen op maat aan alle leerplichtambtenaren in de regio worden aangeboden.
Hoofdstuk 5: Wettelijke taken verzuim
Er zijn verschillende soorten van verzuim op verschillende gronden mogelijk. Het belangrijkste onderscheid in verzuimsoorten is het verzuim van de verplichting tot inschrijving (absoluut verzuim) en het verzuim van de verplichting tot geregeld schoolbezoek (relatief verzuim). Volgens de artikelen 4 en 4c van de LPW moeten de kinderen niet alleen ingeschreven staan op een school om absoluut schoolverzuim te voorkomen, maar ze moeten deze school ook geregeld bezoeken. De directeur van de school is verplicht om verzuim te melden bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in artikelen 21 en 21a LPW. De school mag altijd eerder melden.
De leerplichtambtenaar onderzoekt vervolgens de reden van het verzuim (art. 22 LPW). Er kunnen daarop verschillende maatregelen volgen, afhankelijk van het soort en de reden van het verzuim. Hoe de leerplichtambtenaar dit onderzoek uitvoert, en welke maatregelen er zijn, wordt hieronder beschreven.
De LPW verplicht de gemeente een register bij te houden van de jongeren als bedoeld in deze wet, zodat de leerplichtambtenaar kan controleren of elke leer- en kwalificatieplichtige jongere staat ingeschreven bij een school of instelling. In Bergeijk zijn alle kinderen en jongeren van vier tot en met 22 jaar opgenomen in de zogenoemde Centrale Leerlingen Registratie regio Zuid-Oost Brabant. Dit register is gekoppeld aan het Landelijk GBA netwerk.
De in- en uitschrijvingen, als bedoeld in artikel 18 LPW, van leerlingen worden via het verzuimloket DUO gemeld en in de leerlingenadministratie verwerkt.
5.1.2 Controle op absoluut schoolverzuim
De leerlingenadministratie speelt bij de controle op absoluut verzuim op grond van artikel 19 LPW een belangrijke rol, omdat uit deze administratie blijkt welke jongeren niet op een school of instelling staan ingeschreven. De kortdurende absoluut verzuimers, bijvoorbeeld bij een verhuizing of overstap naar een andere school, staan meestal snel weer ingeschreven op een school. Als het absoluut verzuim langer duurt, dan loopt de jongere meer risico. Deze jongere moet dan ook zo snel mogelijk worden opgespoord.
De leerplichtambtenaar controleert aan het begin van het schooljaar voor het VO en MBO, en daarna maandelijks, of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen volgens de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling staan ingeschreven. Met betrekking tot het PO geldt dat deze controle plaatsvindt binnen zes weken na aanvang van de lessen van de school en daarna maandelijks.
5.1.3 Verplichting scholen/instellingen
Vanuit Duo worden de mutaties vanuit de scholen verwerkt en doorgestuurd naar de gemeente. Tegenover een bericht van uitschrijving van de ene school staat (meestal) voor jongeren tot achttien jaar, zonder startkwalificatie, een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de uitschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.
5.1.4 Kennisgeving in- en uitschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)
De kennisgeving van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van uitschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten moet door de school of instelling binnen zeven dagen gemeld worden. De leerplichtambtenaar maakt vervolgens een leerlingendossier (zie bijlage nr. 2) aan, of voegt de kennisgeving toe aan het al aanwezige leerlingendossier;
zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij PV (van bevindingen) aan de officier van justitie (bij overtreding van de artikelen 18 en 27 onder b LPW);
de leerplichtambtenaar kan aan een directeur op zijn verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school ingeschreven jongere. Als de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat;
In de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) staat niets over schorsing van leerlingen vermeld. Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: ‘wie tot het meerdere bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is’. Met andere woorden: de directeur van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.
De directeur van een school voor Voortgezet Onderwijs (VO) kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling aan te nemen.
Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet de directeur van de school de Inspectie van het Onderwijs schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit voortgezet onderwijs.
5.1.5 Onderzoek door de leerplichtambtenaar
als blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling op een school of instelling is ingeschreven, zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoek de leerplichtambtenaar onmiddellijk of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt;
als blijkt dat er geen sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt hij onmiddellijk contact met de ouders. Ouders kunnen hierover tot tweemaal toe worden aangeschreven. Als ouders, na aanschrijving, niet reageren en/of de leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in;
als ouders in gesprek wordt aangeraden om de jongere op een school of instelling in te schrijven, dan wel een andere actie uit te voeren, controleert de leerplichtambtenaar binnen vijf werkdagen of hieraan inderdaad gehoor is gegeven. Is het advies opgevolgd dan verwerkt hij dit in het dossier. Concludeert de leerplichtambtenaar dat ouders weigeren de jongere als leerling op een school of instelling in te schrijven, zonder dat de jongere op grond van artikel 5, 5a of 15 LPW van deze verplichting is vrijgesteld, dan zendt hij een PV van zijn bevindingen aan de officier van justitie. Er volgt dan een melding aan de Sociale Verzekerings Bank (SVB). Dit laatste is alleen mogelijk bij jongeren van zestien of zeventien jaar;
als de jongere, voordat er sprake is van absoluut verzuim, wel op een school of instelling ingeschreven heeft gestaan, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt zijn zienswijze over het opgetreden absolute verzuim; (bovenstaande vindt zijn grondslag in de artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b LPW).
5.2 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren
Een leer- of kwalificatieplichtige jongere die de school niet regelmatig bezoekt en daarvoor geen toestemming heeft, is in overtreding. Er is echter meestal wel een reden voor dit verzuim. Bij het overgrote deel van de verzuimers blijken problemen de oorzaak te zijn van het verzuim. We spreken daarom ook wel van signaal verzuim. De leerplichtambtenaar is pas op de hoogte van het verzuim als scholen dit melden. Scholen zijn verplicht verzuim te melden (artikel 21 LPW). Ook als anderen dit verzuim constateren, maar ook als bijvoorbeeld schoolartsen, politie of jeugdhulpverlening verzuim zien en melden onderneemt de leerplichtambtenaar actie. De leerplichtambtenaar ondersteunt de scholen bij het uitbouwen van het schoolverzuimbeleid en heeft nauw overleg over wanneer en hoe te melden.
5.2.1 Onderzoek door de leerplichtambtenaar
De leerplichtambtenaar ontvangt de meldingen van schoolverzuim. Jongeren die onderwijs volgen aan het VO of MBO moeten via het verzuimloket DUO gemeld worden. Bij een melding van een jongere die onderwijs volgt aan het PO, (voortgezet) speciaal onderwijs ((V)SO) en het niet-bekostigde onderwijs (bijv. particuliere scholen) moet een Kennisgeving (vermoedelijk) Ongeoorloofd Verzuim bijgevoegd worden;
bij een tweede overtreding of bij voortdurend verzuim, zoekt de leerplichtambtenaar, na ontvangst van een kennisgeving, zo spoedig mogelijk opnieuw contact met de ouders en/of de jongere. Hij stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven. Hij informeert hen tevens over de procedures en eventuele consequenties;
als de leerplichtambtenaar besloten heeft over te gaan tot een Halt-verwijzing, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek. Hij vraagt daarin toestemming aan de ouders en de jongere om door te verwijzen naar Bureau Halt. De leerplichtambtenaar maakt aan de hand van een verkort PV een Halt-verwijzing op. Als de jongere in aanmerking komt voor een Halt-verwijzing stuurt de leerplichtambtenaar hiervan een kennisgeving naar het OM en verwijst de jongere naar Bureau Halt. De leerplichtambtenaar leerplicht licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Halt-straf;
na een derde overtreding, bij een negatieve afdoening van de Halt-verwijzing, of als er zorgen zijn die de overtreding ‘niet-Halt-waardig’ maken, wordt de jongere van 12 jaar (of ouder) opnieuw opgeroepen voor een verhoor. De leerplichtambtenaar maakt ter plekke proces verbaal op voor een melding van het verzuim bij het JCO;
blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, maar dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar tevens een melding doen bij de SVB. Als de leerplichtambtenaar van plan is om een melding bij de SVB te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf zestien jaar op voor een gesprek. Hierbij maakt hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar dat hij van plan is deze melding te doen (zie bijlage nr. 4);
bij een vierde overtreding, na een negatieve afdoening van de door het JCO opgelegde sanctie(s) of bij voortduring van het verzuim, wordt de jongere van 12 jaar (of ouder), wanneer dat nodig is, opnieuw opgeroepen voor een verhoor door de leerplichtambtenaar. Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, maar van vermoedelijk verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, dan maakt de leerplichtambtenaar, nadat hij overleg heeft gehad met het OM, een PV van zijn bevindingen op;
5.2.2 Overtreding directeur van de school
Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur melding is gemaakt, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Wanneer blijkt dat de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar dit melden bij de Onderwijsinspectie. Dit kan via het Loket Onderwijsinspectie. Dit is een gevolg van de wetswijziging op 1 januari 2012 van de Leerplichtwet 1969. Deze wetswijziging houdt in dat het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door schoolhoofden voortaan onderdeel uitmaakt van het toezichtskader op de scholen van de Inspectie van het Onderwijs. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school.
De Inspectie van het Onderwijs heeft de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen wanneer het hoofd van de school of instelling de leerplichtwet overtreedt.
Artikel 21, lid 1 LPW geeft aan wanneer een melding door de directeur van de school verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij een eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: een (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school;
de leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim. Dit met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren, als dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding, uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft.
Hoofdstuk 6: Wettelijke taken vrijstelling en verlof
In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling van de leerplicht verlenen. Er zijn drie soorten vrijstelling mogelijk. Dit zijn:
De laatste wetswijziging op dit punt dateert van 1995 en was bedoeld om de mogelijkheden van extra verlof, buiten de schoolvakanties, sterk in te perken. In de gemeente Bergeijk en de regiogemeenten wordt er in de geest van deze aanscherping gewerkt. Het onderwijsbelang van de jongere staat voorop. Een jongere die veel lestijd mist, loopt risico. De afspraak is dat de leerplichtambtenaar strikt de hand houdt aan deze regels. Er is veel overleg tussen de scholen en leerplichtambtenaar. Alleen met een strikte en gezamenlijke inspanning wordt voorkomen dat extra verlof leidt tot precedentwerking en schoolverzuim. Elk besluit, genomen door de directeur van de school of instelling (minder dan 10 schooldagen) of de leerplichtambtenaar (meer dan 10 schooldagen), moet worden voorzien van een deugdelijke motivering.
6.1 Vrijstelling van leerplicht tot zes jaar
De vrijstelling van leerplicht tot zes jaar is gebaseerd op artikel 11a van de LPW. Als een kind vijf jaar is moet het dagelijks een basisschool bezoeken. Is het kind nog geen zes jaar, dan mag het kind vijf uur per week thuisblijven. Ouders moeten hiervoor dan wel toestemming hebben van de school. Deze vrijstelling kan uitgebreid worden naar maximaal tien uur per week en is bedoeld om overbelasting van het kind te voorkomen.
6.2 Vrijstelling van inschrijving
De vrijstelling tot inschrijving op een school of instelling, op grond van artikel 5 LPW, moet worden aangevraagd bij de leerplichtambtenaar waar het kind of de jongere als ingezetene (in de Gemeentelijke basisadministratie) staat ingeschreven. Het betreft een vrijstelling op basis van:
Lichamelijke of psychische gronden (art. 5 sub a), vanwege bezwaren tegen de richting van het onderwijs (art. 5 sub b), vanwege een schoolinschrijving en het geregeld bezoeken van deze inrichting van onderwijs in het buitenland (art 5 sub c). Deze vrijstellingen staan beschreven in voornoemde artikelen, tevens in de artikelen 6,7,8 en 9 van de LPW.
Daarnaast is er, onder voorwaarden, ook een vrijstelling van schoolinschrijving mogelijk op grond van artikel 15 LPW. Als een vrijstelling op een van bovenstaande gronden wordt verleend, geldt deze voor maximaal één schooljaar.
6.2.1 Vrijstelling op grond van artikel 5
Als ouders een vrijstelling aanvragen op grond van artikel 5 sub a (juncto art. 7) LPW, neemt de leerplichtambtenaar de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. De kennisgeving moet voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag gedaan worden. Verder moet de aanvraag jaarlijks voor 1 juli opnieuw gedaan te worden, tenzij het besluit geldt voor de duur van plaatsing van het kind op een instelling (Medisch Kinder Dagverblijf). Omdat de beslissing van de leerplichtambtenaar geen besluit is in de zin van de AWB, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit;
als de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b (juncto art. 8) van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste twintig werkdagen. Zijn er gegronde redenen aanwezig voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen twintig werkdagen aan de ouders mee. Ook deze vrijstellingsaanvraag moet voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag van het kind worden gedaan en moet jaarlijks opnieuw voor 1 juli aangevraagd worden. Bij de aanvraag moet een verklaring ‘overwegende bezwaren’ zijn gevoegd. De leerling mag niet eerder ingeschreven hebben gestaan op een school waartegen overwegende bezwaren zijn. Ook moet er een redelijke afstand tot een wel geschikte school bestaan. Als de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving gevoegde stukken. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bezwaren c.q. bedenkingen daadwerkelijk tegen de richting van het onderwijs zijn. Dit is noodzakelijk omdat de bedenkingen, volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht moeten worden. Als vaststaat dat de bedenkingen gegrond zijn en ook aan de overige voorwaarden (hierboven genoemd) is voldaan, dan ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is er geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen.5 In het bericht aan de ouders, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet. Als de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan twintig werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling. Als ouders niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, dan zal er een PV absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat de beslissing van de leerplichtambtenaar geen besluit in de zin van de AWB betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit;
als de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen als zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Als de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c (juncto art. 9) van de wet, dan moeten de ouders een verklaring afgeven dat de leerling staat ingeschreven op een school en deze school geregeld bezoekt. Als ouders, door omstandigheden, geen verklaring van de directeur van de in het buitenland gelegen school of inrichting van onderwijs, kan overleggen, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, zij moeten aantonen dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet. De aanvraag moet ieder jaar opnieuw voor 1 juli ingediend worden. Als ouders niet aan deze voorwaarden voldoen, krijgen ouders de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn hun kind alsnog op een school in Nederland in te schrijven. Gebeurt dit niet binnen de gestelde termijn, dan zal er een PV absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat dit besluit van de leerplichtambtenaar geen besluit is in de zin van de AWB, kunnen ouders hiertegen geen bezwaar aantekenen of beroep instellen.
5 Dit strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.
6.2.2 Vrijstelling op grond van artikel 15
Een vrijstelling van een schoolinschrijving, vanwege bijzondere omstandigheden, anders dan in artikel 5 genoemd, kan door de leerplichtambtenaar aan de jongere worden verleend, als wordt aangetoond dat de jongere op een andere wijze voldoende onderwijs volgt. Als ouders van een kwalificatieplichtige jongere een vrijstellingsaanvraag op grond van art. 15 LPW indienen, beslist de leerplichtambtenaar namens het college van B&W op deze aanvraag.
In eerste instantie wordt met school onderzocht of er nog mogelijkheden zijn om voor de jongere een aangepast programma te volgen. Zijn deze er niet dan wordt de vrijstelling toegekend onder de volgende voorwaarden:
Ouders kunnen bezwaar aantekenen tegen het genomen besluit. Deze mogelijkheid en procedure moet vermeld worden in het besluit wat aan ouders wordt gezonden.
6.3 Vrijstelling van geregeld schoolbezoek
Bij een vrijstelling van geregeld schoolbezoek, op grond van artikel 11, gaat het ofwel om vakantieverlof, om verlof vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’ of om verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging.
Artikel 11 sub f juncto art. 13a LPW lichten het vakantieverlof toe. Als ouders vanwege hun werk alleen buiten de schoolvakanties op vakantie kunnen, is het mogelijk om voor hun kind vakantieverlof aan te vragen. Dat moet schriftelijk gebeuren. Bij voorkeur via een speciaal formulier, dat de school de aanvrager op zijn verzoek verstrekt.
Toestemming voor vakantieverlof kan alleen worden gegeven door de directeur (hoofd) van de school. Vakantieverlof is bedoeld voor de jaarlijkse gezinsvakantie, voor maximaal tien aaneengesloten schooldagen, en niet voor een vakantie tussendoor of voor snipperdagen. Deze toestemming wordt dan ook hooguit één keer per schooljaar verleend.
Gaan ouders buiten de schoolvakanties, zonder toestemming van de directeur van de school of de leerplichtambtenaar, op vakantie, dan is er sprake van luxe verzuim. Met het OM wordt periodiek overleg gevoerd over de aanpak van luxe verzuim. De afdoeningen zijn conform de landelijke richtlijnen die het Ministerie van Justitie over het leerplichtbeleid heeft geformuleerd:
6.3.2 Verlof vanwege andere gewichtige omstandigheden
Er kunnen andere belangrijke redenen zijn waardoor een kind niet naar school kan komen. Ook hiervoor moet de ouder, bij maximaal tien schooldagen, toestemming vragen aan de directeur (het hoofd) van de school. Bij meer dan tien schooldagen moeten ouders toestemming krijgen van de leerplichtambtenaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen. Bij voorkeur dient het verlof schriftelijk, door het invullen van een speciaal daarvoor ontworpen formulier te worden aangevraagd. Het gaat hierbij om verlof op grond van art. 11 sub g juncto art. 14 LPW, vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ziekte, een verhuizing, een huwelijk of begrafenis van bloed- of aanverwanten (zie verder bijlage nr. 3). Bewijslast ligt bij ouders.
bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van een medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden;
de leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid betreffende verlofaanvragen wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid;
wordt de verlofaanvraag van 10 schooldagen of meer afgewezen door de leerplichtambtenaar, dan kunnen ouders bezwaar indienen bij de leerplichtambtenaar die het eerdere besluit heeft genomen. Als ouders geen bezwaar indienen, of wanneer het bezwaar niet gegrond wordt verklaard en ouders toch verlof nemen, dan volgt een oproep voor een verhoor bij de leerplichtambtenaar. Er wordt een PV voor relatief verzuim opgemaakt;
met het oog op het ontwikkelen van een topsport- en cultuurklimaat in gemeenten in de regio Zuidoost Brabant worden scholen gestimuleerd beleid voor toptalenten te hanteren. Dit biedt talentvolle jongeren, onder strikte voorwaarden, de gelegenheid onder schooltijd deel te nemen aan trainingen, concoursen, etc. Een voorstel voor een beleidsopzet die in de schoolgids kan worden gepubliceerd (voorwaarde voor het mogen hanteren van dit beleid) wordt onder de scholen in de regio Zuidoost Brabant verspreid (zie bijlage 3.1).
6.3.3 Verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging
Verlof op grond van artikel 11 sub e juncto 13 LPW geeft aan dat jongeren wegens het vervullen van plichten voorvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging (bijvoorbeeld met het Suikerfeest) die dag(en) vrijgesteld van schoolbezoek zijn. Wanneer het kind of de jongere vanwege geloofsovertuiging of levensovertuiging niet op school kan zijn, bijvoorbeeld voor een religieuze feestdag dan moet uiterlijk twee dagen voor de verhindering de school (de directie) geïnformeerd worden.
De aandacht voor de problematiek van schoolverzuim en -uitval neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel op het persoonlijke als op het maatschappelijke vlak zijn de gevolgen van het probleem bijzonder groot. Van verschillende kanten worden er dan ook maatregelen genomen om verzuim en uitval terug te dringen en te voorkomen. Vaak gaat aan voortijdig schooluitval verzuim vooraf, maar er zijn meer signalen die erop duiden dat een leerling voortijdig dreigt te stoppen met school. Te denken valt aan: gedragsproblemen, slechte leerresultaten, zich niet prettig voelen op school, onduidelijke beroepskeuze, etc..Ook de centrale overheid neemt deze problematiek zeer serieus. Dit heeft in 1994 geleid tot aanpassingen in de LPW en tot de R.M.C.-regeling voortijdig schoolverlaten. In de regio Eindhoven/De Kempen heeft de afdeling RMC in 2009 een andere naam gekregen. Deze afdeling heet sindsdien Straks.Nu.
Straks.Nu voert namens de gemeente Eindhoven/De Kempen het beleid, gebaseerd op RMC-wetgeving uit. Het doel van Straks.Nu is het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. In de praktijk betekent het een aanvulling op de doelstellingen en aanpak vanuit de LPW. Straks.Nu richt zich hierbij op:
7.2 Samenwerking Leerplicht-Straks.Nu
Een goed functionerend netwerk van alle relevante partners is noodzakelijk om voor de voortijdige schoolverlaters tot een sluitende aanpak te kunnen komen. In de regio Eindhoven-De Kempen vormen Leerplicht en Straks.Nu één actielijn bij het gezamenlijk bestrijden van het voortijdig schoolverlaten. Het streven is om iedere jongere aan een startkwalificatie of een ander voor de jongere maximaal haalbaar onderwijsniveau te helpen. Daarmee krijgt de jongere uitzicht op een passende plek op de arbeidsmarkt en op een volwaardig maatschappelijk functioneren. De doelgroep is leerlingen tot 23 jaar zonder startkwalificatie. Er vindt geregeld afstemming plaats tussen Bureau Leerplicht en Straks.Nu waarbij men onderling werkafspraken maakt. Ook trajectbegeleiders van Straks.Nu maken deel uit van het overleg met de leerplichtambtenaren uit de regio Eindhoven/De Kempen.
Hoofdstuk 8: Samenwerking regio Eindhoven/De Kempen
Artikel 16 lid 4 sub c van de LPW bepaalt dat in de ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar beschreven moet worden op welke wijze de leerplichtambtenaar bij de uitvoering van zijn taken overleg pleegt en samenwerkt met zijn collega’s van de omliggende gemeenten. De regio Zuidoost-Brabant is voor de uitvoering van de LPW opgedeeld in twee regio’s, te weten Eindhoven/De Kempen en Helmond/Peelland.
De regio Eindhoven/De Kempen heeft in de afgelopen jaren een ontwikkeling laten zien waarbij de kwaliteit van de uitvoering van de LPW steeds scherper in beeld werd gebracht en waarbij de gemeenten in deze regio, om de kwaliteit te verhogen, steeds meer zijn gaan samenwerken. Binnen de regio Eindhoven/De Kempen zijn er een aantal afspraken gemaakt met betrekking tot de uitvoering van de LPW. Afspraken die moeten bevorderen dat er meer uniform en efficiënt wordt gewerkt. Deze afspraken zijn in 2007 vastgelegd in de notitie: ‘Versterking van de uitvoering van de LPW in de regio Eindhoven/De Kempen’. Reden waarom de samenwerking in de afgelopen jaren steeds belangrijker werd, is onder meer het feit dat vanaf 1 augustus 2007 leerplichtambtenaren de LPW mogen uitvoeren in heel Nederland. Voorheen was uitvoering alleen mogelijk in de gemeente die de leerplichtambtenaar benoemd had.
In het kader van meer uniform werken hebben de leerplichtambtenaren van de regio Eindhoven/De Kempen op 16 september 2010 de volgende missie en visie vastgesteld:
Missie: Ieder kind volgt een onderwijs/traject passend bij de eigen mogelijkheden en (leef)omstandigheden.
Visie: Jongeren en hun ouders, maar ook onderwijsinstellingen zijn de eerst verantwoordelijken voor het voorkomen van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Met de leerplichtwet als leidraad, ondersteunt, motiveert en stimuleert Leerplicht Eindhoven – de Kempen jongeren en ouders door laagdrempelig, proactief en zo nodig repressief op te treden. Daarbij zoekt zij actief de samenwerking met partners als onderwijs, hulpverlening en justitie. Als er hiaten worden gesignaleerd in onderwijs- en zorgtrajecten op niveau van een gemeente en/of de regio zal leerplicht Eindhoven – de Kempen deze onder de aandacht brengen en bespreekbaar maken bij beleidsmakers en bestuurders. Dit doet leerplicht Eindhoven – de Kempen omdat:
8.2 Regionaal leerplichtoverleg
De leerplichtambtenaren van de gemeenten in de regio Eindhoven/De Kempen komen ongeveer acht keer per jaar bij elkaar voor een Regionaal Leerplichtoverleg. Tijdens dit overleg staat de uitvoering van de taken volgens de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving (Straks.Nu) centraal. Het doel van dit regionaal overleg is om gezamenlijk tot een meer uniforme regionale uitvoering van de LPW en RMC-wetgeving (Straks.Nu) te komen. Elke leerplichtambtenaar kan hier onderwerpen aanleveren om te bespreken en om tot een nog betere bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten te komen.
In de regio Eindhoven/De Kempen zijn er over de volgende onderwerpen duidelijke werkafspraken gemaakt:
8.3 Eén contactpersoon per school VO en MBO
Na de invoering van de kwalificatieplicht, waarbij de leerplichtambtenaar vanaf 1 augustus 2007 in geheel Nederland mag optreden, zijn er regionaal nieuwe werkafspraken gemaakt. Deze afspraken waren noodzakelijk omdat jongeren niet allemaal in hun eigen gemeente naar school gaan. De scholen voor het VO en MBO kennen dikwijls een instroom vanuit verschillende gemeenten (zowel binnen als buiten de regio). Hierdoor is het voor de scholen vaak niet gemakkelijk om de betrokken leerplichtambtenaar te bereiken. Dit maakt het ook lastig om de LPW uniform voor alle leerlingen op de betreffende school uit te voeren. Aan iedere school in het VO en binnen het MBO is dan ook een leerplichtambtenaar toegewezen die voor de school het aanspreekpunt is (onafhankelijk van waar de leerling woonachtig is). Als de leerling woont in een gemeente buiten de regio Eindhoven/De Kempen, dan zal de leerplichtambtenaar de melding doorzetten naar een collega leerplichtambtenaar van de betreffende gemeente waar de leerling woont. Dit doet de leerplichtambtenaar ook, als hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat er sprake is van een overtreding van de LPW of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere. Deze praktische wijziging maakt een meer uniforme uitvoering van de LPW mogelijk en maakt het voor school een stuk makkelijker om verzuim te melden.
Ook binnen het strafrechtelijk kader is het een en ander veranderd. Binnen de regio Eindhoven/De Kempen bestaat het Justitieel Casus Overleg (JCO). Dit JCO fungeert als 'voorportaal' voor het kantongerecht. Een melding bij het JCO kan leiden tot een extra maatregel tussen de melding bij Bureau Halt en de gang naar de rechter. Binnen het JCO worden alternatieve straffen opgelegd aan leerplichtige leerlingen tussen de twaalf en de achttien jaar die in overtreding van de LPW zijn. Naast genoemde regionale afspraken, worden er ten aanzien van leerplichtovertredingen themazittingen Leerplicht voor de regio Eindhoven/De Kempen georganiseerd. Daarbij is er één aanspreekpunt, een leerplichtambtenaar van de gemeente Eindhoven, die het contact met het OM onderhoudt en werkafspraken maakt.
Hoofdstuk 9: Samenwerking met diensten en instellingen
De redenen waardoor verzuim ontstaat, zijn vaak (zeer) complex. Voor een goede diagnose, maar ook voor de goede oplossingen, is het belangrijk om informatie te verzamelen bij de diverse netwerken waarover de leerplichtambtenaar beschikt. Voor de leerplichtambtenaar is het daarom van groot belang om blijvend te investeren in zijn netwerkpartners. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden begeleid, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. Bijlage nr.1 geeft een overzicht van de ketenpartners waarmee de leerplichtambtenaar te maken krijgt of kan krijgen in zijn werk. De samenwerking met een aantal van deze ketenpartners lichten we hieronder toe.
De leerplichtambtenaar probeert in eerste instantie vanuit een vrijwillig kader te werken. Dit betekent dat ouders en jongeren die zich begeleidbaar opstellen, veelal de mogelijkheid krijgen een vorm van vrijwillige hulp te accepteren. Je kunt hierbij denken aan een bezoek aan de schoolarts of de begeleiding van Bureau Jeugdzorg. Als er bij de leerplichtambtenaar een vermoeden van verwaarlozing van de belangen van de jongere bestaat en ouders en de jongere niet vrijwillig aan hulpverlening willen meewerken, dan kan de leerplichtambtenaar zelf contact opnemen met Bureau Jeugdzorg om een zorgmelding te doen. Hij verzoekt dan om het uitvoeren van een onderzoek. Als de leerplichtambtenaar daartoe besluit, deelt hij dit schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingendossier. Als er een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg bij de jongere is betrokken, waarover een verzuimmelding is binnen gekomen, overlegt de leerplichtambtenaar met de gezinsvoogd over de gewenste aanpak voor wat betreft het schoolverzuim.
De strafbepalingen uit de LPW (artikelen 26, 27 en 28) vormen het justitiële sluitstuk van de wet. Zij zijn van toepassing op de overtredingen zoals deze zijn genoemd in de artikelen 2, 4a, 18 en 21 LPW. De leerplichtambtenaar kan voor wat betreft bovengenoemde bepalingen zijn bevindingen, in de vorm van een PV, aan de officier van justitie van het OM zenden.
9.3 Raad voor de Kinderbescherming
De formele relatie met de Raad van de Kinderbescherming is gelegen in artikel 22 lid 4 LPW. Als de leerplichtambtenaar een PV tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het PV naar de Raad voor de Kinderbescherming (art. 22, lid 5 LPW). Is er tegen de ouders (in verband met schoolverzuim) al eerder een PV opgemaakt, dan zendt de leerplichtambtenaar een afschrift van het PV naar de Raad. De leerplichtambtenaar kan, wanneer hij dit nodig acht, ook in een eerder stadium, vanwege zorgen ook in een eerder stadium de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.
Vanwege de mogelijkheid van een vrijstellingsaanvraag op grond van de artikelen 5 sub a en 7 LPW zijn er afspraken gemaakt met de GGD die een verklaring betreffende de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.
Er wordt nauw samengewerkt met Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het OM en andere belangrijke ketenpartners, gericht op een snellere en adequatere aanpak bij die gevallen van risicovol verzuim, waarbij een meer kaderstellende aanpak gewenst lijkt. Jongeren, waarbij sprake is van complex en of hardnekkig verzuim, worden besproken in het JCO. Hierin kijkt onder andere Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het OM en Leerplicht naar wat de beste aanpak voor de betrokken jongere is. Uitgangspunt is dat een mogelijke interventie zo snel mogelijk tot een gedragsverandering leidt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de ernst van het schoolverzuim:
Schoolverzuim is sinds 2010 een zogenaamd 'Halt-waardig' feit. Voor verwijzing naar Halt bij schoolverzuim geldt een zogenaamde onder- en bovengrens. Bij de ondergrens heeft de jongere meerdere dagdelen verzuimd of is meer dan negen keer te laat gekomen. De ondergrens laat ruimte voor maatwerk. Leerplichtambtenaren, scholen en Halt kunnen hierover binnen hun werkgebied afspraken maken. Bij de bovengrens heeft de jongere een week onafgebroken verzuimd of maximaal tien dagen per half schooljaar. Jongeren komen pas bij Halt als de school en de leerplichtambtenaar verschillende maatregelen hebben getroffen zonder dat deze tot resultaat hebben geleid. Scholen zijn verplicht om een regeling voor verzuim en te laat komen in hun reglement op te nemen.
9.7 De inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De leerplichtambtenaar draagt op grond van artikel 23 LPW (en artikel 5 van de Leerplichtregeling 1995) zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:
9.8 Verwijsindex risicojongeren
De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat de voor hem geldende afspraken uit het (regionale) convenant, over de verwijsindex risicojongeren, worden nageleefd.
De leerplichtambtenaar moet, op grond van artikel 25 van de LPW, jaarlijks voor 1 oktober een jaarverslag maken en dit aan het college van burgemeester en wethouders leveren. Dit in verband met het jaarlijks uit te brengen verslag aan de gemeenteraad. Het jaarverslag geeft het in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid over het afgelopen schooljaar weer. Deze bepaling is in de instructie opgenomen om een actieve betrokkenheid van de gemeenteraad te krijgen en ervoor te zorgen dat de gemeente voldoende stil staat bij de wijze waarop leerplicht in de gemeente wordt uitgevoerd. De jaarlijkse rapportage biedt de mogelijkheid om de resultaten en ontwikkelingen op dit gebied te volgen. De leerplichtambtenaar draagt tot slot zorg voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag over de omvang en behandeling van het schoolverzuim. Het verslag bevat de kwantitatieve gegevens die aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) moeten worden gemeld.
Om beleidsontwikkeling, als dat nodig is, mogelijk te maken, draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de LPW binnen het werkgebied, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld. De leerplichtambtenaar blijft goed op de hoogte van regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de LPW van belang zijn en zorgt voor verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid. Om goed op de hoogte blijven van regionale ontwikkelingen, vindt meerdere malen per jaar ambtelijk overleg plaats met de regiogemeenten. Ook op uitvoerend niveau vindt overleg plaats om aanpak en werkwijze af te stemmen.
Hoofdstuk 11: Privacy- en klachtenprocedure
De leerplichtambtenaar handelt zoals dat vanuit de ambtelijke functie en de LPW wordt verlangd. Hierbij speelt ook de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) een belangrijke rol.
Het gebruik van leerplichtgegevens is op deze wet namelijk van toepassing. De leerplichtambtenaar gaat met leerplichtgegevens om zoals in deze wet is vastgelegd. De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden, binnen de grenzen van deze wet en het Vrijstellingsbesluit Wbp. In het bijzonder artikel 20 van dit Vrijstellingsbesluit. Dit artikel regelt de voorwaarden voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerlingenadministratie. De gemeente hoeft de verwerking van persoonsgegevens van leer- en kwalificatieplichtigen dan niet te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).
De leerplichtambtenaar is officieel als leerplichtambtenaar beëdigd en handelt hiernaar. De leerplichtambtenaar is tevens BOA en handelt conform de hiervoor wettelijk gestelde regelgeving.
De gemeentelijke bezwaarprocedure is van toepassing op besluiten die door de leerplichtambtenaar worden genomen, waarbij hij het bestuursorgaan is of waarbij hij namens het bestuursorgaan gemandateerd is. De Awb is op deze besluiten van toepassing. Dit geldt niet voor de beslissingen die de leerplichtambtenaar binnen het strafrechtelijke traject, als BOA, neemt. Hierop is het Strafrecht van toepassing.
Klachten worden behandeld volgens de gemeentelijke klachtenprocedure.
In artikel 16 van de LPW is uitdrukkelijk bepaald dat het college van burgemeester en wethouders de instructie vaststelt.
Deze instructie treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.
De instructie wordt aangehaald als: "Ambtsinstructie Leerplicht Gemeente Bergeijk 2017".
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders gemeente Bergeijk van 27 juni 2017.
Zoals eerder aangegeven is het raadzaam om de vijf jaar te herzien of de ambtsinstructie Leerplicht van de gemeente Bergeijk geactualiseerd moet worden. Zeker gezien alle ontwikkelingen die op dit moment nog gaande zijn, zoals die binnen de samenwerking met collega’s van de gemeenten in de regio Eindhoven/De Kempen.
Er is gedurende de afgelopen jaren een hechtere samenwerking tussen de regiogemeenten tot stand gekomen. Hierdoor is een meer uniforme en kwalitatief betere werkmethodiek naar leer- en kwalificatieplichtigen ontstaan. Toch blijven er een aantal knelpunten bestaan.
Zonder volledig te willen zijn, volgen hieronder enkele knelpunten, die momenteel door de leerplichtambtenaren binnen de gemeenten van de regio Eindhoven/De Kempen ervaren worden:
er bestaan kwaliteitsverschillen binnen de regio tussen de leerplichtambtenaren van de verschillende gemeenten, waardoor de gewenste kwaliteit en deskundigheid niet in alle gemeenten hetzelfde is. Bepalend hierbij zijn onder andere de omvang van de gemeente, de formatie, verschillen in opleidings- en ervaringsniveau, prioritering en gemeentebeleid, etc.;
vrijstellingen moeten aangevraagd worden bij een leerplichtambtenaar van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) staat ingeschreven. Ook hier kleven praktische bezwaren aan. Op dit moment is de praktijk dan ook anders. De leerplichtambtenaar die als contactpersoon aan de school verbonden is, beoordeelt voor een vlotte en uniforme afhandeling de vrijstellings- of verlofaanvraag en koppelt dit daarna, als dat nodig is, terug aan de betreffende collega leerplichtambtenaar;
Bijlage 1: Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt
De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:
De leerplichtambtenaar legt slechts een leerlingdossier aan over een jongere als de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over zijn:
In het leerlingendossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:
Bijlage 3: Vrijstelling wegens “andere gewichtige omstandigheden”
Het artikel 11 onder g van de LPW, vrijstelling van geregeld schoolbezoek, wegens “andere gewichtige omstandigheden”, kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 LPW. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij kan sprake zijn van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.
Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen zeker niet de volgende situaties:
Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof bij tien dagen of minder:
Bijlage 3.1: Toptalenten sport en cultuur
Op basis van artikel 41 van de Wet op het Primair Onderwijs artikel 11d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs en artikel 46 van de Wet op de Expertisecentra heeft de school het recht om jongeren vrijstelling te verlenen op door de school vastgestelde gronden. Tegenover die vrijstelling staan wel overeen te komen (in te halen) onderwijsactiviteiten.
Wet op het Primair Onderwijs (WPO) artikel 41
Het bevoegd gezag kan op verzoek van de ouders een leerling vrijstellen van het deelnemen aan bepaalde onderwijsactiviteiten. Een vrijstelling kan slechts worden verleend op door het bevoegd gezag vastgestelde gronden. Het bevoegd gezag bepaalt bij de vrijstelling welke onderwijsactiviteiten voor de leerling in de plaats komen van die waarvan vrijstelling is verleend.
Wet op het Voortgezet Onderwijs, artikel 11d
Het bevoegd gezag van een school [...] kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen [...]. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen.
Wet op de Expertisecentra, artikel 46
Het bevoegd gezag kan op verzoek van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling, een leerling vrijstellen van bepaalde onderwijsactiviteiten. Een vrijstelling kan slechts worden verleend, op door het bevoegd gezag vastgestelde gronden. Het bevoegd gezag bepaalt bij de vrijstelling welke onderwijsactiviteiten voor de leerling in de plaats komen van die waarvan vrijstelling is verleend.
Wet Educatie en Beroepsonderwijs
Deze wetteksten houden in dat de school een bepaalde beleidsvrijheid heeft in het verstrekken van vrijstellingen/ontheffingen op vooraf vastgestelde gronden. Er wordt dus van de school verwacht dat het beleid ontwikkelt en de gronden waarop vrijstelling mogelijk is goed omschrijft. Scholen moeten dit beleid publiceren in de schoolgids. Vanuit de gemeente is de scholen bijgaande voorbeeldtest hiervoor aangeleverd:
Sport en cultuur nemen een belangrijke plaats in binnen onze maatschappij. Op hoog niveau presteren als toptalent op het gebied van sport of cultuur valt soms moeilijk te combineren met school. Omdat wij geloven dat het belangrijk is dat kinderen zich ook op andere terreinen ontwikkelen, en wij talentontwikkeling willen bevorderen, wil onze school toptalenten de ruimte bieden hun activiteiten op hoog niveau te combineren met school. Hiervoor kan het nodig zijn dat een leerling een deel van de lestijd wordt vrijgesteld. Daar staat tegenover dat de school in overleg met ouders en/of leerling een inhaalprogramma opstelt dat de leerling moet verwezenlijken.
Wij willen als school een actief toptalentenbeleid voeren en gebruiken hiervoor de beleidsruimte die de wet ons biedt. Wij stellen echter ook voorwaarden bij dit beleid:
aanvragen kunnen alleen worden gedaan voor uitzonderlijke talenten; kinderen die op het hoogste (inter)nationale niveau presteren en, ingeval van topsport, een status hebben gekregen via hun sportbond of NOC*NSF of als toptalent benoemd zijn en bekend zijn bij het Olympisch Netwerk. Voor cultuurtalenten geldt dat een jongere op het hoogste niveau (concoursen bij muziek, filmopnames of toneelvoorstellingen bij acteren) moet presteren en dat het moet gaan om een niet commercieel optreden (denk aan commercials);
in alle gevallen geldt dat de school een plan van aanpak opstelt waarin wordt beschreven hoe de leerling de lesstof van de gemiste lessen gaat inhalen zonder achterstanden op te lopen. Uitgangspunt dient te zijn dat de leerling noch op cognitief, noch op sociaal-emotioneel terrein achter gaat lopen.
De school behoudt zich het recht voor om een vrijstelling in te trekken wanneer de schoolprestaties achteruitgaan of wanneer blijkt dat de leerling op sociaal-emotioneel gebied problemen krijgt.
Aanvragen voor vrijstelling i.v.m. topsport en cultuur worden dus bij de school ingediend en niet bij de leerplichtambtenaar. Dit is echter alleen mogelijk indien scholen hiervoor vooraf beleid hebben ontwikkeld en die ook hebben gepubliceerd en gronden voor vrijstelling hebben vastgesteld. Bovendien moeten aanvragen voor aanvang van het schooljaar schriftelijk bij de school worden ingediend. De school heeft ook een belangrijke taak bij het toezien op het feit dat de schoolloopbaan van de betreffende leerling geen gevaar loopt.
Wanneer de leerling zich niet houdt aan het plan van aanpak doet school melding van ongeoorloofd verzuim en neemt de leerplichtambtenaar de verzuimmelding in behandeling.
Bijlage 4: Werkproces signaal SVB
Met de wijziging van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) heeft de leerplichtambtenaar een nieuw handhavinginstrument gekregen voor zestien- en zeventienjarigen. Als er sprake is van ernstig schoolverzuim (zestien uur ongeoorloofd verzuim in een periode van vier weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium nu de mogelijkheid om een melding te doen bij de SVB met de mededeling dat de LPW niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van zestien en zeventien jaar.
Dit nieuwe instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de LPW overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een PV in een aantal zaken niet meer nodig zijn. Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de LPW te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag), is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te herstellen. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een PV kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. In dat geval bepaalt de rechter welke sanctie hij nodig acht.
Een melding bij de SVB kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim. Als ouders meewerken aan zorg, ongeacht effect van de zorg, is er geen sprake van verwijtbaarheid en wordt dan ook geen signaal afgegeven aan SVB. Een signaal kan alleen worden afgegeven voor jongeren van 16/17 jaar, geboren na 1-10-1993.
Relatief en absoluut verzuim: moment afgifte signaal SVB:
Bij relatief verzuim: bij verwijtbaarheid verzuim aan ouders, en niet meewerken van ouders aan afspraken (bv. rondom zorg) signaal SVB afgeven. Bij absoluut verzuim: bij verwijtbaarheid verzuim aan ouders wordt signaal SVB afgegeven en/of PV absoluut verzuim opgemaakt.
Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Awb. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar- en beroepsprocedure. De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding. Als ouder(s) het niet eens zijn met de maatregel, kan bezwaar worden ingediend bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding gedaan heeft kan in de bezwaarprocedure gevraagd worden schriftelijke informatie te leveren. Evt. kan de leerplichtambtenaar gevraagd worden zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.
de SVB stuurt na de herstelmelding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag dat betaling hervat wordt;
Bijlage 5: Aanstelling defensie en vrijstelling artikel 15 LPW
Als de aanstelling bij Defensie van de jongere vóór zijn 18de jaar wordt beëindigd, vermeldt Defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat Defensie melding doet van dit ontslag aan de betrokken leerplichtambtenaar.
Bijlage 6: Bezwaar- en beroepsprocedure verlof en vrijstellingen
Bezwaarprocedure bij onderstaande vrijstelling- en verlofaanvragen:
Als ouders het niet eens zijn met een besluit van een leerplichtambtenaar (die in mandaat beslist namens het college van Burgemeester en Wethouders= bestuursorgaan) dan kunnen zij hiertegen bezwaar aantekenen door een bezwaarschrift in te dienen bij de leerplichtambtenaar die het eerdere besluit heeft genomen. De leerplichtambtenaar (het bestuursorgaan) bekijkt de zaak dan opnieuw en neemt een besluit op het bezwaarschrift. Dit doet hij nadat de Commissie voor bezwaarschriften hierover een advies heeft gegeven. uders hebben zes weken de tijd om bezwaar te maken tegen een besluit. Deze termijn gaat in op de dag na de schriftelijke bekendmaking (meestal de verzending) van het besluit. Uiterlijk de laatste dag van deze termijn kunnen ouders het bezwaar toesturen. De datum van de poststempel is daarvoor bepalend. Een buiten deze termijn ingediend bezwaarschrift is te laat en wordt niet behandeld.
Het indienen van een bezwaarschrift betekent niet dat van het bestreden besluit geen gebruik mag worden gemaakt. Om een besluit te schorsen moeten ouders een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de rechtbank in Den Bosch.
Als ouders het niet eens zijn met de beslissing van de gemeente op het bezwaarschrift dat is ingediend, dan kunnen zij hiertegen binnen zes weken beroep instellen bij de rechtbank in Den Bosch. et verzoek om voorlopige voorziening en/of beroepschrift moeten zij sturen naar: Rechtbank 's-Hertogenbosch, Sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch.
Als er niet binnen de wettelijke termijn beslist is op het bezwaarschrift, kunnen ouders een brief sturen waarin zij de gemeente in gebreke stellen.
Op grond van de Awb is de gemeente een dwangsom verschuldigd, als er niet binnen twee weken na ingebrekestelling alsnog een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Bezwaarmakers ontvangen dan een beslissing over de aan bezwaarmakers te betalen dwangsom.
Tegen het uitblijven van de beslissing op het bezwaarschrift binnen de wettelijke beslistermijn kan tevens schriftelijk beroep worden ingediend bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector bestuursrecht, postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch. Voor het indienen van een beroepsschrift zijn griffierechten verschuldigd.