Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toetsingscriteria parkeervoorziening gehandicapten |
Citeertitel | Toetsingscriteria parkeervoorziening gehandicapten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De toetsingscriteria voor gehandicapten-parkeerkaarten (deel 1 van de bijlage) zijn vastgelegd in de “Ministriële Regeling Gehandicaptenparkeerkaarten.” Alleen deel 2 is door de gemeente zelf vastgesteld.
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 21-12-2017 | 1070007 |
De regelgeving rond parkeervoorzieningen voor gehandicapten heeft betrekking op twee verschillende parkeervoorzieningen. Dit toetsingsdocument bevat per voorziening de regels zoals deze gelden in de gemeente Katwijk. Het bevat twee delen:
Deel 1: Gehandicaptenparkeerkaarten (conform de Ministeriële Regeling Gehandicaptenparkeerkaart)
Een gehandicapte die als bestuurder of passagier gebruik maakt van een motorvoertuig op meer dan 2 wielen of van een brommobiel, kan in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart.
Houders van een gehandicaptenparkeerkaart genieten parkeerfaciliteiten die anderen in het verkeer niet krijgen. Die faciliteiten geniet men in heel Europa, overeenkomstig de nationale regels van de bij de Europese Gemeenschap aangesloten lidstaten. De bedoeling van deze voorziening is om het vrije verkeer van mensen met een handicap te vergemakkelijken.
De administratieve regels voor het verstrekken, de geldigheidsduur, de vervanging bij slijtage of verlies en het ongeldig worden van gehandicaptenparkeerkaarten zijn vastgelegd in het BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer.
Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart moet aan een aantal criteria worden voldaan. Deze zijn opgenomen in de “Regeling gehandicaptenparkeerkaart”. Deze regeling is opgesteld als vervanging van het “Besluit Invalidenparkeerkaart”. Hiervoor is door de minister van het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu: Ministerie van Infrastructuur en Milieu) overleg gepleegd met diverse organisaties zoals de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland, de Vereniging van Indicerende en adviserende Artsen, het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de (toenmalige) ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Er zijn verschillende typen gehandicaptenparkeerkaarten:
Bestuurders die ook regelmatig passagier zijn Personeel belast met het vervoer van gehandicapte bewoners van een instelling, als die bewoners voldoen aan de criteria die ook gelden voor het type “P” |
1.2 Toetsingscriteria per type
Gehandicaptenparkeerkaart “B” (Bestuurder):
Voor de bestuurder geldt het criterium dat hij/zij ten gevolge van een aandoening of gebrek:
Gehandicaptenparkeerkaart “P” (Passagier):
Voor de passagier geldt dat hij/zij ten gevolge van een aandoening of gebrek:
Voor de bestuurder of passagier die door een aandoening of gebrek permanent rolstoel gebonden is, geldt ook dat hij/zij voor een bestuurderskaart of een passagierskaart in aanmerking komt.
Voor een gehandicapte bestuurder of passagier die ten gevolge van een aandoening of een gebrek een aantoonbare beperking heeft die geen loopbeperking is, maar het hebben van een gehandicaptenparkeerkaart toch rechtvaardigt, omdat het om een ernstig of uniek geval gaat, geldt dat deze na een beoordeling door de keurend arts ook in aanmerking kan komen voor een gehandicaptenparkeerkaart.
Gehandicaptenparkeerkaart “I” (instelling):
Voor het (collectief) vervoer van gehandicapten die verblijven in een instelling kan een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt, zonder dat hiervoor een geneeskundig onderzoek plaatsvindt. Aan de aantal gehandicaptenparkeerkaarten dat aan een dergelijke instelling kan worden verstrekt, is geen limiet verbonden.
Deel 2: (op kenteken gereserveerde) Gehandicaptenparkeerplaatsen
Naast de Ministeriële Regeling voor gehandicaptenparkeerkaarten is het ook mogelijk om aan gehandicapten op kenteken gereserveerde parkeerplaatsen toe te wijzen. De toetsingscriteria hiervoor worden afgeleid van de criteria die gelden voor het verstrekken van gehandicaptenparkeerkaarten. Gemeenten hebben hierin eigen vrijheid om geldende criteria vast te stellen.
2.1.2 Criteria met betrekking tot de fysieke conditie van de aanvrager / aanvraagster:
De aanvrager / aanvraagster heeft ten gevolge van een aandoening of gebrek:
Voor passagiers worden in beginsel geen gereserveerder gehandicaptenparkeerplaatsen uitgegeven. Als passagier is men niet zelf de bestuurder van het voertuig. Dit betekent in de praktijk dat de bestuurder de passagier bij de woning kan laten instappen of uitstappen, dit valt niet onder parkeren. De bestuurder kan vervolgens de auto op de eerstvolgende parkeergelegenheid parkeren.
2.3 Voor collectief vervoer / instellingen:
Voor het (collectief) vervoer van gehandicapten die verblijven in een instelling, kunnen gehandicaptenparkeerplaatsen worden toegewezen.
In afwijking van de geformuleerde criteria, kunnen uitzonderingen worden gemaakt wanneer er sprake is van ernstige en/of unieke situaties. Hierbij kan worden gedacht aan:
Dergelijke situaties zullen individueel onderzocht worden op medische en verkeerskundige aspecten om te komen tot een afgewogen besluit. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de expertise van de GGD en de verkeerskundigen van de gemeente Katwijk.
Over alle aanvragen die afwijken van de genoemde criteria beslist het college. Iedere aanvraag dient hiertoe duidelijk gemotiveerd te zijn.
TOELICHTING BIJ DE TOETSINGSCRITERIA
Deel 1: Gehandicaptenparkeerkaarten
Voor deel 1 geldt geen bijzondere toelichting. De criteria die zijn vermeld, zijn vastgelegd in de Ministeriele Regeling Gehandicaptenparkeerkaart. De gemeente dient hierbij te handelen volgens de in de genoemde regeling vastgestelde criteria en procedures.
Deel 2: Gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen
Het uitgangspunt is dat een persoon met een handicap die een aanvraag doet voor een gereserveerde parkeerplaats, zelf ook daadwerkelijk in bezit is van een auto. In geval van een minderjarige en thuiswonende aanvrager, dient deze voor vervoer structureel afhankelijk te zijn van de auto van ouder(s)/voogd. Wanneer de aanvrager niet in bezit is van een auto, is er in principe geen noodzaak een gereserveerde parkeerplaats aan te leggen. De aanvrager zal dan immers gereden worden door een ander persoon met een auto. Hierbij is dan sprake van het in- en uit laten stappen. Dit is op de openbare weg toegestaan en valt ook niet onder parkeren.
De intentie is te voorkomen dat er gereserveerde parkeerplaatsen zijn die slechts sporadisch worden gebruikt.
De maximaal haalbare loopafstand van de aanvrager dient te worden gemeten vanaf de voordeur. Eventuele loopafstand over een galerij, centrale entree, etc. tellen mee in de maximale haalbare afstand. Het rekenen vanaf een perceelgrens zou deze afstand oneerlijk verlengen. Immers de afstand vanaf de voordeur dient ook te worden overbrugd.
Katwijk kent met name in de oudere woonwijken een hoge parkeerdruk. Dit betekent dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met het aanwijzen van de juiste plek voor de gereserveerde parkeerplaats. Voorop staat dat de gereserveerde parkeerplaats moet bijdragen aan de mobiliteit van de aanvrager en daarmee aan de deelname van deze aanvrager aan de maatschappij. Om dit goed te beoordelen wordt gekeken naar de parkeerdruk in de straat. Dit kan zo nodig door een actuele parkeertelling worden vastgesteld. In normale parkdruk metingen geldt een percentage van > 85% als hoge parkeerdruk. Centraal staat hierbij de vraag: “Hoe aannemelijk is het dat binnen de maximaal haalbare loopafstand daadwerkelijk parkeergelegenheid wordt gevonden?” Ook de parkeersituatie in de directe buurt wordt hierin meegenomen. Te denken valt hierbij aan de aanwezigheid van bijvoorbeeld parkeerterreinen.
Afwijkingen en uitzonderlijke situaties zullen individueel moeten worden beoordeeld. Het oordeel van de GGD hierin geldt als uitgangspunt voor het nemen van een besluit. Indien nodig zal de GGD om aanvullend advies worden gevraagd wanneer de aanvrager een afwijking of uitzonderlijk geval motiveert. De expertise om de beoordeling te doen is niet bij de gemeente zelf aanwezig. De gemeente vult het advies van de GGD aan met verkeerskundig onderzoek. Op basis van deze twee componenten kan het college vervolgens een beslissing nemen.