Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand Maastricht 2018 e.v. |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand Maastricht 2018 e.v. |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
regeling is bekend gemaakt in VIAMaastricht d.d. 28 december 2017 en vervangt de beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar; beleidsregels bijzondere bijstand OGGZ-doelgroep; beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | nieuwe regeling | 19-12-2017 |
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht,
gelet op de Participatiewet, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is kaders vast te stellen met betrekking tot bijzondere bijstand, gelet op de zorg van het College van Burgemeester en Wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand en gelet op artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7, lid 1 onder b Participatiewet
tot het vaststellen van de Beleidsregels bijzondere bijstand Maastricht 2018 e.v.
De begripsbepalingen van de Participatiewet zijn onverkort op deze beleidsregels van
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:
de kosten moeten noodzakelijk zijn.Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de kosten zoals bedoeld in artikel 14 van de wet niet noodzakelijk.
Artikel 3 Voorliggende voorziening
Een lening bij de Kredietbank Limburg (KBL) wordt bij een aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten als een voorliggende voorziening gezien tenzij belanghebbende op het moment van aanvraag in een lopend minnelijk of wettelijk (WSNP) schuldhulpverleningstraject zit of een aanvraag schuldhulpverlening loopt bij de uitvoerende schuldhulpverleningsorganisatie.
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een lening verstrekt indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op termijn over voldoende middelen zal beschikken om de desbetreffende noodzakelijke bijzondere kosten te voldoen, of indien de belanghebbende wel over in aanmerking te nemen vermogen beschikt, maar dit binnen een redelijke termijn niet of bezwaarlijk liquide kan maken.
Hoofdstuk 2. Draagkracht en draagkrachtperiode
Artikel 6 Het vermogen en inkomen bij bijzondere bijstand
Bij het volgens artikel 31 en 32 van de wet voor draagkracht in aanmerking te nemen inkomen exclusief vakantiegeld, behoudens de in het 7e lid genoemde uitzonderingen, wordt bij een inkomen tot 110 % de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld geen draagkracht berekend. (vrijlating tot 110 % van de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld) .
Van het voor draagkracht in aanmerking te nemen inkomen (boven de 110 %), wordt een systeem gehanteerd waarbij 3 draagkrachtpercentages worden toegepast , nl.:
a. 15% wanneer het kosten betreft die bijdragen aan het zelfstandig kunnen blijven wonen;
b. 50 % bij reguliere bijzondere kosten;
c. 35 % wanneer de aanvraag een combinatie van beide kostensoorten betreft.
Voor deze kosten wordt tevens van het voor draagkracht in aanmerking te nemen inkomen, 100 % als draagkracht in aanmerking genomen bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand.