Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening gemeente Kerkrade 1993 |
Citeertitel | Parkeerverordening gemeente Kerkrade 1993 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De datum van inwerkingtreding is bij benadering aangegeven
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2010 | wijziging o.a. artikel B, E, F | 24-11-2010 Zuid-Limburger 06-12-2010 | 10Rb047 | ||
01-03-1993 | 14-12-2010 | nieuwe regeling | 25-11-1992 Zuid-Limburger 11-04-1994 | 1992/no.345, 1994/no.85 1994/no. 307 |
De Raad van de gemeente Kerkrade;
gezien het voorstel van het college d.d. 18-11-1992, nr. 344;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet;
Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.
Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
b. het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;
c. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
d. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
e. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moeten worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
f. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder p
arkeerapparatuur wordt verstaan;
g. parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;
1. een parkeerplaats, die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd.
i. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;
j. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.
Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) wanneer deze
a. woont in een gebied waar belanghebbenden plaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel
b. een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig (voertuig) te parkeren.
Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de vergunninghouders;
b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;
c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;
e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
f. Wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;
g. om redenen van openbaar belang;
h. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan.
Afdeling III Verbodsbepalingen
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig (voertuig) te parkeren of geparkeerd te houden:
b. zonder dat het motorvoertuig (voertuig} duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;
c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.