Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Financiële verordening gemeente Katwijk 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Katwijk 2017
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Katwijk 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Katwijk 2017

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201801-01-201726-09-2019Nieuwe regeling

21-12-2017

gmb-2018-1401

1054493

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Katwijk 2017

De raad van de gemeente Katwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening Katwijk 2017;

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    Agio is het verschil tussen de (hogere) koers van een lening en de nominale waarde;

  • -

    Bedrijfsvoeringkosten: kosten voor salarissen (inclusief inhuur), opleidingen, huisvesting, automatisering en informatisering, financiën en archief;

  • -

    Disagio is het verschil tussen de (lagere) koers van een lening en de nominale waarde;

  • -

    Doelmatigheid: het realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • -

    Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    College: het college van burgemeesters en wethouders;

  • -

    Componentenmethode: de verschillende onderdelen van een actief worden afzonderlijk geactiveerd als deze als belangrijke bestanddelen van elkaar zijn te onderscheiden. Deze bestanddelen moeten dan ook verschillen in gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon. Toepassing van deze benadering houdt in dat deze dan ook afzonderlijk worden afgeschreven;

  • -

    EMU-saldo: het geraamde onderscheidenlijk gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een provincie onderscheidenlijk een gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

  • -

    Lineair afschrijving: afschrijving op basis van een vast percentage van de aanschafwaarde gedurende de termijn van afschrijving;

  • -

    Meerjarig Perspectief Grondexploitaties (MPG): voortgangsrapportage waarin het college minstens inzicht verschaft over de stand van zaken van de lopende grondexploitaties, de kansen en risico’s in deze grondexploitaties en de meerjarige gevolgen voor de reserve Grondexploitatie;

  • -

    Nominale waarde is het bedrag dat op de lening staat aangegeven als het bedrag van de lening;

  • -

    Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting;

  • -

    Overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces;

  • -

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    Publiek-Private Samenwerking (PPS)-constructie: constructie waarbij overheid en bedrijven samenwerken aan projecten via geïntegreerde contractvormen;

  • -

    Programma: een samenhangend geheel van taakvelden;

  • -

    Rechtmatigheid: het overeenstemmen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals omschreven in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO);

  • -

    Taakveld: een samenhangend geheel van activiteiten conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

  • -

    Treasurystatuut: kader voor de uitvoering van het treasurybeleid;

  • -

    Verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk én financieel belang heeft.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast;

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college de taakvelden per programma vast;

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • 4.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, onder het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onder het overzicht van de overhead, de baten en lasten per taakveld weergegeven;

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet (met bijbehorende planning) weergegeven en wordt van de lopende investeringen (met eventueel bijgestelde planning) het geautoriseerde investeringskrediet in de meerjarenbegroting weergegeven;

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie;

  • 4.

    In de jaarrekening wordt een overzicht van de af te sluiten kredieten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt voor 1 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kadernota voor 15 juli vast;

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 5 per inwoner opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per taakveld;

  • 2.

    Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het bijstellen van het beleid;

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de geautoriseerde baten of lasten van een taakveld de geautoriseerde begrotingsraming over- of onderschrijden met minimaal € 50.000;

  • 4.

    Het college is bevoegd om de begrote lasten en begrote baten van een taakveld te overschrijden tot € 50.000 waarbij de autorisatie door de raad plaats vindt in de eerstvolgende bestuursrapportage van het begrotingsjaar of via een afzonderlijk voorstel (met begrotingswijziging) aan de raad;

  • 5.

    Niet in de begroting geraamde aanwendingen van bestemmingsreserves tot € 50.000 binnen het specifieke doel van de bestemmingsreserve, behoeven niet vooraf aan de raad te worden gemeld, tenzij bij de instelling van de reserve en / of begroting anders is afgesproken;

  • 6.

    Het college is bevoegd over de gehele post onvoorzien, bedoeld in artikel 4, lid 2, te beschikken, voor incidentele overschrijdingen op geautoriseerde lasten. Daarover wordt de raad achteraf geïnformeerd in de bestuursrapportages;

  • 7.

    Het college is bevoegd om, zonder voorafgaande toestemming van de raad, het centraal gealloceerde budget bedrijfsvoeringskosten te heralloceren naar taakveld, zolang het totaalbudget aan bedrijfsvoeringskosten niet wordt overschreden;

  • 8.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de begroting juist en volledig in de budgetten van de programma's en de programma-onderdelen worden verwerkt.

Artikel 6. Autorisatie investeringskredieten

  • 1.

    Bij de begrotingsbehandeling worden de nieuwe investeringen van het betreffende begrotingsjaar geautoriseerd waarbij de (lopende en nieuwe) investeringen als volgt worden ingedeeld:

    • categorie A: investeringen die al eerder door de raad zijn vastgesteld;

    • categorie B: vervangingsinvesteringen of uitbreidingsinvesteringen;

    • categorie C: uitbreidingsinvesteringen waarvan de raad heeft aangegeven dat zij op een later tijdstip een nadere onderbouwing van het voorstel van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 2.

    Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten;

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf (zie artikel 4) als ze verwacht, dat een geautoriseerd investeringskrediet met meer dan € 100.000 of minimaal met 25% - met een ondergrens van € 25.000 - dreigt te overschrijden. Onder deze grens is het college bevoegd om te overschrijden.

  • 4.

    Verwachte kredietoverschrijdingen met meer dan € 100.000 en niet geraamde investeringen worden vooraf door de raad geautoriseerd via een afzonderlijk voorstel (met begrotings-wijziging) terwijl de overige overschrijdingen in artikel 6 lid 3 in de eerstvolgende bestuursrapportage van het begrotingsjaar door de raad worden geautoriseerd;

  • 5.

    In de bestuursrapportages worden in ieder geval investeringskredieten gemeld die minimaal met een bedrag ad € 50.000 dienen te worden bijgesteld door de raad geautoriseerd;

  • 6.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de investeringskredieten juist en volledig in de budgetten van de investeringskredieten worden verwerkt.

Artikel 7. Bestuursrapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 3 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar;

  • 2.

    De bestuursrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering, het bijstellen van het beleid, de autorisatie van collegebesluiten (administratieve wijzigingen) en een overzicht van de wijzigingen van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakveld;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden (BBV);

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • 3.

    In de bestuursrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden in de begroting groter dan € 50.000 opgenomen en toegelicht.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • c.

    omvangrijke meerjarige verplichtingen met aanmerkelijke risico’s.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 10. Meerjarig Perspectief Grondexploitaties (MPG)

  • 1.

    Het college biedt éénmaal per jaar een MPG aan ter vaststelling door de raad;

  • 2.

    De uitgaven binnen een door de raad bij de MPG vastgestelde grondexploitaties worden - voor het komende begrotingsjaar - geautoriseerd bij het vaststellen van de jaarbegroting;

  • 3.

    Voor het gezamenlijke saldo van de grondexploitaties wordt een drempel van € 500.000 gehanteerd waarboven gesaldeerde afwijkingen in ieder geval aan de gemeenteraad gemeld moeten worden.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 11. Waardering, activeren, afschrijving en rente vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening;

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen en een saldo voor agio of disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • 3.

    Op vaste activa wordt lineair afgeschreven - tenzij in bijzondere gevallen in een raadsvoorstel hiervan wordt afgeweken - met ingang van 1 januari van het boekjaar volgend op het jaar waarop minimaal 90% van de investering is gerealiseerd;

  • 4.

    Bij gegronde redenen kan - indien hier in een raadsvoorstel voor is gekozen - worden afgeweken van de bijlage afschrijvingstermijnen;

  • 5.

    Bij de berekening van de kapitaallasten wordt geen rekening gehouden met restwaarden;

  • 6.

    De rentelasten worden toegerekend op basis van de boekwaarde per 1 januari;

  • 7.

    Investeringen met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd waarbij, indien investeringen “verzameld” plaatsvinden, dit criterium geldt voor de totale investering en niet per stuk;

  • 8.

    De componentenmethode wordt niet toegepast, tenzij in een raadsvoorstel anders wordt besloten;

  • 9.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd op voorwaarden dat aan de formele vereisten conform BBV is voldaan;

  • 10.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden niet geactiveerd, tenzij in een raadsvoorstel anders wordt besloten;

  • 11.

    Kredieten waarvan de investeringsomvang zich over meerdere jaren uitstrekt, worden gesplitst in een voorbereidingskrediet en een later aan te vragen uitvoeringskrediet;

  • 12.

    Het college legt via de bestuursrapportages afwijkingen van de bij of krachtens dit artikel vastgestelde regels over waardering en afschrijving van activa ter vaststelling aan de raad voor;

  • 13.

    Als bij een krediet het beschikbaar gestelde bedrag langer dan twee jaar niet (volledig) is benut - vanaf het laatste jaar dat uitgaven zijn gepland - dient het restantkrediet vrij te vallen. Een krediet kan alleen langer open blijven als de noodzaak daartoe voldoende in een nota aan het college of in de bestuursrapportage is onderbouwd en het college hierover positief beslist. Het krediet blijft dan beschikbaar in het volgende begrotingsjaar;

  • 14.

    Bij het afboeken van boekwaarden grondposities worden tolerantiedrempels gehanteerd waarbij tot afboeking wordt overgegaan indien de afwijking tussen boekwaarde en taxatiewaarde groter is dan:

    • 5% voor boekwaarden tot € 500.000;

    • 3% voor boekwaarden hoger dan € 500.000 met een minimum van € 25.000.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      hondenbelasting;

    • d.

      parkeerbelasting;

    • e.

      rioolheffing;

    • f.

      afvalstoffenheffing;

      wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2.

    Voor de overige (individuele) privaat- en publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen groter dan € 5.000 en ouder dan 3 maanden;

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij, tenzij de maximale looptijd met gegronde redenen éénmalig wordt verlengd, en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 14 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken;

  • 2.

    Bij de directe kosten worden de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen betrokken voor de noodzakelijke vervanging van de betreffende activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing, waarmee kosten in rekening worden gebracht voor verrichte prestaties, worden ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid alsmede wordt ook per heffing 40%van de kosten van het schoonhouden van straten toegerekend;

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die:

    • a)

      kunnen worden toegerekend aan activiteiten die geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten, volgens een methodiek op basis van personeelsformatie per activiteit;

    • b)

      kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend;

    • c)

      voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in lid a en lid b betreffen, wordt uitgegaan van een consistente wijze van toerekening van een aandeel in de totale overheadkosten op basis van de geraamde directe kosten;

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de kadernota vastgesteld.

     

    Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het saldo van de externe rentelasten en baten dat aan de taakvelden wordt toegerekend uitgedrukt in een percentage van de totale vaste activa. De gehanteerde omslagrente mag maximaal een half procent afwijken van de berekende omslagrente.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden kunnen ten minste de geraamde integrale kosten in rekening worden gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd;

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd;

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en rechten.

Artikel 17. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders en bepalingen van het Treasurystatuut en de Wet financiering lagere decentrale overheden (FIDO) in acht;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Artikel 18 Grondbeleid

  • 1.

    De raad stelt een nota grondbeleid vast – die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd - waarin wordt aangegeven hoe het grondbeleid wordt toegepast en wanneer welke grondbeleidsinstrumenten worden ingezet bij locatieontwikkelingen;

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf grondbeleid, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in elk geval verslag van:

    • a.

      de uitvoering van de nota grondbeleid: onder andere door het informeren omtrent de verwerving en uitgifte in grondexploitaties;

    • b.

      de deelname in Publiek-Private samenwerking (PPS)-constructies.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 19. Paragrafen

In de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte paragrafen op grond van artikel 9 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de overheadkosten;

  • b.

    overige toe te rekenen kosten aan de rechten en heffingen;

  • c.

    de mate van kostendekkendheid.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen wordt het kader weergegeven voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van onderhoud voor:

  • a.

    Het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair;

  • b.

    Het rioleringsstelsel;

  • c.

    De gemeentelijke gebouwen.

De raad stelt op grond van artikel 4.22 wet Milieubeheer een integraal AfvalWaterKetenplan (IAWK) - inclusief bijbehorende periode - vast waarin het kader wordt weergegeven voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

Artikel 22. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    het huisvestingsbeleid;

  • d.

    het automatiseringsbeleid;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, reserves en voorzieningen;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel;

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen;

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks een intern controleplan vast en informeert de raad daarover. De interne toetsing stelt vast dat gestelde kaders en interne regelgeving worden nageleefd in de gemeentelijke organisatie. Indien daartoe aanleiding is informeert het college de raad.

Artikel 26. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van leveringen, werken en diensten. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de Europese en nationale (aanbestedings) wet- en regelgeving.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De “Financiële verordening gemeente Katwijk”, vastgesteld op 28 mei 2013, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt;

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de “Financiële verordening gemeente Katwijk”, vastgesteld op 28 mei 2013, van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Katwijk 2017.

 

Bijlage: tabel afschrijvingstermijnen 2017

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 21 december 2017.

De voorzitter,

De griffier,

Afschrijvingstermijnen gemeente Katwijk