Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Precariobelasting 2018 |
Citeertitel | Verordening Precariobelasting 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 228 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 14-12-2017 | RA17.0099 |
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of -water, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of –water heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.
De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van in artikel 4 genoemde tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 en 6.
De maatstaf van heffing en het tarief zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Gedeelten van de onder 1 genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat, indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar of het seizoen en het hebben van de voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, het recht zoveel twaalfden c.q. zoveel zevenden van het over een jaar c.q. seizoen te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het tijdstip resteren.
Indien de belasting wordt geheven naar jaar- c.q. seizoentarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar c.q. seizoen, waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van overeenkomst of anderszins moet worden gedoogd.
Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar c.q. het seizoen en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na de verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan € 50,--, dat de aanslag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
De ‘Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2017’ vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.