Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2018 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2017.
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Oegstgeest/341013/341013_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 19-12-2017 |
Hoofdstuk 1 Hoogte tarieven persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel toereikend en vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura.
Er is sprake van een gedifferentieerde tariefstelling voor inkoop via non-professionele hulp ,(niet beroepsmatige hulp die wordt geleverd door mensen uit de eigen omgeving of het eigen netwerk), en via professionele hulp die wordt geleverd door een ter zake kundig gediplomeerde zelfstandige zonder personeel (zzp-er) of eenmansbedrijf en professionele hulp die wordt ingekocht bij een instelling.
In de regel wordt voor maatwerkvoorzieningen genoemd in artikel 2 t/m 7 de volgende gedifferentieerde tariefstelling gehanteerd:
Non- professional (informeel) 50% van het tarief dat bij zorg in natura word gehanteerd
Professional (zzp) 80% van het tarief dat in zorg in natura word gehanteerd
Professional (instelling) 90% van het tarief dat in zorg in natura word gehanteerd
In afwijking van lid 3 wordt bij huishoudelijke ondersteuning voor non- professionele ondersteuning door iemand uit het netwerk een rekenuurtarief van € 14,00 gehanteerd. Deze vorm van ondersteuning kan vallen onder de Regeling Dienstverlening aan Huis. Deze regeling houdt in dat geen loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen hoeft te worden ingehouden of afgedragen. Voor professionele ondersteuning door een zzp-er wordt een rekenuurtarief van € 17,50 gehanteerd, op basis van een Alphahulp via een formele stichting of een schoonmaakbedrijf.
Bij groepsbegeleiding wordt bij de berekening van het pgb gerekend met het in lid 3 genoemde percentage van het dagdeeltarief in natura, vermenigvuldigd met het midden van de bandbreedte van de gehanteerde intensiteit.
Hoofdstuk 2 Bedragen persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen WMO persoonsgebonden budget
Artikel 2 Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke Ondersteuning
De bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke ondersteuning basis, speciaal en thuisondersteuning luiden per periode van vier weken:
Artikel 3 Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Begeleiding Individueel
De bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Individuele begeleiding luiden per periode van vier weken:
Artikel 4 Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Begeleiding groep
De bedragen voor het persoonsgebonden budget voor groepsbegeleiding luiden per periode van vier weken:
Artikel 5 Bedragen voor het persoonsgebonden budget overige maatwerkvoorzieningen
De bedragen voor het persoonsgebonden budget voor overige maatwerkvoorzieningen luiden:
Indien met de bedragen genoemd in artikel 2, 3 en 4 niet het gewenste resultaat bereikt wordt binnen de maximaal gestelde uren/dagdelen, kan op basis van individueel maatwerk tot een oplossing worden gekomen. Hiervoor worden de pgb tarieven verhoogd met de volgende tarieven per uur/dagdeel:
Artikel 6 Omvang van het persoonsgebonden budget bij koop en huur van hulpmiddelen
Het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.
Het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de goedkoopste huurprijs van de betreffende categorie bij de gecontracteerde aanbieders opgeteld tot de geldende afschrijvingsperiode en verminderd met 35% overhead.
Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het tweede lid, ten hoogste:
Indien de inwoner het persoonsgebonden budget aanwendt voor het huren van een hulpmiddel ontvangt hij per kalenderjaar het in het eerste lid genoemde totaalbedrag (A+B), gedeeld door het aantal gebruiksjaren (voor een hulpmiddel 7).
Artikel 7 Primaat van verhuizen.
Het primaat van verhuizen kan worden toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woningaanpassing hoger zijn dan € 10.000,00. Als het primaat van toepassing is, kan zonder aparte aanvraag een maatwerkvoorziening in de vorm van een vergoeding in de meerkosten (verhuiskosten) worden verstrekt. De cliënt kan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing in aanmerking komen indien blijkt dat het primaat van de verhuizing niet binnen een redelijke en/of medische aanvaardbare termijn realiseerbaar is.
Artikel 8. Restwaarde maatwerkvoorziening in de vorm van een uitbouw
Indien een maatwerkvoorziening is verstrekt in de vorm van een uitbouw aan de woning, die eigendom is van de inwoner, kan er vanuit worden gegaan dat de woning in waarde is gestegen. Daarom dienen de door de gemeente gesubsidieerde kosten bij verkoop van de woning te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema overeenkomstig het schema in artikel 8 lid 3.
Hoofdstuk 3 overgangsregelingen persoonsgebonden budget
Artikel 9 Overgangsregeling persoonsgebonden budget.
Voor cliënten met een indicatie voor:
ingaande vóór 1 januari 2018 blijft het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017 van toepassing tot 31 december 2018 of tot zoveel eerder op het moment dat deze indicatie, al dan niet vanwege een nieuwe aanvraag, wordt verlengd, gewijzigd of is komen te vervallen.
Hoofdstuk 4 Bedragen maatwerkvoorzieningen voor vervoer
Artikel 10. Bedragen Collectief Vraagafhankelijk Vervoer
De vergoeding voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) bedraagt op jaarbasis in principe:
Personen die een maatwerkvoorziening ontvangen in de vorm van het CVV, moeten een bijdrage betalen in het CVV. Het OV chip-tarief bedraagt € 0,74 per zone voor 65- en € 0,48 voor 65+.
Artikel 11. Bedragen maatwerkvoorzieningen vervoer
De vergoeding voor verschillende maatwerkvoorzieningen voor vervoer bedragen op jaarbasis maximaal:
voor de rolstoeltaxi (1.000 kilometer) € 1.416,00
plus voor rolstoelgebruik aangepast vervoermiddel (1.000 kilometer) € 288,00
De hoogte van de bedragen wordt voor inwoners tot 16 jaar gesteld op een percentage van de in het eerste lid genoemde bedragen op:
Voor zover echtgenoten of partners beiden in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening vervoer dan wel voor het CVV en tenminste één van hen kan geen gebruik maken van het CVV, wordt aan elk van hen een percentage (50% dan wel 75%, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte) van het maximumbedrag voor vervoer per reguliere taxi toegekend. Partners zijn personen die meerderjarig zijn en getrouwd of geregistreerd partner zijn of een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting hebben afgesloten of allebei op hetzelfde adres staan ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente of een vergelijkbare administratie buiten Nederland.
Voor zover echtgenoten of partners beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV wordt aan hen ieder maximaal toegekend:
Voor zover echtgenoten of partners beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV, en één van hen kiest voor de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto, wordt aan ieder van hen maximaal 50% toegekend van het maximumbedrag voor het gebruik van de eigen auto.
Indien belanghebbende gebruik maakt van een andere maatwerkvoorziening zoals een scootmobiel, dan wel een eigen verplaatsingsmiddel, kan het aantal kilometers met 50% worden verlaagd, afhankelijk van de mate waarin het andere verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet.
Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten van een voorziening
Artikel 12. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
De persoon, aan wie een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend, is een bijdrage verschuldigd.
Het bepaalde in de voorgaande lid blijft buiten toepassing als:
De hoogte van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en bedraagt nooit meer dan:
De termijn van de inning van bijdrage voor een maatwerkvoorziening is:
De inning van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening stopt te allen tijde bij het overlijden van belanghebbende of bij beëindiging van de maatwerkvoorziening.
De persoon, aan wie een vergoeding in de meerkosten is verleend, is geen bijdrage verschuldigd.
Artikel 13. Hoogte kostprijs voor berekening bijdrage maatwerkvoorzieningen
De hoogte van de kostprijs voor berekening van de bijdrage, als bedoeld in artikel 5.2 van de Verordening, in natura bedraagt voor:
(max. 52 etmalen per kalenderjaar);
op basis van door het ministerie van VWS bepaalde regels voor zorg met verblijf;
volgens regels eigen bijdrage Wmo extramuraal, zijnde: € 34,20 per dag;
€ 22,20 per uur (ind. begeleiding);
€ 22,20 per dagdeel (beg groep BW);
€ 22,20 per uur (ind. begeleiding);
€ 22,20 per dagdeel (beg groep BW);
De hoogte van de kostprijs voor berekening van de bijdrage, als bedoeld in artikel 5.2 van de Verordening, voor de maatwerkvoorziening vervoer in natura voor:
De bijdrage op het persoonsgebonden budget is maximaal het verstrekte (jaar)budget. De bijdrage op het persoonsgebonden budget voor begeleiding en dagbesteding is maximaal 53% van het verstrekte (jaar)budget.
De hoogte van de bijdrage in de kosten voor verblijf in de opvang wordt vastgesteld en geïnd door de opvanginstellingen. De instellingen die opvang verlenen zijn Stichting De Binnenvest, Stichting Vrouwenopvang Rosa Manus en Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen. Het uitgangspunt is dat voor de cliënt in ieder geval de norm voor zak- en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, beschikbaar blijft.