Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg |
Citeertitel | Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | nieuwe regeling | 12-12-2017 | 1958150/1977811 |
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
gezien het voorstel van het college d.d. 10 oktober 2017 (registratienummer raadsvoorstel Verseon 1958150 );
gelet op artikel 2.1.3, eerste en derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), artikel 47 Participatiewet, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 2.10 Jeugdwet en artikel 15.6 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;
overwegende dat het wenselijk is de Verordening Participatieraad Maatschappelijke Ondersteuning en Sociale Zaken aan te passen aan gewijzigde regelgeving en aan de organisatievernieuwing en beleidsontwikkeling binnen de gemeente;
overwegende dat de gemeente verplicht is zorg te dragen voor het betrekken van ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers bij de voorbereiding van beleid op het gebied van werk, inkomen, jeugd en zorg en zij dit wil bewerkstelligen door een brede Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg in te stellen;
vast te stellen de Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg.
De raad en het college beogen met het instellen van de Participatieraad ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij het beleid betreffende werk, inkomen, jeugd, zorg en maatschappelijke ondersteuning te betrekken.
De Participatieraad is bevoegd het college, zowel gevraagd als ongevraagd, te adviseren over onderwerpen die de voorbereiding, de uitvoering, de controle en de evaluatie van het gemeentelijk beleid betreffen over werk, inkomen, jeugd, zorg en maatschappelijke ondersteuning, en over al hetgeen waarnaar verwezen wordt in deze verordening.
Het lidmaatschap van de Participatieraad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad, van het college, van een raadscommissie of enig ander onderdeel van de bestuurlijke organisatie van de gemeente. Tevens zijn personen die in dienst van de gemeente of in opdracht van de gemeente betrokken zijn bij de onderwerpen waarover de Participatieraad adviseert uitgesloten van lidmaatschap.
Artikel 7. Benoeming en ontslag
Bij disfunctioneren van een van de leden kan de voorzitter in overleg treden met het betreffende lid om het functioneren te verbeteren. Indien dit overleg niet tot resultaat leidt, verzoekt de voorzitter, na raadpleging van de overige leden, schriftelijk en met redenen omkleed, het college om het lidmaatschap van dat lid te beëindigen. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 5, derde lid, is niet van toepassing.
De Participatieraad stelt een huishoudelijk reglement op waarin onder meer de werkwijze, de vergaderorde en het rooster van aftreden van de leden van de Participatieraad wordt geregeld. Het huishoudelijk reglement en wijzigingen daarop wordt door de Participatieraad ter kennisname voorgelegd aan het college.
Het college draagt zorg voor het adequaat en tijdig verstrekken van alle informatie die nodig is voor het uitoefenen van de taken van de Participatieraad en deelname aan periodieke overleggen.
Artikel 14. Wijziging andere regelgeving
In de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Leidschendam-Voorburg 2015 wordt ” Participatieraad Maatschappelijke ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg“ telkens vervangen door: Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg.
Artikel 15. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college na daartoe advies te hebben gevraagd aan de voorzitter van de Participatieraad.
Besluiten, genomen krachtens de Verordening Participatieraad Maatschappelijke ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg 2010, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2017
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
de griffier, de voorzitter,
mr. G.A. van Egmond K. Tigelaar
Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan de verplichting van de gemeente om te komen tot participatie op grond van:
– artikel 2.1.3, eerste en derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) dat voorschrijft dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen van de gemeente (in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers) worden betrokken bij de uitvoering van de Wmo 2015;
– artikel 47 Participatiewet, dat voorschrijft dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de manier waarop personen, die onder de reikwijdte van de Participatiewet vallen, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet;
- artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en;
– artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) die beide een algemene verplichting voor het college bevatten om zorg te dragen voor de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van deze wetten;
- artikel 2.10 Jeugdwet, dat verwijst naar de hierboven genoemde bepaling in de Wmo 2015 en daarmee eveneens een verplichting bevat tot het regelen van cliëntenparticipatie;
- artikel 15.6 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 dat verwijst naar de verplichtingen uit de Wmo 2015 en het voor het college mogelijk maakt nadere regels te stellen ter uitvoering;
Ingezetenen (in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers) moeten in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor beleid te doen, gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen, deel kunnen nemen aan periodiek overleg en onderwerpen voor de agenda daarvan kunnen aanmelden, én worden voorzien van de informatie die nodig is om goed deel te kunnen nemen aan dat overleg.
Het doel van de inspraak en participatie is om vanuit verschillende invalshoeken tot breed gedragen voorstellen en adviezen te komen ter bevordering van een integraal en evenwichtig gemeentelijk beleid op genoemde beleidsterreinen. De participatieraad bestaat vanaf 2008 en is vanaf 2010 het orgaan voor participatie binnen het sociaal domein in Leidschendam- Voorburg. Bij de werving en selectie van leden van de Participatieraad wordt gestreefd naar een voor onze inwoners zo representatief mogelijke samenstelling.
Binnen het sociaal domein heeft decentralisatie plaatsgevonden. De gemeente heeft steeds meer taken toebedeeld gekregen. De organisatie van de gemeentelijke dienstverlening in het sociaal domein is daaraan aangepast. Leidschendam-Voorburg werkt met ingang van 2017 vanuit één afdeling werk, inkomen, jeugd en zorg (WIJZ). Er wordt gewerkt met multidisciplinaire teams die zijn samengesteld vanuit de verschillende domeinen. Op deze manier wordt de integrale aanpak van een huishouden, een plan, een regisseur geïntegreerd in de dagelijkse praktijk.
Ook binnen de Participatieraad wordt steeds meer op een multidisciplinaire wijze samengewerkt. Op deze manier wordt aangesloten bij de werkwijze van de gemeente. Dit vergemakkelijkt de onderlinge samenwerking.
De gewijzigde regelgeving en de organisatievernieuwing binnen de gemeente vormt aanleiding om de Verordening Participatieraad Maatschappelijke Ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg 2010 te vervangen door deze verordening.
In dit artikel is de verwijzing naar de onderliggende regelgeving geactualiseerd. Verder is nu in de verordening opgenomen dat een contactambtenaar als liaison tussen gemeentebestuur en Participatieraad fungeert. In de praktijk is dit al lange tijd het geval.
Met deze verordening wil de Raad voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het inrichten van adequate cliëntenparticipatie op grond van de Wmo 2015, Participatiewet, Ioaz en Ioaw en de Jeugdwet evenals aan artikel 15.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.
In dit artikel wordt zowel het begrip “zorg “ als “maatschappelijke ondersteuning “gebruikt. Uiteraard is er sprake van een overlap van deze begrippen. De gemeente Leidschendam - Voorburg werkt met één afdeling werk, inkomen, jeugd en zorg (Wijz). Omdat de Wmo 2015 expliciet spreekt over maatschappelijke ondersteuning is dit begrip eveneens opgenomen zodat geen misverstand kan bestaan over de reikwijdte van deze verordening.
In dit artikel is voor alle duidelijkheid opgenomen dat de bevoegdheid van de Participatieraad niet geldt voor individuele gevallen.
Deze formulering heeft als doel om ervoor te zorgen dat de Participatieraad, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zodanig is samengesteld dat deze een afspiegeling is van de bij de Wmo 2015, Participatiewet, Ioaz en Ioaw en de Jeugdwet betrokken personen.
Verder is in dit artikel opgenomen dat het lidmaatschap van de Participatieraad niet verenigd kan worden met het lidmaatschap van een organisatieonderdeel van de gemeente of met het zijn van werknemer of opdrachtnemer van de gemeente.
Deze artikelen betreffen de benoeming van leden en voorzitter van de Participatieraad. Beide kunnen voor een periode van vier jaar benoemd worden en voor een zelfde periode worden herbenoemd.
Er is een bepaling opgenomen ten aanzien van disfunctioneren van een lid. In een dergelijk geval is het na een zorgvuldige procedure van een gesprek tussen voorzitter en het betreffende lid mogelijk het lid voor te dragen voor ontslag. Het spreekt voor zich dat hiermee niet lichtvaardig zal worden omgegaan.
Ten aanzien van de voorzitter is opgenomen dat deze onafhankelijk dient te zijn, daarmee wordt bedoeld dat de voorzitter niet uit het midden van de Participatieraad wordt benoemd. Het bepaalde ten aanzien van de onverenigbaarheid van het lidmaatschap met bepaalde functies geldt ook voor de voorzitter. Van de voorzitter wordt verder verwacht dat deze zoveel mogelijk een integrale benadering bij de advisering bevordert.
De Participatieraad stelt een huishoudelijk reglement op met daar in haar werkwijze en vergaderorde. Na vaststelling of wijziging wordt dit ter kennisneming voorgelegd aan het College.
De Participatieraad kent naast de voorzitter een secretaris en penningmeester. Veel vormen van cliëntenparticipatie maken gebruik van een ambtelijk secretaris in dienst van de gemeente, zo niet de Participatieraad. De secretaris, die zorg draagt voor agenda, verslaglegging, ondersteuning voorzitter et cetera, is door de Participatieraad ingehuurd. Hiervoor wordt het budget als bedoeld in artikel 13 gebruikt.
De Participatieraad krijgt van de gemeente de benodigde middelen om adequaat functioneren mogelijk te maken. Dat ziet niet alleen op de inhuur van secretariële ondersteuning, maar ook op huisvesting, deskundigheidsbevordering en overleg met de “achterban”. In incidentele gevallen is het mogelijk dat de Participatieraad aanvullende subsidie vraagt. Denk bijvoorbeeld aan de organisatie van de inmiddels bekende “innovatiebijeenkomsten “ over actuele onderwerpen in het sociaal domein.
Deze artikelen zien onder andere op aanpassing van de naam van de Participatieraad om aan te sluiten bij de gewijzigde gemeentelijke organisatie, op overgangsrecht en op onvoorziene gevallen. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college na te hebben overlegd met de voorzitter van de Participatieraad. Er is in deze verordening bijvoorbeeld niets opgenomen over het precieze moment waarop het college zonder voordracht een lid mag benoemen of over disfunctioneren van een voorzitter. Een dergelijke situatie zou opgelost kunnen worden met behulp van artikel 15.