Organisatie | Noordwijkerhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018 | 14-12-2017 |
Vastgesteld op: 14 december 2017
Vastgesteld door: De raad van de gemeente Noordwijkerhout
Gepubliceerd in: Noordwijkhouts Weekblad
Gepubliceerd op: 27 december 2017
Datum in werking: 1 januari 2018
De raad van de gemeente Noordwijkerhout, gelet op artikel 228a van de Gemeentewet en gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017, besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,
verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
Voor de toepassing van het eerste lid geldt het volgende. Het aantal kubieke meters leidingwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode (doorgaans gaat het dan om de periode februari 2016 tot en met februari 2017), naar het perceel is toegevoegd. Ingeval de verbruiksperiode, niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn,
wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare onroerende zaken en/of vergelijkbare huishoudens.
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
Voor een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient bij een hoeveelheid afgevoerd water van:
0 m³-70 m³, een vast bedrag van € 230,76.
71 m³-160 m³, een vast bedrag van € 265,80.
161 m³ en meer, een vast bedrag van € 300,48.
Voor een perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient bij een hoeveelheid afgevoerd water van:
0 m³-160 m³, een vast bedrag van € 265,80.
161 m³-400 m³, een vast bedrag van € 300,48.
401 m³-1.000 m³, een vast bedrag van € 418,44.
1.001 m³-5.000 m³, een vast bedrag van € 536,76.
5.001 m³ -10.000 m³, een vast bedrag van € 1.073,52.
10.001 m³-20.000 m³, een vast bedrag van € 1.610,28.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerst lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het tweede lid geldt, dat indien de dagtekening na 30 april ligt, de aanslagen betaald moeten worden in het aantal gelijke termijnen die er tot het einde van het kalenderjaar resteren. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De 'Verordening rioolheffing 2017’ van 15 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.