Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2018
CiteertitelVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen - Duiveland 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is een herhaalde bekendmaking om een fout in de verwerking in de wettendatabank te herstellen. Zie gemeenteblad 2018, nr. 223211

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10.21 van de Wet milieubeheer
  2. artikel 10.23 van de Wet milieubeheer
  3. artikel 149 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Gemeentewet artikel 229

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-10-201823-10-2018Artikel 4a

05-07-2018

gmb-2018-223211

23-10-201823-10-2018Artikel 4a (was per abuis aan deze verordening toegevoegd)

05-07-2018

gmb-2018-280467

01-01-201823-10-2018nieuwe verordening

21-12-2017

gmb-2017-233380

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2018

 

 

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 november 2017;

 

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit :

 

Vast te stellen de:

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a. een afvalstoffenheffing;

b. reinigingsrechten.

 

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. ‘gebruik maken’ in hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15:33 Wet Milieubeheer;

b. grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

 

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

 

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, rekening houden met de overige leden van dit artikel.

2. De grondslagen van de belasting zijn:

a. een vast bedrag per perceel (vastrecht);

b. een bedrag per lediging van de rolcontainer

c. een bedrag per aanbieding ondergrondse container

3. Het aantal ledigingen, wordt vastgesteld met behulp van containerherkennings- en de registratieapparatuur op de inzamelauto. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een inzamelcontainer ter lediging wordt aangeboden zoals is vastgesteld met behulp van de containerherkennings-en registratieapparatuur op de inzamelauto.

4. Het aantal aanbiedingen in de ondergrondse container, wordt vastgesteld met behulp van registratieapparatuur in de ondergrondse container. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat de ondergrondse container met de afvalpas is geopend, per belastingjaar, welke openingen daarbij automatisch zijn geregistreerd door de paslezer.

 

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting van het vastrecht artikel 5 lid 2 a is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het vastrecht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt of wijzigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

5. De belasting als bedoelt in artikel 5 lid 2 b en c zijn verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening tot einde dienstverlenging, binnen de periode die als belastingplichtige wordt aangemerkt. De belasting is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.

 

Artikel 9. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

 

Artikel 10. Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

 

Artikel 11. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

 

Artikel 11A. Vrijstellingen

Geen reinigingsrechten wordt geheven, indien ter zake van een in artikel 10 belastbaar feit de gemeente langs andere weg een vergoeding ontvangt.

 

Artikel 12. Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

 

Artikel 13. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 14. Wijze van heffing

1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

 

Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

 

Artikel 16. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

 

Artikel 17. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.

3. De reinigingsrechten bedoeld in artikel 14, tweede lid moeten worden betaald ingeval de kennisgeving:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden genoemde termijnen.

 

Artikel 18. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

 

Artikel 19. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

 

Artikel 20. Overgangsbepaling

De “Verordening reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2017” van 22 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 21. Inwerkingtreding

1. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

 

Artikel 22. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffen/ reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2018”.

 

 

 

 

T. van Oostenbrugge

G.C.G.M. Rabelink

griffier

voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2018

 

 

 

 

algemeen

 

 

 

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tarief

 

Tarief

 

 

2018

 

2017

Hoofdstuk 1 tarieven vast bedrag afvalstoffenheffing

 

 

 

 

1.1

De belasting als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a bedraagt:

 

 

 

 

Voor huishoudens per perceel, per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door een:

 

 

 

 

a. eenpersoonshuishouden met een rolcontainer

€ 167,95

 

€261,26

 

b. tweepersoonshuishouden met een rolcontainer

€ 167,95

 

€261,26

 

c. meerpersoonshuishouden met een rolcontainer

€216,45,

 

€318,26

 

d. eenpersoonshuishouden met aanbieding ondergrondse container

€ 167,95

 

€261,26

 

e. tweepersoonshuishouden met aanbieding ondergrondse container

€ 167,95

 

€261,26

 

f. meerpersoonshuishouden met aanbieding ondergrondse container

€216,45,

 

€318,26

Hoofdstuk 1A tarieven per lediging afvalstoffenheffing

 

 

 

 

1.A1

De belasting als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b bedraagt per lediging van een rolcontainer

€ 4,74

 

n.v.t.

1.A2

De belasting als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub c bedraagt per aanbieding aan de ondergrondse container

€ 1,19

 

n.v.t.

Hoofdstuk 2. Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

 

 

 

2.1

Het recht bedraagt per belastingjaar, op 1 januari van het belastingjaar of

 

 

 

 

indien de belastinglicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,

 

 

 

 

voor het:

 

 

 

2.1.1

beschikbaar stellen van een grijze rolemmer van 240 liter ten

 

 

 

 

behoeve van een perceel voor het inzamelen van de zgn. restfractie

 

 

 

 

en het beschikbaar stellen van een groene rolemmer ten behoeve van

 

 

 

 

het inzamelen van de GFT-fractie van het afval met een ledigings-

 

 

 

 

frequentie van éénmaal per veertien dagen om en om, het zgn.

 

 

 

 

alternerend systeem

€ 396,46

 

385,10

2.1.2

beschikbaar stellen van:

 

 

 

 

a een tweede grijze rolemmer van 240 liter ten behoeve van een

 

 

 

 

perceel voor het inzamelen van de zgn. restfractie van het afval met

 

 

 

 

een ledigingsfrequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig

 

 

 

 

met de eerste grijze rolemmer

€ 176,96

 

171,89

 

b een tweede groene rolemmer van 240 liter ten behoeve van een

 

 

 

 

perceel voor het inzamelen van de GFT-fractie van het afval met een

 

 

 

 

ledigingsfrequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig met de

 

 

 

 

eerste groene rolemmer

€ 77,72

 

75,50

2.1.3

eenmaal per veertien dagen ophalen van de restfractie van

 

 

 

 

bedrijfsvuil in de door de dienst ter beschikking gestelde grijze

 

 

 

 

rolemmers en de GFT-fractie van bedrijfsafval in de door de dienst ter

 

 

 

 

beschikking gestelde groene rolemmer eenmaal per veertien

 

 

 

 

dagen, om en om, het zgn., alternerend systeem

€ 396,46

 

385,10

2.1.4

eenmaal per week ophalen van de restfractie van bedrijfsvuil in

 

 

 

 

de door de dienst ter beschikking gestelde grijze rolemmer en de GFT-

 

 

 

 

fractie eenmaal per veertien dagen in de door de dienst beschikbaar

 

 

 

 

gestelde groene rolemmer

€ 631,52

 

613,43

2.1.5

eenmaal per week ophalen van de GFT-fractie van bedrijfsvuil in

 

 

 

 

de door de dienst ter beschikking gestelde groene rolemmer en de

 

 

 

 

restfractie eenmaal per veertien dagen in de door de dienst

 

 

 

 

beschikbaar gestelde grijze rolemmer

€ 571,89

 

555,51

2.1.6

eenmaal per week ophalen van de restfractie van bedrijfsafval

 

 

 

 

in de door de dienst ter beschikking gestelde meerdere grijze

 

 

 

 

rolemmers

€ 370,07

 

359,47

2.1.7

Indien op verzoek van de belastingplichtige de rolemmer(s) voor een

 

 

 

 

periode van 15 maart tot 15 november wordt (worden) gebruikt, wordt een

 

 

 

 

bedrag van 8/12 deel van het op grond van de artikelen 2.1.1, 2.1.2, 2.1.4

 

 

 

 

of 2.1.6 bepaalde jaarbedrag in rekening gebracht. Indien het gebruik een

 

 

 

 

kortere periode dan 8 maanden betreft, wordt het bedrag berekent naar het

 

 

 

 

aantal volle maanden dat de rolemmer(s) worden gebruikt met dien

 

 

 

 

verstande dat dit aantal maximaal 8 is, gedeeld door 12 maanden en

 

 

 

 

vervolgens vermenigvuldigd met het jaarbedrag op grond van de artikelen

 

 

 

 

2.1.1, 2.1.2, 2.1.4 of 2.1.6.

 

 

 

2.1.7 a

Voor het gebruik van de ondergrondse containers zal een tarief per

 

 

 

 

ledigingshandeling worden berekend

€ 1,60

 

1,60

2.1.8

Indien op verzoek van de belastingplichtige de rolemmer(s) voor een

 

 

 

 

periode van minder dan 6 maanden van het belastingjaar ter

 

 

 

 

beschikking wordt gesteld, wordt een bedrag, in rekening gebracht

 

 

 

 

overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.6 sub d vermeerderd met

 

 

 

 

de kosten als bedoeld in artikel 3.1.6 sub e.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

 

 

 

3.1

Het recht bedraagt voor het omwisselen van een rolemmer

€ 28,60

 

27,80

3.2

Inzake het ophalen van grof huishoudelijk afval bedraagt het recht voor

 

een met behulp van een door de gemeente te leveren Big-Bag met een

 

 

 

 

inhoud van 1 m3:

 

 

 

3.2.1

voor de 1e Big-Bag

€ 43,70

 

42,50

3.2.2

voor elke volgende Big-Bag tezamen met de eerste Big-Bag

€ 44,30

 

43,10

3.2.3

Opgehaald grof huishoudelijk afval dat niet in de Big-Bag past, wordt per

 

 

 

 

m³ afgerekend, ter beoordeling van de inzamelaar. Het recht bedraagt

 

 

 

 

hierbij voor de eerste m³

€ 44,60

 

43,40

 

Elke volgende m³ bij gelijktijdig ophalen met de eerste m³

€ 33,90

 

33,00

3.2.4

Inzake het inleveren van grof huishoudelijk afval op de milieustraat is

 

 

 

 

geen recht verschuldigd.

 

 

 

3.2.5

Het recht bedraagt voor:

 

 

 

 

a. het bestrijden van wespen met een maximum van 1 uur

€ 55,10

 

53,60

 

b. indien de bestrijding meer dan een uur in beslag neemt, wordt het bedrag onder a. voor elk half uur of deel daarvan dat de bestrijding langer duurt, verhoogt met

€ 27,40

 

26,70

 

c. voorrijdkosten en advisering indien geen bestrijding plaatsvindt

€ 27,40

 

26,70

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Behorende bij raadsbesluit van 21 december 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

de griffier,

T. van Oostenbrugge

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 21 december 2017.