Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Gemeente Dordrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Gemeente Dordrecht
CiteertitelVerordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Dordrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 33 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2018nieuwe regeling

19-12-2017

gmb-2017-232033

1977007

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Gemeente Dordrecht

 

 

De raad van de gemeente Dordrecht;

 

 

gelet op artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet ;

 

gelet op de beraadslaging in het presidium van de gemeente Dordrecht;

 

BESLUIT:

vast te stellen

 

De Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Dordrecht:

 

 

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Fractie: een in de gemeenteraad vertegenwoordigde politieke groepering;

b. Fractielid: een lid van een fractie;

c. Commissielid: een burgerraadslid als genoemd in artikel 1 onder e van de Verordening regelende de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de vaste adviescommissie van de raad Gemeente Dordrecht;

d. Vergoeding: de krachtens deze verordening aan de fracties te verstrekken financiële bijdrage;

e. College: het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht;

f. Secretaris: de gemeentesecretaris.

 

Paragraaf 1. Ambtelijke bijstand

Artikel 2. Verzoek om informatie

1. Een raads- of commissielid wendt zich tot de griffier of een ambtenaar met een verzoek om:

a. feitelijke informatie van geringe omvang;

b. inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

2. Indien de ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris neemt hierin het besluit.

3. Een raads- of commissielid wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

4. De bijstand, bedoeld in het derde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken één of meer ambtenaren aan te wijzen die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

 

Artikel 3. Verlenen van ambtelijke bijstand

1. Op verzoek van de griffier verleent de secretaris of een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar ambtelijke bijstand aan een raads- of commissielid tenzij:

a. het raads- of commissielid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

b. dit het belang van de gemeente kan schaden;

c. dit het werkbaar evenwicht als bedoeld in artikel 6 van deze verordening verstoort.

2. De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raads- of commissielid dat het verzoek heeft ingediend.

4. De secretaris verstrekt de betreffende portefeuillehouder in het college desgewenst een afschrift van het verzoek.

5. Indien het college of leden van het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies, wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot de secretaris.

 

Artikel 4. Weigering verzoek ambtelijke bijstand

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raads- of commissielid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek.

 

Artikel 5. Geschil over ambtelijke bijstand

1. Indien een raads- of commissielid niet tevreden is over de door een ambtenaar verleende ambtelijke bijstand kan hiervan mededeling worden gedaan aan de secretaris.

2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk in de kwestie.

 

Artikel 6. Hoeveelheid ambtelijke bijstand

1. De secretaris ziet toe op een werkbaar evenwicht tussen de omvang en/of het aantal keer dat een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 2 eerste lid en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke organisatie.

2. De griffier ziet er, zo nodig in overleg met de secretaris, op toe dat de beschikbare capaciteit voor ambtelijke bijstand zo goed mogelijk over de verschillende raadsfracties verdeeld wordt.

 

Paragraaf 2. Fractieondersteuning

 

Artikel 7. Recht op financiële vergoeding

1. De fracties als bedoeld in het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

2. Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 6.676 voor elke fractie per jaar. Daarnaast ontvangt elke fractie jaarlijks een bedrag van € 1.700 per raadszetel.

3. Voor de berekening van de vergoeding wordt uitgegaan van de situatie per 1 januari van het jaar waarover de vergoeding wordt verstrekt.

 

Artikel 8. Besteding financiële vergoeding

1. Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

2. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

a. uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

b. betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie;

c. giften;

d. uitgaven die moeten worden betaald uit vergoedingen die de raads- en commissieleden ontvangen op grond van rechtspositieregelingen voor raads- en commissieleden;

e. algemene opleidingen voor raads- en commissieleden tenzij deze inhoudelijk gerelateerd zijn aan de politieke uitgangspunten van de deelnemers.

 

Artikel 9. Voorschot bijdrage fractieondersteuning

1. De bijdrage voor fractieondersteuning wordt vòòr 31 januari van het betreffende kalenderjaar in de vorm van een voorschot op dat kalenderjaar verstrekt door overmaking op een ten name van de desbetreffende fractie gestelde bankrekening.

2. Het voorschot kan verrekend worden met teveel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de raad de bedragen heeft vastgesteld.

 

Artikel 10. Tijdstip verstrekken voorschot in verkiezingsjaar

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 wordt in een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden een evenredig deel van het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden.

2. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

3. Na vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 11, wordt het voorschot verrekend met teveel ontvangen voorschotten.

 

Artikel 11. Wijziging vergoeding

1. Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wordt de vergoeding als volgt aangepast:

Bij vermindering of vermeerdering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand na de

maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

2. Bij splitsing van een fractie vindt in het kalenderjaar waarin de splitsing heeft plaatsgevonden geen herberekening plaats.

3. De aanspraak op de vergoeding van het bedrag per fractielid van na splitsing ontstane fracties gaat in met ingang van het kalenderjaar volgend op de splitsing. De vaste vergoeding per fractie wordt niet verdeeld en blijft bij de oorspronkelijke fractie.

 

Artikel 12. Verantwoording en controle

1. Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van een verslag.2.

2. Het verslag vermeldt in elk geval:

a. het bedrag dat in het voorgaande kalenderjaar aan vergoeding is ontvangen;

b. het bedrag van de uitgaven ten laste van de vergoeding over het voorgaande kalanderjaar;

c. ten behoeve van welke uitgaven de vergoeding is besteed;

d. het saldo van de inkomsten en uitgaven per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;

e. het bedrag van de reserve aan het eind van het voorafgaande kalenderjaar.

3. Bij het verslag wordt gevoegd een verklaring van de fractie over de juistheid van de overgelegde gegevens. Deze verklaring wordt ondertekend door de fractievoorzitter en zo mogelijk een fractielid.

4. Voor het verslag en de verklaring worden formulieren gebruikt, die als bijlagen bij deze verordening zijn gevoegd.

5. De uitgaven worden onderbouwd met bewijsstukken die desgevraagd ter beschikking worden gesteld aan de accountant.

6. Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant breng advies uit aan de raad.

7. De raad stelt na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen vast van:

a. de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

b. de wijziging van de reserve;

c. de resterende reserve;

d. de verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

8. In afwijking van het eerste lid wordt door fracties die na de verkiezingen of tussentijds als zodanig ophouden te bestaan rekening en verantwoording afgelegd binnen 3 maanden na de verkiezingsdatum respectievelijk de datum van beëindiging van de activiteiten.

 

Artikel 13. Reserve

1. De fracties kunnen het niet gebruikte deel van de vergoeding reserveren voor besteding door die fracties in volgende jaren.

2. De reserve is niet groter dan 100% van de vergoeding die de fractie in het voorgaande kalenderjaar op grond van artikel 7 van deze verordening toekwam. Het deel van de vergoeding dat boven die 100% uitkomt, wordt binnen 1 maand teruggestort op de rekening van de gemeente.

3. De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

4. De fractie, die na het verstrijken van een raadsperiode niet terugkeert in de gemeenteraad betaalt het bedrag, dat resteert na de datum van de ontbinding van de raad binnen 3 maanden na die datum terug aan de gemeente.

 

Artikel 14. Fractieruimte

1. Elke in de raad vertegenwoordigde groepering kan aanspraak maken op een van gemeentewege beschikbaar te stellen ruimte voor fractiewerkzaamheden.

2. Verdeling van de beschikbare ruimte geschiedt in onderling overleg tussen de fracties, waarbij de omvang van de fracties uitgangspunt is. Indien de fracties niet tot overeenstemming komen, beslist de burgemeester, de griffier gehoord hebbende.

 

Artikel 15. Toepassing Awb

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de financiële middelen die een fractie ontvangt.

 

Paragraaf 3 Slotbepalingen

 

Artikel 16. Intrekking oude verordening

De verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2010 wordt ingetrokken per datum van inwerkingtreding van deze verordening.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

 

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Dordrecht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 december 2017,

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster A.W. Kolff

Toelichting bij de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning (artikel 33 Gemeentewet)

 

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Dit artikel is in 2002 door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur ingrijpend gewijzigd. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld.

In deze verordening vervult de griffier een centrale rol. Hij of zij is het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie.

De burgemeester vervult ook een rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen. De positie van de burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer en als degene die uiteindelijk het laatste woord heeft.

Gezien de duale verhoudingen ligt het voor de hand dat er ook op het punt van de ambtelijke bijstand heldere scheidslijnen worden getrokken tussen werkzaamheden voor de raad en voor het college. Dat komt tot uitdrukking in het feit dat een raadslid kan aangeven dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim moeten worden gehouden. De ambtenaar mag niet onder druk komen te staan doordat hij werkzaamheden voor de raad verricht. Daarom zal een collegelid dat toch informatie wenst over het verzoek om ambtelijke bijstand, zich moeten wenden tot het betrokken raadslid en niet tot de behandelend ambtenaar.

De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. De ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. Artikel 103 Gemeentewet laat dit scherp zien. Vóór de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In de duale verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier.

Dat de raad beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang zijn. Voor specialistische hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties en regelingen zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

De formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Deze modelverordening heeft in de afgelopen jaren zijn waarde bewezen. In jurisprudentie wordt er regelmatig naar verwezen en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaf aan dat de modelverordening prima voldoet. Toch is in de geactualiseerde versie een aantal bepalingen gewijzigd en heeft een zekere “fine-tuning” plaatsgevonden. Waar het kon zijn artikelen samengevoegd en zinsconstructies aangepast. Dat leidt tot een overzichtelijker geheel. Ook hebben de diverse artikelen, conform de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving, nu opschriften gekregen.

Tevens is een nieuw artikel aan deze verordening toegevoegd waarin titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing wordt verklaard op de fractievergoeding.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2.

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid van bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Op niet-openbare documenten is het bepaalde in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet van toepassing. Deze rechten zijn veelal uitgewerkt in het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad, het Reglement van orde voor de vergaderingen van het college en de Verordening op de raadscommissies.

Er is voor gekozen de griffier te benoemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering hun beslag hebben gekregen, leiden ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten is. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de secretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijkerwijs tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder het gezag van het college vallen en dus niet onder de noemer “griffiemedewerkers”. Dit neemt niet weg dat medewerkers van de griffie ook ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

Op grond van het tweede lid is er bij twijfel een rol voor de secretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft.

 

Artikel 3.

De voormalige artikelen 6 en 7 van de modelverordening zijn vanwege de helderheid nu toegevoegd aan artikel 3, vierde en vijfde lid. Het betreft hier immers regels omtrent hetzelfde onderwerp dat reeds geregeld is in artikel 3.

In het vierde lid wordt gewezen op het belang dat de betrokken portefeuillehouder heeft van het op de hoogte zijn van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de afstand tussen raad en college is het logisch dat desgewenst melding wordt gemaakt van het verlenen van ambtelijke bijstand. Het college en de secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.

Het vijfde lid voorkomt dat de betreffende ambtenaar in een spagaat tussen raad en college terecht komt. Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid is in het vijfde lid bepaald dat wethouders of de burgemeester zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.

 

De ambtenaar die ambtelijke bijstand verleent blijft echter wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van ambtelijke bijstand hoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit gedeelte van zijn taak niet goed uitoefent behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.

 

Artikel 4.

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. Artikel 4 regelt dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

 

Artikel 5.

Ook indien - naar de mening van het raadslid - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur de meest aangewezen instantie voor.

Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

 

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 7.

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen.

 

Artikel 8.

Voor wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning wordt de fracties grotendeels de vrijheid gelaten. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning. Algemene opleidingen voor raads- en commissieleden die meestal worden georganiseerd door de griffie(r) dienen bekostigd te worden uit de gemeentelijke bedrijfsvoering en dientengevolge ook niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning. Deze cursussen worden veelal verzorgd door politiek neutrale instituten. Politiek georiënteerde cursussen zijn een aangelegenheid van de fracties en kunnen daarom bekostigd worden uit de fractieondersteuning en eigen bijdragen van fractieleden.

 

Artikel 9.

De bijdrage wordt als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot in twee gedeelten gesplitst. Het is logisch dat het aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad. Indien blijkt dat het geld onrechtmatig is besteed kan dit aan het eind van het jaar verrekend worden.

 

Artikelen 10. en 11.

Het kan gebeuren dat de bijdrage aangepast moet worden aan veranderde verhoudingen in de raad als gevolg van verkiezingen. Bij splitsing van een fractie vindt in het kalenderjaar waarin de splitsing heeft plaatsgevonden geen herberekening plaats. De aanspraak op de vergoeding van het bedrag per fractielid van na splitsing ontstane fracties gaat in met ingang van het kalenderjaar volgend op de splitsing. De vaste vergoeding per fractie wordt niet verdeeld en blijft bij de oorspronkelijke fractie.

 

Artikel 12.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 13.

De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De reserve is dan ook aan een maximum gebonden.

 

Artikel 14.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 15.

Indien fractieondersteuning de vorm heeft van financiële middelen is sprake van een subsidie als bedoeld in titel 4.2 Awb.

Bij de invoering van het recht op fractieondersteuning (amendement-De Cloe c.s.) is niet stilgestaan bij de verhouding met de Awb. In veel gemeenten wordt echter inmiddels de fractieondersteuning met toepassing van titel 4.2 Awb aangewend. Nu blijkt dat dit een juiste wijze van handelen is.

Reden om dit artikel toe te voegen, waarin het verkrijgen van fractieondersteuning gelijk wordt gesteld aan het verkrijgen van subsidie. De wijze waarop lokaal invulling wordt gegeven aan de formele rechtsregels dient lokaal bepaald te worden en wordt derhalve niet in een modelregeling vastgelegd. In de regel zal het met name gaan over de mogelijkheid om bezwaar en beroep in te stellen tegen de beschikking die een bepaald budget ter beschikking stelt, of zoals hierboven omschreven, om de mogelijkheid bezwaar en beroep in te stellen tegen een terugvordering.