Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Verordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout
CiteertitelVerordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 33 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-03-200307-03-2003nieuwe regeling

01-04-2003

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout

Nummer:

DE RAAD VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT;

Gelet op artikel 33 Gemeentewet

gelezen het voorstel van het college van 14 maart 2003;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout.

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1.

    Medewerker griffie: medewerkers die op grond van artikel 107e, tweede lid zijn benoemd door de gemeenteraad. Dit neemt niet weg dat medewerkers van de griffie ook ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

  • 2.

    Ambtenaar: medewerkers van de reguliere ambtelijke organisatie, die onder gezag van het college staan.

  • 3.

    Afdelingsmanager: leidinggevende van de afdeling waarbinnen de ambtenaar werkzaam is.

  • 4.

    Raadsambassadeur: ambtenaar met de volgende bijzondere taken:

    • a.

      namens de afdelingsmanager verantwoordelijkheid dragen voor een goede kanalisering van vragen, informatie, toezeggingen, etc. tussen raad, college en ambtelijke organisatie;

    • b.

      binnen de afdeling kwartiermaker zijn ten aanzien van dualisering;

    • c.

      in gezamenlijkheid met andere raadambassadeurs en medewerkers van de eenheid Sturing en Control bijdragen aan organisatiebrede deskundigheidsbevordering ten aanzien van college- en raadsaangelegenheden.

Ambtelijke bijstand

Artikel 2

  • 1.

    Een raadslid wendt zich tot de griffier of een raadsambassadeur met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang;

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

  • 2.

    Indien de raadsambassadeur twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

  • 3.

    Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

  • 4.

    De bijstand, bedoeld in het derde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken, één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

Artikel 3

  • 1.

    Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier of de secretaris ambtelijke bijstand tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden;

    • c.

      dit het werkbaar evenwicht als genoemd in artikel 6 verstoort.

  • 2.

    De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid wordt toegestaan en stelt de betrokken afdelingsmanager hiervan in kennis.

  • 3.

    Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 4

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk of het college wordt verzocht een finale uitspraak ter zake te doen.

Artikel 5

  • 1.

    Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2.

    Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk of het college wordt verzocht een finale uitspraak ter zake te doen.

Artikel 6

De secretaris ziet, in samenspraak met de afdelingsmanagers, toe op een werkbaar evenwicht tussen het aantal malen dat een beroep wordt gedaan op het verlenen van ambtelijke bijstand, als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke organisatie.

Artikel 7

De secretaris verstrekt de desbetreffende portefeuillehouder in het college inlichtingen omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid.

Artikel 8

  • 1.

    Een raadslid kan aangeven dat een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies geheim wordt gehouden.

  • 2.

    Een geheimhoudingsplicht voor ambtenaren geldt alleen indien het verzoek, via de griffier, is gericht aan de secretaris, een afdelingsmanager of aan een raadsambassadeur.

  • 3.

    Indien de functionarissen, genoemd in het tweede lid, inhoudelijke ondersteuning nodig hebben van (andere) ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie, dan geldt ook voor deze ambtenaren geheimhoudingsplicht. De communicatie met het betreffende raadslid verloopt echter alleen via de functionarissen, genoemd in het tweede lid.

  • 4.

    Indien het college of leden van het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies, zoals bedoeld in het eerste lid, wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken raadslid.

Slotbepaling

Artikel 9

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout.

  • 2.

    De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 7 maart 2003.

  • 3.

    Op de datum, genoemd in het tweede lid, vervalt de Regeling inzake het verstrekken van ambtelijke bijstand aan de leden van de gemeenteraad (vastgesteld op 25 januari 1994).

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 april 2003.

DE RAAD VOORNOEMD,

, voorzitter.

, griffier.

Toelichting op de Verordening ambtelijke bijstand gemeente Oosterhout

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Dit artikel is door de Wet dualisering gemeentebestuur ingrijpend gewijzigd. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld. Het recht op fractie-ondersteuning wordt in de gemeente Oosterhout via een afzonderlijk raadsbesluit geregeld.

De oude modelregeling ambtelijke bijstand is aangepast aan het nieuwe dualistische bestuursstelsel. Dit heeft geleid tot de nodige veranderingen. Het meest opvallend is de centrale rol van de griffier. Dit nieuwe instituut, dat bij uitstek bedoeld is voor het verlenen van hulp aan raadsleden, wordt het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie. Daarbij spelen binnen de gemeente Oosterhout ook raadsambassadeurs een belangrijke rol.

De burgemeester vervult ook een nieuwe rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een coördinerende rol kunnen spelen. De positie van de burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer. De burgemeester kan bij conflictsituaties tussen secretaris en griffier geen beslissende rol spelen. Een ultieme beslissing over ambtelijke bijstand kan alleen door het college worden genomen. Vanzelfsprekend is hierop de verantwoordingsplicht jegens de raad van toepassing.

Dat de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie is, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang. Voor specialistische hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties en regelingen zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Omdat de gemeente Oosterhout (vooralsnog) uniek is in het werken met raadsambassadeurs, is een nadere toelichting op hun rol opgenomen in de verordening. Daarnaast worden de begrippen ‘griffie’, ‘ambtenaren’ en ‘afdelingsmanagers’ gedefinieerd.

Artikel 2

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Om een goede samenwerking te krijgen en te onderhouden tussen raadslid en raadsambassadeur is ervoor gekozen om informatie uit de ambtelijke organisatie via de raadsambassadeurs aan te vragen. De raadsambassadeur zal het vervolgtraject dan bewandelen en bewaken.

Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikel 25, 55 en 86 van de Gemeentewet.

Er is voor gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten wordt. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de secretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. Hiervan wordt de betrokken afdelingsmanager in kennis gesteld. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijk tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder gezag van het college staan en worden dus niet griffiemedewerkers bedoeld. Dit neemt niet weg dat ook medewerkers van de griffie ook ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

Artikelen 3 en 4

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet, vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 4 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand (op initiatief van de burgemeester) is voorbehouden aan het college.

Artikel 4

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is, gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur, de meest aangewezen instantie om een dergelijke kwestie voor te leggen aan het college.

Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

Artikel 6

Er is voor gekozen, om niet vooraf een maximum aantal keren of uren vast te stellen waarvoor een raadslid (via de griffie) ambtelijke bijstand kan inhuren. De huidige praktijk leert, dat hier flexibel mee omgegaan moet en kan worden. In het structurele overleg tussen secretaris en griffier vormt het evenwicht tussen activiteiten van griffie en ambtelijke bijstand een permanent aandachtspunt.

Artikel 7

In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die met de dualisering is gecreëerd, is het logisch dat melding wordt gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.

Artikel 8

Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Dit is een gevolg van de door de dualisering tot stand gebrachte ontvlechting van posities. De mogelijkheid wordt dan ook geopend dat een raadslid aangeeft dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim wordt gehouden. Hierbij wordt bepaald, dat deze geheimhoudingsplicht alleen geldt indien het verzoek (via de griffier) is gericht aan de secretaris, een afdelingsmanager of aan een raadsambassadeur.

Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid, is in het vierde lid bepaald dat collegeleden zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.

De ambtenaar die ambtelijke bijstand verleent blijft echter wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van ambtelijke bijstand hoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit gedeelte van zijn taak niet goed uitoefent behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen toelichting.