Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2017 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 21-12-2017 | D00123525 |
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening voor de gemeente Uden;
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; | |||
hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1, onder ia, van het RVV 1990; | |||
degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens; | |||
parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan; | |||
computer van het bedrijf waarmee de gemeente Uden een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon; | |||
een fysieke of digitale door het college verleende vergunning voor parkeren op daartoe aangewezen plaatsen op daartoe aangewezen plaatsen | |||
een op grond van artikel 3, lid 2, onder c, van de parkeerverordening gemeente Uden, door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning; | |||
een schriftelijk bewijs, krachtens welk het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren in een vergunninghouderszone aangeduid met bord E09 gedurende een het bord E09 van het RVV voor een aaneengesloten periode van 24 uur; | |||
een op grond van artikel 3, lid 2, onder b, van de parkeerverordening gemeente Uden, door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning; | |||
een op grond van artikel 3, lid 2, onder a, van de parkeerverordening gemeente Uden, door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning; | |||
een vergunning waarbij de minimale duur één maand en de maximale duur drie maanden bedraagt. |
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 7. Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.
Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,00.
Indien de in de tarieventabel onder 2 bedoelde jaarvergunningen worden verleend in de loop van het jaar, wordt het tarief berekend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde tarief als er in dat jaar na het tijdstip van verlenen van de vergunning nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de in de tarieventabel onder 2 bedoelde jaarvergunningen worden ingeleverd in de loop van het jaar, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na inlevering van de vergunning nog volle kalendermaanden overblijven
Artikel 13. Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.