Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Grave

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGrave
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinancieel besluit maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelFinancieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente grave 2008
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente grave 2008

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-2015Het betreft een nieuw besluit

18-09-2007

Graafsche Courant, 9 januari 2008

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 1.2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      het een vervoersvoorziening betreft waar een collectief vervoerssysteem in kan voorzien;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • c.

      op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

  • 1.3.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt als volgt plaats: Iedere budgethouder dient tenminste de volgende stukken te bewaren en op verzoek aan het college te overleggen:• de nota / factuur van de aangeschafte voorziening;• een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;• een overzicht van de (salaris)administratie met bewijsmiddelen.

    • a.

      Bij hulp bij het huishouden:De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking, dan wel binnen 6 weken na afloop van elk kalenderjaar, van alle uitgaven op basis van een verantwoordingsformulier; en steekproefsgewijze controle door middel van bewijsstukken; waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar;

    • b.

      Bij woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen, met een aanschafwaarde lager dan € 500,00:Steekproefsgewijs door middel van bewijsstukken, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar;

    • c.

      Bij woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen, met een aanschafwaarde vanaf € 500,00:In alle gevallen binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 6 weken na afloop van elk kalenderjaar door middel van bewijsstukken.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel*

  • 2.1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.3.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.4.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.* De bijdragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast.Genoemde bedragen zijn de (bruto) gehanteerde bedragen in het jaar 2007

Artikel 3 Maximaal 39 perioden van vier weken

Indien een voorziening wordt verstrekt aan de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht. De termijnen voor de duur van de eigen bijdragen bij de dienst “hulp bij het huishouden” zijn gekoppeld aan de totale (individuele) indicatieduur.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Omvang van eigen bijdragen bij hulp bij het huishouden

Voor hulp bij het huishouden als voorziening in natura of een persoonsgeboden budget is een eigen bijdrage verschuldigd. De omvang van de eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van dit financieel besluit.

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden als volgt plaats:

 

 

 

 

 

 

Klasse 1:

 

 

 

 

Klasse 2:

 

 

 

 

Klasse 3:

 

 

 

 

Klasse 4:

 

 

 

 

Klasse 5:

 

 

 

 

Klasse 6:

 

 

 

 

*De tarieven zijn gebaseerd op 100% van de gemiddelde prijs (het overeengekomen tarief voor hulp in natura) per categorie passend bij het midden van de klasse. Voor de omvang van de klasse wordt verwezen naar artikel 11 van de Verordening Wmo.Om inzicht te krijgen in de huishoudelijke werkzaamheden worden de volgende vier categorieën onderscheiden:Categorie A: Huishoudelijke werkzaamheden(alleen huishoudelijke hulp) Veel cliënten hebben hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken(= stoffen, stofzuigen en de afwas) van het huis.Categorie B: Huishoudelijke werkzaamheden aangevuld met lichte ondersteuning- lichte tot zware schoonmaakwerkzaamheden;- verzorging kleding en linnengoed( wassen, strijken);- boodschappen doen voor dagelijks leven;- broodmaaltijdverzorging/warme maaltijdCategorie C: Huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishoudenEen deel van de cliënten heeft additionele hulp nodig bij het organiseren van het huishouden. Deze wordt vastgesteld op basis van de indicatiestelling en kunnen onder meer (tijdelijk) bestaan uit de volgende functies:- opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten- helpen met lichte vormen van zelfverzorging, niet zijnde persoonlijke verzorging- helpen met maaltijdbereiding- dagelijkse organisatie van het huishoudenCategorie D: Huishoudelijke werkzaamheden aangevuld met hulp bij een ontregeld huishouden in verband met een psychische stoornis:- instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden- eenvoudige psychosociale hulp en observatieDe laatste categorie is de meest zware vorm van lichte hulp. Deze komt slechts incidenteel voor en vereist zeer veel maatwerk. De te contracteren aanbieders moeten deze hulp kunnen bieden, maar in voorkomende gevallen moet de gemeente de mogelijkheid hebben om elders een passender aanbod te kunnen inkopen.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Omvang van eigen bijdragen

Voor woonvoorzieningen als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgeboden budget is een eigen bijdrage verschuldigd.De omvang van de eigen bijdrage bij woonvoorzieningen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van dit besluit. De periode waarover (maximaal) een eigen bijdrage bij woonvoorzieningen is verschuldigd wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van dit besluit. De eigen bijdrage mag de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan.

Artikel 7 Het PGB voor een woonvoorziening

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 8 Terugbetaling bij verkoop

Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema (terugbetaling bij verkoop van de woning) luidt als volgt:Een afschrijving in 10 jaar volgens onderstaand schema:

 

 

 

 

Binnen

1

100%

Binnen

2

90%

Binnen

3

80%

Binnen

4

70%

Binnen

5

60%

Binnen

6

50%

Binnen

7

40%

Binnen

8

30%

Binnen

9

20%

Binnen

10

10%

Na

10

nihil

* Van de meerwaarde wordt het eigen aandeel of eigen bijdrage afgetrokken dat (mogelijk) betaald is gedurende de looptijd.

Artikel 9 Verhuiskostenvergoeding

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.500,--

Artikel 10 Bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.500,--

Artikel 11 Roerende woonvoorzieningen

Roerende woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn: mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards, toiletstoelen,badliften, badplanken en transferhulpmiddelen.Bij roerende woonvoorzieningen in natura is geen eigen bijdrage van toepassing.

Artikel 12 Onderhoud en keuring lift

De vergoeding in de kosten van onderhoud en keuring van een lift zal gekoppeld worden aan een periodiek gemaximeerd overzicht (zie bijlage I “keuring en onderhoud liften”).

Artikel 13 Woningsanering

De hoogte van de vergoeding voor vervanging van de vloerbedekking in verband met een noodzakelijke woningsanering of noodzaak van rolstoelvast tapijt wordt bepaald door:

  • a.

    de afschrijving van de te vervangen vloerbedekking, waarbij de volgende richtlijnen gehanteerd worden:Indien de te vervangen vloerbedekking:- nieuwer is dan 2 jaar komt 100% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking;- tussen de 2 en 4 jaar oud is komt 75% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking;- tussen de 4 en 6 jaar oud is komt 50% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking;- tussen 6 en 8 jaar oud is komt 25% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking;- indien het te vervangen artikel ouder is dan 8 jaar kan geen vergoeding meer worden verstrekt

  • b.

    de meter-prijs voor vloerbedekking, waarbij de normen en bedragen gelden volgens de richtlijn in de beleidsregels. Deze geven het volgende aan:- voor zeil of linoleum € 53,-- per meter (uitgaande van een gemiddelde lengte van de rol van 4 meter) inclusief egalisatiekosten;- gordijnen € 15,-- per meter voor rolgordijnen of een andere soort gladde gordijnen inclusief bijkomende kosten, zoals het plaatsen;

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 14 Omvang van eigen bijdragen

Voor vervoersvoorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De omvang van de eigen bijdrage bij deze voorzieningen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van dit financieel besluit. De periode waarover (maximaal) een eigen bijdrage bij vervoersvoorzieningen is verschuldigd wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van dit besluit. De eigen bijdrage mag de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan.Bij verstrekking van vervoersvoorzieningen in natura of als forfaitaire bijdrage en een persoongebonden budget is in deze gemeente geen eigen bijdrage van toepassing.

Artikel 15 Het PGB voor een vervoersvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Artikel 16 Inkomensgrens

De inkomensgrens waarboven een vervoersvoorziening dan wel het bezit van een eigen auto algemeen gebruikelijk geacht wordt zodat deze niet in aanmerking komen voor verstrekking en vergoeding zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt 1,5 maal het inkomen zoals genoemd in artikel 2 van dit besluit. Hiervoor worden de volgende inkomensgrenzen gehanteerd:

 

Inkomensgrens voor ongehuwde personen jonger dan 65: ( 1,5 x € 16.137,--)

€ 24.206,--

Inkomensgrens voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder:(1,5 x € 14.162,--)

€ 21.243,--

Inkomensgrens voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar: (1,5 x € 20.810,--)

€ 31.215,--

Inkomensgrens voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn:(1,5 x € 19.837,--)

 

 

Artikel 17 Hoogte financiële vergoeding

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 500,--*Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 3.750,--*Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 4.000,--**gebaseerd op een vervoersbehoefte tussen 1500 en 2000 km per jaar.De genoemde bijdrage voor het gebruik van een eigen auto is gebaseerd op een kilometertarief van € 0,25 voor (eigen) vervoer.De genoemde bijdragen voor het gebruik van een taxi is gebaseerd op een actueel kilometertarief (peildatum 1-7-2007) van € 1,93. Hierbij is uitgegaan van gebruikelijke voorrijdkosten van € 3,09 bij een gemiddeld gebruik van 1 maal per week.De genoemde bijdragen voor het gebruik van een rolstoeltaxi is gebaseerd op een actueel kilometertarief (peildatum 1-7-2007) van € 1,93. Hierbij is uitgegaan van gebruikelijke voorrijdkosten van € 7,39 bij een gemiddeld gebruik van 1 maal per week.Bij een samenloop van diverse soorten vervoersvoorzieningen in een individuele situatie wordt met betrekking tot de voorziening en/of bijdrage “maatwerk” toegepast.Bij een tegemoetkoming in de kosten van begeleiding bij vervoer alsmede ten aanzien van vervoer ten behoeve van kinderen tot 18 jaar wordt “maatwerk” toegepast.Bewoners van intramurale instellingen beschikken soms over een eigen vervoersysteem. Bij de afwegingen voor een vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van dit systeem ten behoeve van deze doelgroep.De afweging om te komen tot bovengenoemde individuele (maatwerk) vergoedingen zal alleen gemaakt worden indien is gebleken dat andere alternatieven, onder andere het (primaat) collectief vervoer, onvoldoende mogelijkheden bieden.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 18 Omvang van eigen bijdrage

Bij verstrekking van rolstoelvoorzieningen is op grond van de wettelijke regeling geen eigen bijdrage van toepassing.

Artikel 19 Het PGB voor een rolstoelvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 20 Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Dit budget bedraagt € 2.500,-- welk bedrag bedoeld is voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 21 Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Indexering, overgangsregeling, inwerkingtreding en citeerartikel

Artikel 22 Indexering

Burgemeester en wethouders wijzigen jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit besluit geldende bedragen mede aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 23 Overgangsregeling

Als gevolg van de nadere invulling van de verordening Wmo in beleidsregels en dit financieel besluit kunnen individuele rechten wijzigen. Indien dit vanuit individueel klantperspectief leidt tot een nadeliger effect in het recht op reeds verstrekte voorzieningen door het wegvallen van voorzieningen of een confrontatie met mogelijke eigen bijdragen die voorheen niet van toepassing waren, is hiervoor een overgangstermijn van toepassing die tot 1 januari 2009 de individuele rechten in stand laat. E.e.a. behoudens (tussentijdse) wijzigingen in de individuele indicaties.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 25 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als “Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeenteGrave 2008”.Dit besluit dient in samenhang te worden gezien met de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning, de toelichting en nadere beleidsregels Wmo als uitvloeisel van de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2007.