Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit algemene voorschriften opsporen en winnen aardwarmte in de Venloschol |
Citeertitel | Besluit algemene voorschriften opsporen en winnen aardwarmte in de Venloschol |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | PB no. 127-2017 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2017 | 24-10-2017 | PB no. 127-2017 |
aardwarmtesysteem: systeem voor het opsporen van aardwarmte of het winnen van aardwarmte als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, waarbij de aardwarmte op een diepte van meer dan 500 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem aanwezig is;
Venloschol: het als Venloschol aangeduide gebied dat is aangewezen in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Artikel 2 Melding en voorschriften
De verboden van artikel 4.4.2, eerste lid, onder a, b, d en e, van de Omgevingsverordening Limburg 2014 gelden niet voor het maken en hebben van een aardwarmtesysteem in de Venloschol, mits wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
Het opsporen en winnen van aardwarmte vindt plaats overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Mijnbouwwet;
In een boorgat worden twee fysieke barrières geplaatst, in de vorm van een casing en een conductor of tweede surface casing. De conductor of tweede surface casing dient geplaatst te worden tot ten minste 200 meter onder maaiveld. Indien dieper dan 150 meter onder maaiveld een slecht doorlatende laag dikker dan een meter wordt aangetroffen, mag de conductor of tweede surface casing tot aan deze slecht doorlatende laag worden geplaatst;
Bij het boren mag tot de eerste kleilaag onder de Formatie van Breda met een dikte van ten minste 20 meter alleen gebruik worden gemaakt van bentoniet-klei en schoon water. Onder schoon water wordt verstaan, water waaraan geen stoffen zijn toegevoegd en dat voldoet aan de normen voor drinkwater van het Drinkwaterbesluit;
In afwijking van het bepaalde onder h mogen bij het boren andere stoffen dan bentoniet-klei en schoon water worden toegepast nadat een conductor of surface casing is aangebracht tot een diepte van ten minste 10 meter in de eerste kleilaag onder de Formatie van Breda met een dikte van ten minste 20 meter;
Artikel 3 Te overleggen gegevens
Bij de melding als bedoeld in artikel 2, onder a, wordt het in artikel 74, eerste lid, van het Mijnbouwbesluit en paragraaf 8.2.1 van de Mijnbouwregeling bedoelde werkprogramma voor de aanleg van de boorput aan Gedeputeerde Staten overgelegd.
Uiterlijk 4 weken na voltooiing van de aanleg van de boorput legt degene die de aardwarmte opspoort of wint het in artikel 76, tweede lid, van het Mijnbouwbesluit en artikel 8.2.2.2 van de Mijnbouwregeling bedoelde eindrapport over aan Gedeputeerde Staten.
Ten minste 2 weken voor aanvang van de reparatie van een boorput legt degene die de aardwarmte opspoort of wint het in artikel 74, eerste lid, van het Mijnbouwbesluit en paragraaf 8.2.3 van de Mijnbouwregeling bedoelde werkprogramma voor de reparatie van een boorput over aan Gedeputeerde Staten.
Uiterlijk 4 weken na voltooiing van de reparatie van een boorput legt degene die de aardwarmte opspoort of wint het in artikel 76, tweede lid, van het Mijnbouwbesluit en artikel 8.2.2.2 van de Mijnbouwregeling bedoelde eindrapport over aan Gedeputeerde Staten.
Ten minste 4 weken voor aanvang van de buitengebruikstelling van een boorput legt degene die de aardwarmte opspoort of wint het in artikel 74, eerste lid, van het Mijnbouwbesluit en paragraaf 8.2.4 van de Mijnbouwregeling bedoelde werkprogramma voor de buitengebruikstelling van de boorput over aan Gedeputeerde Staten.
Uiterlijk 4 weken na voltooiing van buitengebruikstelling van een boorput legt degene die de aardwarmte opspoort of wint het in artikel 76, tweede lid, van het Mijnbouwbesluit en artikel 8.2.2.2 van de Mijnbouwregeling bedoelde eindrapport over aan Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter,
de heer drs.Th.J.F.M. Bovens
secretaris,
de heer drs.G.H.E. Derks MPA
In hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn verbodsbepalingen opgenomen voor diverse activiteiten die een risico kunnen opleveren voor het grondwater dat onttrokken wordt ten behoeve van de drinkwatervoorziening. De verbodsbepalingen gelden in de gebieden die in de Omgevingsverordening zijn aangewezen ter bescherming van het grondwater: de waterwingebieden, de grondwaterbeschermingsgebieden en de boringsvrije zones Roerdalslenk en Venloschol.
De verbodsbepalingen hebben onder meer betrekking op fysieke ingrepen in de bodem. Bij initiatieven voor de opsporing of winning van geothermie kan men te maken krijgen met verboden voor de volgende activiteiten in de bodem:
In individuele gevallen kunnen wij ontheffing van een of meer van deze verbodsbepalingen verlenen. Artikel 4.1.2 in samenhang met artikel 4.4.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening geeft ons echter ook de mogelijkheid om algemene regels vast te stellen voor handelingen die onder een of meer verbodsbepalingen vallen. Handelingen die vervolgens overeenkomstig die algemene regels worden uitgevoerd, zijn vrijgesteld van de verbodsbepalingen. Er hoeft dus geen ontheffing te worden aangevraagd. Met het Besluit algemene voorschriften opsporen en winnen aardwarmte in de Venloschol maken wij van deze bevoegdheid gebruik voor de opsporing en winning van aardwarmte in de Venloschol.
Voor de opsporing en winning van aardwarmte zijn diverse vergunningen ingevolge de Mijnbouwwet en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nodig. Die vergunningen moeten in de meeste gevallen bij de minister van Economische Zaken worden aangevraagd. Die vergunningplicht blijft gewoon gelden. Het Besluit algemene voorschriften opsporen en winnen aardwarmte in de Venloschol geeft dus alleen vrijstelling van de verbodsbepalingen die in de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn opgenomen.
De algemene voorschriften sluiten nauw aan bij de door de minister van Economische Zaken doorgaans gestelde eisen bij vergunningverlening op grond van de Mijnbouwwet. De algemene voorschriften zijn bedoeld om een aantal waarborgen te geven gelet op de bescherming van het grondwater ten behoeve van openbare drinkwatervoorziening.
Naast een aantal inhoudelijke voorschriften geldt een meldingsplicht. Ten minste 4 weken voordat begonnen worden met het project ten behoeve van de opsporing of winning (injectieput of productieput) moet de initiatiefnemer een melding bij ons doen. Ten minste 7 dagen voordat hij daadwerkelijk een boorput gaat maken moet hij een melding doen als er een wijziging optreedt in de eerder gemelde verwachte datum van aanleg van een boorput.
Voor wat betreft de door de initiatiefnemer over te leggen gegevens is aangesloten bij hetgeen in het kader van de Mijnbouwwetvergunning bij Staatstoezicht op de Mijnen moet worden overgelegd. Er worden geen extra gegevens opgevraagd. De initiatiefnemer kan volstaan met het overleggen van een afschrift van de verschillende werkprogramma’s en eindrapporten aan Gedeputeerde Staten. Hieronder is een overzicht opgenomen.
Voor de achtergrond en nadere toelichting op de voorschriften verwijzen wij naar onze ‘Beleidsnotitie Geothermie in relatie tot de openbare drinkwatervoorziening’.