Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Grave

Organisatieverordening 2001

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGrave
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOrganisatieverordening 2001
CiteertitelOrganisatieverordening 2001
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de instruktie voor de gemeentesecretaris 1991; Organisatieverordening 1991; Koordinatieverordening 1991.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 103
  2. Gemeentewet, art, 159

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Inkoop- en aanbestedingenbeleid gemeente Grave 2006Regeling budgethouders gemeente Grave 2004Sociaal statuut gemeente Grave 2005.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200101-01-2014Nieuwe regeling

25-09-2001

Onbekend

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Organisatieverordening 2001

Gemeente GraveDE RAAD VAN DE GEMEENTE GRAVE,Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 september 2001;Gelet op artikel 103 en 159 van de Gemeentewet;b e s l u i t :vast te stellen de Organisatieverordening gemeente Grave;

Hoofdstuk 1 De structuur van het ambtelijk apparaat

Artikel 1  

  • 1.

    Het ambtelijk apparaat van de gemeente Grave wordt ingedeeld in organisatorische eenheden. Deze organisatorische eenheden worden aangeduid met de algemene benaming van “sector”en “bureau”.

  • 2.

    Het managementteam kan besluiten tot het instellen van tijdelijke organisatorische verbanden tussen eenheden, ter voorbereiding en/of uitvoering van beleid dat meerdere organisatorische eenheden aangaat. Het beheer van zo’n verband wordt opgedragen aan een projectleider.

Artikel 2  

  • 1.

    Ingesteld zijn de sectoren:

    • a.

      Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer;

    • b.

      Samenlevingszaken;

    • c.

      Middelen;

  • 2.

    Ingesteld zijn de bureaus:- Beheer en Milieu;- Ruimtelijke Ontwikkeling;- Welzijn en Onderwijs;- Sociale Zaken;- Burgerzaken;- Interne Zaken;- Bedrijfsvoering en Financiën;- Algemeen Juridische Zaken en Voorlichting;- Personeelszaken.De plaats van de organisatorische eenheden in de organisatie wordt aangegeven op een bij deze verordening behorend organogram.

  • 3.

    Ingesteld is het Bestuurssecretariaat.

  • 4.

    De brandweer wordt eveneens als sector aangemerkt voor wat betreft het bepaalde in:

    • a.

      hoofdstuk 2: de artikelen 11 en 13 met dien verstande dat de instemming van de commandant brandweer moet zijn verkregen.

    • b.

      en verder voor zover het aangelegenheden betreft die binnen de bevoegdheden van burgemeester en wethouders als bestuursorgaan vallen.

Artikel 3  

  • 1.

    Het algemeen beheer van de organisatie berust bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Onder toezicht van burgemeester en wethouders is het dagelijks beheer van de sectoren opgedragen aan de hoofden van de betreffende sectoren en aan de secretaris voor wat betreft het bureau Personeelszaken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gemeentesecretaris een instructie vaststellen. Daarnaast kunnen zij taakopdrachten voor de gemeentesecretaris respectievelijk voor de sectorhoofden vaststellen, waarin de op het beheer en de ontwikkeling van de sector/het bureau Personeelszaken betrekking hebbende taken voor een bepaalde periode worden vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Het ambtelijk apparaat in relatie tot de bestuursorganen

Paragraaf 1 De secretaris in relatie tot de bestuursorganen

Artikel 4  

  • 1.

    De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van de raad.

  • 2.

    Hij draagt er desgevraagd of uit eigen beweging zorg voor dat de leden van de raad informatie wordt verstrekt omtrent onder het gemeentebestuur berustende documenten, waar burgemeester en wethouders of de burgemeester kennis van hebben genomen en voor zover bedoelde leden daarover beschikking behoeven. De informatie wordt mondeling, door inzage of in de vorm van een uittreksel of kopie verstrekt, waarbij zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met de wens van de leden van de raad rekening wordt gehouden.

  • 3.

    Het bepaalde in het Reglement van orde voor de gemeenteraad en de regeling ambtelijke bijstand zijn op het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De secretaris draagt er zorg voor dat de leden van de raad desgevraagd technische bijstand krijgen bij het formuleren van moties, amendementen en voorstellen, het voorbereiden van interpellaties, het stellen van vragen en dergelijke in het Reglement van orde voor degemeenteraad voorziene initiatieven van leden van de raad.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in het tweede en het vierde lid. Deze nadere regels mogen niet in strijd zijn met deze verordening, niet met het Reglement van orde voor de gemeenteraad noch met de regeling ambtelijke bijstand.

  • 6.

    De secretaris staat de voorzitter van de raad ter zijde bij zijn zorg voor een goede voorbereiding en een goed verloop van de vergaderingen van de raad.

Artikel 5  

  • 1.

    De secretaris draagt onverminderd de verantwoordelijkheden van de burgemeester zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De secretaris draagt er desgevraagd en uit eigen beweging zorg voor dat burgemeester en wethouders over alle informatie kunnen beschikken die zij behoeven om hun functie goed te kunnen uitoefenen.

  • 3.

    Hij draagt zorg voor een gedegen en tijdige advisering aan burgemeester en wethouders. Zo nodig adviseert de secretaris, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, burgemeester en wethouders ten behoeve van de door dat college te nemen besluiten.

  • 4.

    Hij is verantwoordelijk voor een snel en adequaat verloop van voor het proces van besluitvorming noodzakelijke procedures en bevordert een voortvarende uitvoering van de besluiten van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    De secretaris draagt er zorg voor dat door burgemeester en wethouders genomen besluiten worden vastgelegd in een besluitenlijst en dat een presentielijst wordt bijgehouden.

  • 6.

    De secretaris oefent zijn taak op grond van dit artikel waar nodig uit in nauwe samenwerking met het managementteam. 

  • 7.

    Ten aanzien van de in dit artikel omschreven taken kunnen burgemeester en wethouders de secretaris nadere regels stellen. 

Artikel 6  

Tenzij bij afzondelijke verordening of besluit anders is geregeld, is het bepaalde in de artikelen 4 en 5 voor zover het betreft de daarin opgedragen taken ten aanzien van door de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester ingestelde commissies van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het stellen van nadere regels en richtlijnen als bedoeld in voornoemde artikelen geschiedt door burgemeester en wethouders, casu quo de burgemeester.

Artikel 7  

De secretaris heeft het recht bij alle aan burgemeester en wethouders ondergeschikte ambtenaren, zowel individueel als per organisatorische eenheid, de inlichtingen in te winnen die voor een goede vervulling van zijn taak nodig zijn.

Artikel 8  

  • 1.

    De secretaris staat de burgemeester in diens hoedanigheid van bestuurlijk coördinator terzijde. 

  • 2.

    Hij bevordert hiertoe samen met de burgemeester een goede afstemming tussen de bestuursorganen enerzijds en het ambtelijk apparaat anderzijds.

  • 3.

    Voorts is hij de burgemeester behulpzaam bij de bevordering van een goede samenwerking en afstemming ter zake van het functioneren van de bestuursorganen alsmede bij de bewaking van het functioneren van burgemeester en wethouders als collegiaal bestuur.

  • 4.

    Het bepaalde in artikel 5 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester, voor zover het de op hem rustende taken betreft.

Artikel 9  

  • 1.

    Onverminderd de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het managementteam en met inachtneming van de bevoegdheden van de sectorhoofden heeft de secretaris de eindverantwoordelijkheid voor:

    • a.

      een voldoende kwaliteit van de ambtelijke advisering en ondersteuning van de bestuursorganen;

    • b.

      het tijdig en voldoende voorzien van de bestuursorganen van de nodige ambtelijke adviezen en ondersteuning;

    • c.

      een voldoende planning van activiteiten en de uitvoering daarvan met inachtneming van het ter zake vastgestelde beleid;

    • d.

      de samenhang alsmede een voldoende gecoördineerd en geïntegreerd handelen van de onderscheiden onderdelen;

    • e.

      een goede kwaliteit van het management en de organisatie van het ambtelijk apparaat;

    • f.

      het op doelmatige wijze ter zijde staan van de bestuursorganen door het ambtelijk apparaat.

Artikel 10  

  • 1.

    Indien de secretaris meer dan vijf dagen verhinderd is zijn ambt te vervullen, doet hij daarvan tijdig mededeling aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Voor een afwezigheid van langer dan vijf dagen behoeft de secretaris toestemming van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2 Ambtelijk apparaat en uitoefening van bestuursbevoegdheid

Artikel 11  

  • 1.

    Tenzij de regeling waarop hun bevoegdheid steunt zich daartegen verzet, kunnen burgemeester en wethouders voor nader door hen aan te geven categorieën van zaken de uitoefening van een of meer bevoegdheden en de ondertekening van stukken mandateren aan door hen aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Mandatering vindt niet plaats zonder instemming van de betrokken ambtenaar en voor zover van toepassing van diens sectorhoofd en/of bureauhoofd. De gemandateerde bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders uitgeoefend. Zij geven zo nodig nadere aanwijzingen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken hun besluiten tot het verlenen van mandaat in een verzamelbesluit, dat voor een ieder ter inzage wordt gelegd.

Artikel 12  

Het bepaalde in artikel 11 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.

Paragraaf 3 Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het ambtelijk apparaat

Artikel 13  

  • 1.

    Het aan het sectorhoofd van de organisatorische eenheden opgedragen dagelijks beheer van de sector omvat de verantwoordelijkheid voor het functioneren van die eenheden.

  • 2.

    Tot het dagelijks beheer van een organisatorische eenheid wordt eveneens gerekend het realiseren van de met burgemeester en wethouders overeen te komen omvang en kwaliteit van de dienstverlening en de verantwoordelijkheid voor de daartoe ter beschikking testellen middelen.

Artikel 14  

  • 1.

    Tot het gemeentelijk middelenbeleid als bedoeld in artikel 13 worden in ieder geval gerekend:- het financiële beleid;- het organisatiebeleid;- het informatiebeleid;- het automatiseringsbeleid;- het aanschaffingsbeleid;- het huisvestingsbeleid ten aanzien van het gemeentelijk apparaat.

  • 2.

    De sector Middelen is in het bijzonder belast met de coördinatie en de evaluatie van het gemeentelijk middelenbeleid. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast omtrent de voorbereiding van dit beleid voor zover dit aan de organisatorische eenheden is opgedragen en omtrent de rapportage door de sectorhoofden en de secretaris inzake de uitvoering daarvan.

Artikel 15  

Burgemeester en wethouders stellen vast welke gegevens ten behoeve van een goed beheer van de gemeentelijke organisatie als geheel door de organisatorische eenheden moeten worden verstrekt. De aard, de inhoud en vorm ervan en de frequentie van de gegevensverstrekking worden daartoe nader bepaald.

Hoofdstuk 3 Werkwijze van het ambtelijk apparaat

Paragraaf 1 Het managementteam

Artikel 16  

  • 1.

    Ter bewaking van eenheid in de uitoefening van de aan het ambtelijk apparaat opgedragen taken voeren de gemeentesecretaris en de sectorhoofden regelmatig gezamenlijk overleg. Dit overleg wordt aangeduid met de benaming “managementteam”.

  • 2.

    De secretaris is voorzitter van het managementteam.

  • 3.

    De voorzitter van het managementteam kan in incidentele gevallen (naar aanleiding van de agenda) functionarissen aanwijzen die tevens aan het overleg deelnemen.

  • 4.

    De sectorhoofden kunnen in geval van afwezigheid worden vervangen door een ander MT-lid. De leden wijzen ieder een vervanger aan. In geval van afwezigheid van de voorzitter treedt de loco-secretaris als voorzitter op.

  • 5.

    Het secretariaat van het managementteam wordt door het bestuurssecretariaat uitgevoerd. Het hoofd van de sector Middelen treedt op als notulist van het managementteam.

  • 6.

    De commandant van de brandweer is agendalid van het managementteam.

Artikel 17  

  • 1.

    De voorzitter van het managementteam stelt de vergaderdata en de agenda voor de vergaderingen van het managementteam vast. De sectorhoofden kunnen zaken voor agendering indienen bij de voorzitter of het bestuurssecretariaat. Het bestuurssecretariaat zorgt ervoor dat de agenda en bijbehorende stukken worden gereedgemaakt en zo mogelijk ten minste twee dagen voor de vergadering in het bezit zijn van de leden van het managementteam.

  • 2.

    Het managementteam draagt, binnen de daartoe door burgemeester en wethouders gegeven richtlijnen en het door dezen gevoerde beleid, met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake de positie van de gemeentesecretaris en diens taak, zorg voor:

    • a.

      sectoroverschrijdende beleidscoördinatie en integrale advisering op hoofdlijnen en

    • b.

      sectoroverschrijdende vormgeving van het middelenbeleid.

  • 3.

    Het in het tweede lid, sub a, vermelde taakgebied bevat onder andere als deeltaken:- het aangeven van langere-termijnontwikkelingen;- advisering over bestuursopdrachten;- coördinatie en bewaking van de beleidscyclus;- vertaling van bestuursbesluiten in concrete werkplannen voor de ambtelijke organisatie.

  • 4.

    Het in het tweede lid, sub b vermelde taakgebied bevat onder andere als deeltaken:

    • a.

      advisering aan burgemeester en wethouders over de uitgangspunten van het te voeren middelenbeleid, zoals het personeelsbeleid, financieel beleid en het informatisering- en automatiseringsbeleid;

    • b.

      coördinatie van en toezicht op het beheer en de inzet van deze middelen, alsmede de verantwoording over het gevoerde middelenbeheer;

    • c.

      bevordering van een cultuur die bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de organisatie;

    • d.

      sturing en beheersing van al dan niet tijdelijke, horizontale, interdisciplinaire samenwerkingsverbanden;

    • e.

      planning en voortgangsbewaking van belangrijke beleidsprocessen;

    • f.

      verantwoordelijkheid voor de structuur van de ambtelijke organisatie;

    • g.

      zorg voor de huisvesting van de ambtelijke organisatie en de inrichting van de gebouwen.

  • 5.

    Omtrent de in het derde en vierde lid genoemde taken brengt het managementteam gevraagd en ongevraagd advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6.

    Het managementteam heeft de bevoegdheid die maatregelen en voorzieningen te treffen die nodig zijn om de taken te kunnen vervullen.

  • 7.

    De leden van het managementteam streven in hun besluitvorming zoveel mogelijk unanimiteit na. Indien consensus in het managementteam ontbreekt, wordt bij volstrekte meerderheid van stemmen besloten. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere richtlijnen vaststellen ten aanzien van de werkwijze, de taakgebieden en de bevoegdheden van het managementteam.

Paragraaf 2 De voorzitter van het managementteam

Artikel 18  

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 13, 14 en 15 bevordert de voorzitter van het managementteam een goede samenwerking en samenhang tussen de organisatorische eenheden. Hij doet, indien noodzakelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20, voorstellen aan burgemeester en wethouders tot het geven van richtlijnen aan de sectorhoofden om de samenwerking en samenhang te verzekeren.

Artikel 19  

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 ziet de voorzitter van het managementteam toe op een vlot verloop van de informatiestromen. Hij doet, in overleg met de sectorhoofden, voorstellen aan burgemeester en wethouders ter zake.

Artikel 20  

De voorzitter van het managementteam is bevoegd maatregelen te nemen die de bevoegdheden van andere leden van het managementteam doorkruisen dan wel inperken. Hij kan deze bevoegdheden alleen maar uitoefenen nadat:

  • a.

    hij dit van tevoren in het managementteam besproken heeft;

  • b.

    burgemeester en wethouders hiermee instemmen.

Artikel 21  

Voor zover hij zulks in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze verordening is bepaald nodig acht, stelt de voorzitter van het managementteam in overleg met het managementteam procedures vast voor de behandeling van zaken die door het bestuur aan het ambtelijk apparaat ter voorbereiding of uitvoering zijn opgedragen.

Paragraaf 3 Procedures/spelregels

Artikel 22  

  • 1.

    Indien een zaak het taakgebied van een ander onderdeel binnen een organisatorische eenheid of een andere organisatorische eenheid raakt, vraagt het primair met de voorbereiding of uitvoering belaste organisatieonderdeel aanvullend advies aan dat andere organisatieonderdeel.

  • 2.

    Het organisatieonderdeel dat aanvullend advies uitbrengt, treedt zoveel mogelijk in overleg met het met de voorbereiding of uitvoering van het beleid belaste organisatieonderdeel, teneinde te trachten tot geïntegreerde advisering te komen, waarin de argumenten ten aanzien van de mogelijke beleidskeuzes worden opgenomen.

  • 3.

    Het aanvullend advies wordt rechtstreeks uitgebracht aan het organisatieonderdeel dat met de voorbereiding of uitvoering belast is.

  • 4.

    Een organisatieonderdeel kan ook eigener beweging aanvullend advies uitbrengen. De voorzitter van het managementteam wordt hiervan op de hoogte gesteld, indien hierdoor eerder afgesproken planningen en procedures zouden worden beïnvloed.

  • 5.

    Bij blijvend verschil van inzicht voegt het organisatieonderdeel dat primair met de voorbereiding of uitvoering van het advies is belast, de aanvullende adviezen onverkort aan het advies toe. Bij blijvend verschil van inzicht tussen de organisatorische onderdelen binnen een sector of tussen een organisatieonderdeel en het sectorhoofd voegt het sectorhoofd zijn standpunt uitdrukkelijk toe aan het advies.

Artikel 23  

Ten aanzien van aangelegenheden waarin zulks gewenst wordt geacht, geven burgemeester en wethouders een kader aan voor de inbreng van het ambtelijk apparaat bij het ontwikkelen van beleid. Dit kader wordt aangeduid met de benaming “bestuursopdracht”. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast waaraan de inhoud van bestuursopdrachten moet voldoen. 

Artikel 24  

  • 1.

    Elke zaak wordt primair voorbereid en uitgevoerd door het organisatieonderdeel tot wiens taakgebied de desbetreffende zaak behoort, tenzij in een bestuursopdracht anders wordt bepaald. 

  • 2.

    Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan een organisatorische eenheid uitstrekt, en ten aanzien van die zaak geen toepassing is gegeven aan artikel 1, lid 2, wijst het managementteam een organisatorische eenheid aan die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding of de uitvoering alsmede voor de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.

Artikel 25  

De gemeentesecretaris respectievelijk de sectorhoofden kunnen ieder voor hun organisatorische eenheid ambtenaren aanwijzen, die omtrent onderdelen van het beleid waarvoor de genoemde functionarissen verantwoordelijkheid dragen, rechtstreeks overleg voeren met het voor dat beleid primair verantwoordelijke lid van burgemeester en wethouders. Deze ambtenaren ontvangen daartoe opdracht van de gemeentesecretaris respectievelijk de sectorhoofden. Omtrent de inhoud van het overleg stellen zij de gemeentesecretaris respectievelijk het sectorhoofd op de hoogte.

Paragraaf 4 De sectorhoofden

Artikel 26  

  • 1.

    Het dagelijks beheer en de leiding van de onderscheiden sectoren is opgedragen aan de sectorhoofden.

  • 2.

    Het sectorhoofd heeft de eindverantwoordelijkheid voor de inhoudelijke advisering aan burgemeester en wethouders voor zover het zijn sector betreft en geeft direct leiding aan de bureauhoofden of aan de medewerkers als een bureauhoofd ontbreekt.

  • 3.

    Het sectorhoofd is verantwoordelijk voor een goede coördinatie, voortgang, behandeling en juiste afdoening van zaken binnen de sector, zowel ten behoeve van de beleidsvoorbereiding als de beleidsuitvoering en de inzet van personele middelen.

  • 4.

    Het sectorhoofd zorgt voor een regelmatig overleg met de bureauhoofden in zijn sector, c.q. met de portefeuillehouder over beleidsaangelegenheden zijn taakgebied betreffende. Hij stelt het managementteam op de hoogte van belangrijke aangelegenheden.

  • 5.

    Het sectorhoofd draagt in zijn sector te benoemen bureauhoofden voor aan burgemeester en wethouders.

Artikel 27  

Met inachtneming van door burgemeester en wethouders gestelde regels treft het sectorhoofd de maatregelen en voorzieningen die hij omwille van een doelmatige uitvoering van de aan zijn sector opgedragen taken nodig acht. Indien daartoe maatregelen door het gemeentebestuur zijn te nemen, rapporteert hij daaromtrent aan burgemeester en wethouders. Maatregelen en rapportages op grond van dit artikel brengt het sectorhoofd ter kennis van het managementteam.

Artikel 28  

De in artikel 13, 26 en 27 genoemde taken en bevoegdheden van het sectorhoofd, heeft de gemeentesecretaris (voor zover van toepassing) ten opzichte van het bureau Personeelszaken.

Paragraaf 5 De bureauhoofden

Artikel 29  

  • 1.

    Het dagelijks beheer en de leiding van de onderscheiden bureaus is opgedragen aan de bureauhoofden.

  • 2.

    Het bureauhoofd heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de vakinhoudelijke advisering en de uitvoering van de beslissingen op het taakgebied van het bureau en zorgt voor de juiste toepassing van de arbeidsvoorwaarden en het vastgestelde personeelsbeleid.

  • 3.

    Het bureauhoofd heeft regelmatig werkoverleg met zijn medewerkers.

  • 4.

    Het bureauhoofd draagt in zijn bureau te benoemen medewerkers voor aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 30  

Voor zover dit nodig is, kunnen door burgemeester en wethouders voor bepaalde aangewezen organisatorische eenheden of delen daarvan afwijkende en/of aanvullende regels worden vastgesteld.

Artikel 31  

Een verdere uitwerking van de Organisatieverordening 2001 vindt plaats in het Bedrijfsvoeringsconcept van de gemeente Grave.

Artikel 32  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2001.

  • 2.

    Met ingang van dezelfde datum vervallen de Instruktie voor de gemeentesekretaris 1991 d.d. 9 juni 1992, de Organisatieverordening 1991 d.d. 9 juni 1992, de Koördinatieverordening 1991 d.d. 25 augustus 1992 en het besluit Plaats, taak en verantwoordelijkheden van het managementteam en de managementteamleden d.d. 25 augustus 1992.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Organisatieverordening 2001”

Aldus besloten door de raad van de gemeente Grave in ijn openbare vergadering van 25 september 2001.De secretaris,        De voorzitter,