Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening BI-zone Winkelhart Ridderkerk 2018-2022 |
Citeertitel | Verordening BI-zone Winkelhart Ridderkerk 2018-2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening BIZ Winkelhart Ridderkerk |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2017 | 01-01-2018 | 31-12-2022 | Nieuwe regeling | 14-12-2017 | 1281925 |
De raad van de gemeente Ridderkerk;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017,
gelet op: artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones en de Gemeentewet; en gelet op de tussen de gemeente Ridderkerk en de Stichting BIZ Winkelhart Ridderkerk gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 10 november 2017;
gezien het advies van de commissie Samen Leven van 30 november 2017;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente Ridderkerk waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het Winkelhart te Ridderkerk, te weten alle bedrijven binnen het Winkelhart Ridderkerk gevestigd in het centrum van Ridderkerk. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart in de BIZ Plan van Aanpak (bijlage 1).
Artikel 2 Aanwijzing stichting
De stichting wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet op de bedrijveninvesteringszones
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die gericht zijn op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.
Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast percentage van de WOZ waarde per onroerende zaak, waarbij onderscheid gemaakt zal worden tussen de functie horeca en detailhandel.
In afwijking van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de aanslag betaald in een termijn die vervalt op de dag die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Ridderkerk van toepassing.
Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen
In afwijking op de Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2014 brengt de stichting uiterlijk 1 juni van het kalenderjaar na afloop van het subsidiejaar een financieel en inhoudelijk verslag uit van de door haar gerealiseerde activiteiten. Het financieel deel van het jaarverslag dient eveneens uiterlijk 1 juni van het kalenderjaar na afloop van het subsidiejaar te zijn ingediend. Het inhoudelijk deel van het jaarverslag bevat in ieder geval een verantwoording van de uitvoering van het activiteitenplan en de in deze overeenkomst behorende afspraken.
Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling
Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze verordening treedt in werking op de dag nadat van voldoende draagvlak als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.
De verordening treedt niet in werking indien er bij de draagvlakmeting geen sprake is van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet.