Organisatie | Winterswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Winterswijk |
Citeertitel | Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Winterswijk |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2017 | Nieuwe regeling | 14-12-2017 | Zaaknummer 146532 |
Gemeenten krijgen steeds vaker te maken met het fenomeen ondermijning1 en georganiseerde criminaliteit. Het fenomeen ondermijning uit zich op verschillende manieren. Hennepteelt is de meest bekende vorm van ondermijning.
In augustus 2014 hebben diverse partners het Hennepconvenant Oost-Nederland ondertekend. Met het convenant verplichten de gemeenten, de Veiligheidsregio’s en de woningcorporaties binnen de provincies Overijssel en Gelderland en daarnaast alle netbeheerders, de politie, het UWV en het Openbaar Ministerie zich tot een intensieve en integrale aanpak van hennepteelt. Met het opstellen van de ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Winterswijk’ wordt ook vormgegeven aan de mogelijkheid om op te treden tegen teelt, productie en de handel in drugs vanuit bijvoorbeeld (koop)woningen en bedrijfspanden. Zo worden maatregelen niet naast elkaar ingezet, maar bevoegdheden versterkt in een integrale aanpak. De handel in drugs, maar ook de hennepteelt kan (grote) overlast veroorzaken voor de directe omgeving in de vorm van brandgevaar, wateroverlast, vervuiling, geluidshinder, vandalisme etc. Ook kan het onveiligheidsgevoel van omwonenden hierdoor toenemen. Daarnaast kan de handel in- en productie van drugs gepaard gaan met georganiseerde criminaliteit. Daarom is het van belang om te komen tot een eenduidig beleid en regels voor uitvoering daarvan binnen de gemeente Winterswijk.
De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft ook een directe relatie met het coffeeshopbeleid van de gemeente. Bij een coffeeshop gaat het om een pand waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet conform de AHOJGI criteria (gedoogcriteria) niet plaatsvindt. In deze beleidsregels is opgenomen welke bestuurlijke maatregelen worden toegepast bij een overtreding van de gedoogcriteria vermeld in het coffeeshopbeleid van de gemeente Winterswijk. Op grond van het coffeeshopbeleid wordt de vestiging van maximaal 1 coffeeshop in Winterswijk gedoogd.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen2
Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:
Artikel 11a van de Opiumwet voorziet in de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van illegale hennepteelt. Dit heeft tot gevolg dat growshops niet meer legaal kunnen voortbestaan.
Artikel 11a Opiumwet luidt als volgt:
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Eveneens is de Aanwijzing Opiumwet van kracht. Deze aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops en aan de vervolging van voorbereidingshandelingen met betrekking tot lijst II-middelen.
In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs dan wel de aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven met als kennelijke doel de verkoop, aflevering of verstrekking.
Voor het begrip drugshandel in de zin van deze beleidsregels hoeft er dus geen constatering te zijn van daadwerkelijke handel in drugs. Ook bijvoorbeeld de enkele aanwezigheid van een voorraad drugs welke kennelijke bedoeld is voor de handel valt onder het begrip.
Onderstaande beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.
Indien een pand wordt gebruikt voor de productie, verkoop, aflevering dan wel verstrekking van drugs maar geen daadwerkelijke middelen worden aangetroffen zoals vermeld op lijst I of II bij de Opiumwet, dan valt het pand wel onder artikel 13b Opiumwet en wordt de situatie gelijkgesteld aan de situatie waarin drugs daadwerkelijk is aangetroffen.
Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom. Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren danwel daartoe aanwezig zijn van drugs.
In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er geen sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 30 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Dit -meer dan 5 planten of meer dan 30 gram softdrugs- wordt in deze beleidsregels in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van de Opiumwet.
3.2. Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Het opleggen van bestuursdwang wordt in het algemeen voorafgegaan door een voorgenomen besluit. De belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om op grond 4.8 lid 1 Awb een zienswijze in te dienen. Vervolgens krijgt de overtreder de gelegenheid om gedurende de begunstigingstermijn de overtreding te herstellen. Dit herstellen komt er op neer dat de overtreder zelf de gelegenheid krijgt om de woning/lokaliteit te sluiten. In het geval van de last onder bestuursdwang van art. 13b Opiumwet heeft de begunstigingstermijn enkel tot doel de belanghebbende in de gelegenheid te stellen de tenuitvoerlegging van het bevel, zijnde de daadwerkelijke sluiting van overheidswege, te voorkomen door zelf tot sluiting over te gaan.
De begunstigingstermijn wordt in de meeste gevallen vastgesteld op 48 uur. Dit tenzij er sprake is van spoedeisend belang. Op grond van 5:31 Awb kan de burgemeester in spoedeisende gevallen besluiten over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang (in dit geval sluiten van het pand) zonder voorafgaande last. Er is in ieder geval sprake van spoedeisend belang indien:
Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
Deze rubrieken komen in de hoofdstukken 4, 5 en 6 aan de orde.
4. Gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops)
Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd. De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van de gemeente.
4.2. Coffeeshopbeleid gemeente Winterswijk
In de gemeente Winterswijk is op grond van de nota ‘Coffeeshopbeleid gemeente Winterswijk 2016’ de exploitatie van één coffeeshop toegestaan. In dat coffeeshopbeleid zijn een aantal gedoogvoorschriften voor de exploitatie van de coffeeshop en een aantal eisen met betrekking tot de locatie en inrichting van de te exploiteren coffeeshop opgenomen. Voor de inhoud van deze gedoogvoorschriften wordt verwezen naar het voornoemde coffeeshopbeleid. Hieronder volgende de handhavingsbepalingen met betrekking tot de exploitatie van de coffeeshop.
Bij een coffeeshop gaat het om een pand waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet conform de AHOJGI criteria niet plaatsvindt. De AHOJGI criteria zijn:
Eveneens gelden de volgende gedoogvoorwaarden (plus-criteria):
Vast te stellen handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet in de gemeente Winterswijk:
4.4. Handhavingsbepalingen met betrekking tot de exploitatie van een coffeeshop
Ten aanzien van de exploitatie van een coffeeshop gelden de volgende handhavingsbepalingen:
Handhaving locatievoorschriften
Indien ten gevolge van de exploitatie van de coffeeshop de openbare orde wordt verstoord en/of het woon- en leefklimaat wordt aangetast, krijgt de ondernemer een waarschuwing en wordt hem een bepaalde termijn gegeven om bepaalde maatregelen te treffen om aan de verstoring van de openbare orde en/of aantasting van het woon- en leefklimaat een einde te maken en herhaling of voortzetting hiervan te voorkomen. Indien de getroffen maatregelen na afloop van de gestelde termijn geen of onvoldoende effect hebben, dan kan dit aanleiding zijn om de coffeeshop te sluiten.
Indien de coffeeshop niet (meer) voldoet aan de voorgeschreven inrichtingseisen, wordt de ondernemer in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien na afloop van deze termijn nog steeds niet aan de inrichtingseisen wordt voldaan, dan zal een last onder dwangsom worden opgelegd. In het uiterste geval kan de coffeeshop met eventuele toepassing van bestuursdwang worden gesloten.
Bij overtreding van de voorgeschreven openingstijden krijgt de ondernemer een waarschuwing. Worden de openingstijden binnen een termijn van twee jaar opnieuw overtreden, dan volgt een last onder dwangsom. In het uiterste geval zal de coffeeshop met eventuele toepassing van bestuursdwang worden gesloten.
Handhaving exploitatievoorschriften
Bij overtreding van de voorgeschreven exploitatievoorschriften krijgt de ondernemer in eerste instantie een waarschuwing. Indien de exploitatievoorschriften blijvend worden overtreden, dan volgt een last onder dwangsom. In het uiterste geval kan de coffeeshop met eventuele toepassing van bestuursdwang worden gesloten.
Handhaving AHOJGI-plus criteria:
NB. Niet alleen softdrugs in de openbare verkoopruimte vormen handelsvoorraad. Handelsvoorraad zijn ook softdrugs die elders worden aangetroffen indien er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop bestemd zijn. Indien aan dit criterium is voldaan, gelden ook softdrugs die bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto liggen, als handelsvoorraad (vgl. ABRvS 15 juli 2009, LJN BJ2653; 7 oktober 2009, BJ9521; 9 maart 2011, BP7161; 22 juli 2011, BR3222). De duur van de sluiting is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de hoeveelheid aangetroffen drugs.
5. Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel en hennepteelt
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.
5.2. Handhavingsbepalingen met betrekking tot drugshandel vanuit woningen
5.3. Uitzondering op de handhavingsbepalingen
Gevaarlijke situatie door aanwezigheid hennepplantage
In afwijking van de handhavingsbepalingen onder 5.2. wordt bij constatering van een gevaarlijke situatie door de aanwezigheid van een hennepplantage ook bij de eerste constatering al besloten tot een sluiting van 3 maanden. Dit omdat het enige tijd kost voor een dergelijke plantage volledig ontmanteld is en het bovendien bekend is dat (bijvoorbeeld) elektrische installaties vaak onveilig zijn door het grote vermogen dat de plantage vraagt. Om de veiligheid van bewoners van de woning en de (eventuele) buren te beschermen kan de woning onmiddellijk worden gesloten. Bij een 2de constatering zal in deze situatie worden gekozen voor een sluiting van 6 maanden en bij een 3de constatering 12 maanden.
Handelsvoorraad harddrugs buiten medeweten hoofdbewoner(s)
Denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaard in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.
6. Lokalen en bijbehorende erven (al dan niet opengesteld voor publiek): drugshandel en hennepteelt
Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).
Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.
6.2. Handhavingsbepalingen met betrekking tot drugshandel vanuit lokalen
Harddrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs
Softdrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs
6.3. Uitzondering op de handhavingsbepalingen
Handel in voor publiek toegankelijke lokalen met erven buiten medeweten exploitant lokaliteit
Het gaat in bovenstaande gevallen om de situatie dat de harddrugs worden verhandeld door de exploitant van de lokalen met erven (of zijn personeel) en niet om de situatie dat een bezoeker (zonder medeweten van de exploitant) in de lokalen of erven handelt. In onze gemeente is in het geval van voor publiek toegankelijke lokalen maar bij een beperkt aantal lokalen sprake van deurbeleid met beveiligers en er is dan ook slechts beperkte controle op de aanwezigheid van drugs bij bezoekers d.m.v. bijvoorbeeld fouilleren van bezoekers.
Exploitanten van voor publiek toegankelijke lokalen kunnen gelet op het voorgaande niet altijd bekend zijn met (incidentele) handel van drugs door bezoekers. Om die reden wordt bij handel door bezoekers van een voor publiek toegankelijk lokaal met erf buiten medeweten van de exploitant (of diens medewerkers), als beleid gehanteerd dat bij een 1ste constatering altijd eerst een waarschuwing wordt gegeven. Bij een tweede constatering geldt het beleid zoals dat hiervoor weergegeven is (waarbij dus voor “1ste constatering” gelezen moet worden “2de constatering”.
Als een horeca exploitant zelf handel in zijn inrichting constateert, actief optreedt (door verwijdering en een lokaalverbod) en het vervolgens (b.v. in het kader van een met deze ondernemer gesloten convenant) zelf meldt, zal dit niet als een “constatering” in de zin van dit beleid worden gezien. Vindt er echter structureel handel plaats in een inrichting en blijkt dat de horeca ondernemer het feitelijk niet onder controle heeft, dan kan alsnog worden besloten tot sluiting.
Zoals gezegd beperkt de uitzondering zich tot voor publiek toegankelijke lokalen. Het geldt niet voor loodsen, hallen, magazijnen, schuren en dergelijke die niet voor publiek toegankelijk zijn.
Is er sprake van een situatie dat een woning of een lokaal met erf wordt verhuurd, dan kan de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbinden. In situaties waarin er sprake is van verhuur, is het mogelijk dat de verhuurder niet op de hoogte was van de overtreding van de Opiumwet en hiervan ook redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn. Maakt de verhuurder aannemelijk dat dit het geval is, dan kan de termijn van sluiting worden verkort.
De termijn kan worden verkort als de rechter in een ontbindingsprocedure op grond van art. 7:231 lid 2 BW de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken. Uitgangspunt dient wel te zijn dat het ontruimingsvonnis uitvoerbaar is en ook daadwerkelijk door de verhuurder wordt uitgevoerd. Vanaf de dag na de datum van de feitelijke ontruiming door de eigenaar, kan de burgemeester dan besluiten om het handhavingsbesluit per die datum in te trekken. Vertrekt een huurder vrijwillig dan kan eveneens de datum van de ontruiming worden aangehouden.
Wordt bij eenzelfde onroerende zaak bij verschillende (al dan niet opvolgende) huurders geconstateerd dat er handel in drugs plaatsvindt, dan kan dit aanleiding zijn om af te zien van verkorting van de sluitingstermijn.
Bij cumulatie van op te leggen maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJGI-plus criteria, is de zwaarst gestelde maatregelen van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (paragraaf 7.2).
In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. Op grond van artikel 4:84 Awb kan de burgemeester van de beleidsregels afwijken indien toepassing van het beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Uit jurisprudentie van de Raad van State (ABRvS 26-10-2016, nr. 201507715/1/A3, AB 2016/447) blijkt dat de burgemeester bij de toepassing van de beleidsregels inzake artikel 13b Opiumwet, alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling dient te betrekken om te bezien of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb. Bij toepassing van dit beleid zal rekening worden gehouden met deze jurisprudentie.
De burgemeester kan, mits gemotiveerd, in aanvulling op dit beleid besluiten tot verzwaarde sancties indien naast het aantreffen van de aangegeven drugshandel sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals vermeld in de hieronder opgenomen niet-limitatieve lijst:
het aantreffen van een of meer vuurwapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;
het aantreffen van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en II Opiumwet;
aanwijzingen dat de bewoners/betrokkenen verkeren in kringen van personen met antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie of antecedenten op het gebied van geweldsmisdrijven;
De onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het (digitale) Gemeenteblad, te raadplegen via www.officielebekendmakingen.nl.
Met het vaststellen van deze beleidsregels wordt het “Handhavingsarrangement exploitatie coffeeshop in de gemeente Winterswijk”, vastgesteld op 25 oktober 2016 ingetrokken.
Bijlage I Staffels handelsvoorraad coffeeshop
Bij de eerste overtreding volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten;
Indien binnen 2 jaar na vorige (eerste) opgelegde bestuurlijke maatregel in dit criterium een 2e overtreding wordt geconstateerd, volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten:
Indien binnen twee jaar na vorige (tweede) opgelegde bestuurlijke maatregel in dit criterium een 3e overtreding wordt geconstateerd, volgt een sluiting voor onbepaalde tijd.
Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).