Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunnik

FINANCIELE VERORDENING ARTIKEL 212 GEMEENTEWET GEMEENTE BUNNIK

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunnik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFINANCIELE VERORDENING ARTIKEL 212 GEMEENTEWET GEMEENTE BUNNIK
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-201703-02-2021wijziging bestaande regeling

23-11-2017

gmb-2017-218830

Tekst van de regeling

Intitulé

FINANCIELE VERORDENING ARTIKEL 212 GEMEENTEWET GEMEENTE BUNNIK

De raad van de gemeente Bunnik;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 september 2017];

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Gezien het advies van de auditcommissie;

Besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Bunnik 2017

 

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie:

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Bunnik en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd en teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • de financieel-economische positie;

  • het financieel beheer;

  • de uitvoering van de begroting;

  • het afwikkeling van vorderingen en schulden.

    • b.

      Administratieve organisatie:

Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • c.

    Financieel beheer:

Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Bunnik;

  • d.

    Rechtmatigheid:

Het in overeenstemming zijn van financiële beheershandelingen met geldende wet- en regelgeving, waaronder raadsbesluiten en gemeentelijke verordeningen;

  • e.

    Doelmatigheid:

Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • f.

    Doeltreffendheid:

De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • g.

    Het college:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

 

  • h.

    Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten:

De regelgeving voor het jaarlijks opstellen van de begrotings- en verantwoordingsstukken;

  • i.

    Afdeling:

Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • j.

    Overheidsbedrijf:

Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • k.

    Nota financieel beleid:

In de nota financieel beleid worden de belangrijkste kaders vastgesteld op het terrein van activeren, waarderen en afschrijven, reserves en voorzieningen, weerstandsvermogen en uitgangspunten bij opstellen kadernota en begroting. De raad stelt ten minste eens per vier jaar een nota financieel beleid vast.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college de producten per programma vast.

  • 3.

    De programma’s en de daaraan gekoppelde producten staan voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden aangekondigd bij de kadernota en door de raad vastgesteld bij de vaststelling van de begroting.

  • 4.

    De raad stelt per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Het college geeft aan de raad in de begroting en de jaarstukken in ieder geval informatie over:

    • a.

      (Verwachte) uitvoering van de collegeagenda en relevante beleidsontwikkelingen;

    • b.

      (Verwachting omtrent) prestatie- en beleidsindicatoren en de wijze waarop er wordt gestreefd om die effecten te bereiken;

    • c.

      (Verwachte) baten en lasten;

    • d.

      Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van het weerstandsvermogen.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt ter behandeling en vaststelling aan de raad de kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren

  • 2.

    De raad stelt de kadernota vóór het zomerreces vast.

  • 3.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten met meer dan € 25.000 dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met meer dan € 50.000 dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden met meer dan € 25.000.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting van de (verwachte) afwijkingen van de geautoriseerde lasten en baten van programma’s en investeringskredieten groter dan € 5.000.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • 1.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000 en

    • a.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

    • b.

      dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Hoofdstuk 3: Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

Voor de waardering en afschrijving van vaste activa worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de Nota financieel beleid.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      afvalstoffenheffing; en

    • e.

      bijstandsverstrekking,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De voorziening voor de onderdelen a t/m d wordt gevormd op basis van een opgave van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De voorziening voor onderdeel e wordt gevormd op basis van een opgave van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de producten plaats.

  • 2.

    De Nota financieel beleid bevat:

    • a.

      de vorming, besteding en vrijval van reserves;

    • b.

      de vorming, besteding en vrijval van voorzieningen;

    • c.

      de uitleg over het specifieke doel, de voeding en de maximale hoogte.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen uiteindelijk niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

 

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de directe salaris- en overheadkosten wordt uitgegaan van één uurloon voor de hele organisatie. Dit uurloon wordt berekend door het totaal van de salaris- en overheadkosten te delen door het totaal van de geraamde productieve uren. Het uurloon wordt vermenigvuldigt met de voor het betreffende product geraamde uren.

  • 4.

    Het rentepercentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze rente wordt bepaald door de marktrente. Dit percentage wordt op een half procent naar boven afgerond. Daarop uitgezonderd zijn de project gefinancierde activa. Daaraan wordt de historische projectrente toegerekend.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen, naar verhouding van het vreemde vermogen en het totaal vermogen.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, is het uitgangspunt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening te brengen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden is het uitgangspunt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening te brengen.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Van bovenstaande regels mag afgeweken worden indien er sprake is van een publiek belang. Hierbij zal het college vooraf een voorstel aan raad doen waarin het publiek belang van de verstrekking wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Voor leveringen en verstrekkingen aan partijen van publiek belang is (zonder toestemming van de raad) toegestaan om onder integrale kostprijs te verstrekken als er sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en overige heffingen.

Artikel 14: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college zoveel als mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de kostendekkendheid van de rioolrechten, de reinigingsrechten en de afvalstoffenheffing en de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoons-huishoudingen en bedrijven;

    • b.

      de toegerekende rente- en de overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 16. Financiering

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisiconorm;

    • c.

      de schulden met een looptijd langer dan een jaar;

    • d.

      het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar ter behandeling en vaststelling door de raad een (bijgestelde) nota grondbeleid aan.

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen en de verwerving van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en administratie

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatie(onderdelen) over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid (protocol) en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 24. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarstukken zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van organisatieonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen.

  • 3.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Bunnik 2013 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de begroting en jaarstukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de financiële verordening gemeente Bunnik 2013 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3.

    In uitzondering op lid 1 van dit artikel blijft artikel 14 van de Financiële verordening gemeente Bunnik 2013 geldig voor de begroting en jaarstukken van het jaar 2017.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking op de eerste werkdag na de dag van haar publicatie, met dien verstande dat zij van toepassing is op de begroting en jaarstukken van het jaar 2017 en later.

  • 2.

    In uitzondering op lid 1 van dit artikel zijn de artikelen 10, lid 1 en 11 van deze verordening van toepassing op de begroting en de jaarstukken van het jaar 2018 en verder.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening gemeente Bunnik 2017”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 november 2017.

De griffier De voorzitter