Organisatie | Zederik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | z.13623/RB.312 |
Geen
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-2017 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 20-11-2017 | z.13623/RB.312 |
De Raad van de gemeente Zederik;
- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 oktober 2017;
- gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Geen eigenarendeel wordt geheven voor percelen of gedeelten van percelen met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 20m2.
Bevoegd tot het verzenden van kennisgevingen in de vorm van voorschotnota’s van Oasen N.V. is de directeur van Oasen N.V. te Gouda.
Artikel 11 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 12 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslagen van de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, worden betaald uiterlijk 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, waarbij het voorlopig gevorderde bedrag per kwartaal c.q. per maand via de voorschotnota’s wordt geheven en het definitief gevorderde bedrag via de afrekening wordt geheven, moet worden voldaan binnen een termijn van een maand na de dagtekening van de voorschotnota’s of afrekeningsnota tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota en de afrekening van Oasen N.V. te Gouda moet worden voldaan.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 13 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.