Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Beleidsregels Houtopstanden Limburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregels Houtopstanden Limburg
CiteertitelBeleidsregels Houtopstanden Limburg
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Omgevingsverordening Limburg 2014
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024aanhef, artikel 1, 2, 3, 4, 5, toelichting

18-10-2022

prb-2023-12781

01-12-201701-01-2024Nieuwe regeling

14-11-2017

prb-2017-5700

PB no. 119-2017

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Houtopstanden Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg maken bekend dat zij in hun vergadering van 14 november 2017 het volgende besluit hebben genomen:

 

Gedeputeerde Staten van Limburg,

 

Gelet op het bepaalde in de Omgevingswet, paragraaf 11.3.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, paragraaf 9.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

 

Overwegende

  • -

    dat in de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving op onderdelen definities ontbreken en nadere duiding daarvan de uitvoering van de wet vergemakkelijkt

  • -

    dat eigenaren van houtopstanden gebaat zijn bij een nadere uitleg over de toepassing van een aantal begrippen en instrumenten in de wet.

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregels houtopstanden provincie Limburg

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • -

    Onder ‘brandgang’ als bedoeld in artikel 11.131, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verstaan: deel van een natuurterrein, waarvan in een Risicobeheersplan natuurbranden, opgesteld door de Veiligheidsregio en de gemeente in overleg met de terreineigenaar, is vastgelegd dat het duurzaam vrij moet worden gemaakt van houtopstanden;

  • -

    Onder ‘beplantingen langs waterwegen’ als bedoeld in artikel 11.111, tweede lid, onderdeel g, onder 2, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt verstaan: min of meer lijnvormige houtopstanden, direct naast bevaarbare, doorgaande waterwegen;

  • -

    Onder ‘oude bosgroeiplaats’ wordt in deze beleidsregels verstaan: bosgroeiplaats die al sinds 1850 min of meer ononderbroken begroeid is geweest met houtopstanden;

  • -

    Onder ‘dunnen’ als bedoeld in artikel 11.111, tweede lid, onderdeel h, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt verstaan: het vellen van een houtopstand als bedoeld in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Hier voldoen in elk geval vellingen aan, die gelijkmatig over de oppervlakte worden uitgevoerd en die niet meer dan 40% van het kronendak verwijderen. Blijvende bomen worden niet onevenredig zwaar beschadigd, door de vellingsactiviteiten.

Artikel 2. Kortere meldingstermijn

Gedeputeerde Staten kunnen in de volgende gevallen bij maatwerkvoorschrift besluiten dat de melding bedoeld in artikel 11.126 van het Besluit activiteiten leefomgeving later dan vier weken voor het vellen van een houtopstand wordt gedaan:

  • a.

    De natuurlijke terreinomstandigheden van de te vellen houtopstand zijn zodanig, dat mogelijkheden tot vellen zich slechts in specifieke omstandigheden voordoen, die niet vooraf te voorspellen zijn;

  • b.

    Er is sprake van omstandigheden die gelet op de volksgezondheid of de openbare veiligheid een spoedige velling van (een deel van ) een houtopstand noodzakelijk maken;

  • c.

    Ten behoeve van het nemen van fytosanitaire maatregelen.

Artikel 3. Uitstel van de herbeplantingsplicht

  • 1.

    Gedeputeerde Staten besluiten bij maatwerkvoorschrift tot een langere termijn voor het herbeplanten dan de termijn bedoeld in artikel 11.129 van het Besluit activiteiten leefomgeving, in het volgende geval: er wordt gebruik gemaakt van natuurlijke verjonging, maar binnen drie jaar na de velling is er, buiten de schuld van de eigenaar of beheerder om, nog geen (volledige) bosbouwkundig verantwoorde herbeplanting ontstaan.

  • 2.

    Aan een maatwerkvoorschrift met betrekking tot uitstel van de herbeplantingsplicht kunnen voorwaarden, beperkingen en een geldigheidsduur worden verbonden.

  • 3.

    De rechthebbende vraagt een maatwerkvoorschrift aan voorafgaand aan het verstrijken van de herbeplantingstermijn van drie jaar.

  • 4.

    Uitstel van de herbeplantingsplicht wordt verleend voor een zo kort mogelijk periode, met een maximum van drie jaar.

Artikel 4. Kapverbod

  • 1.

    Bij de beoordeling of er sprake is van bijzondere natuur- of landschapswaarden in relatie tot het verbieden van het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving, overwegen Gedeputeerde Staten in elk geval of één of meer van onderstaande criteria aan de orde is/zijn:.

    • a.

      De velling betreft een min of meer aaneengesloten oppervlakte van 5 hectare of meer.

    • b.

      De velling betreft zeer oude, maar wel vitale bomen.

    • c.

      De houtopstand heeft een belangrijke aan landschappelijke waarden gekoppelde cultuurhistorische betekenis

    • d.

      De velling veroorzaakt op Natura 2000 instandhoudingsdoelstelling negatieve effecten.

    • e.

      De velling heeft onevenredige negatieve effecten op populaties van beschermde soorten of op het voorkomen van bijzondere vegetatietypen

    • f.

      Er is sprake van een oude bijzondere bosgroeiplaats, met specifiek daarbij horende bodemopbouw en/of vegetatiekenmerken.

    • g.

      Er is sprake is van het vellen van een houtopstand dat niet toelaatbaar is op grond van de bepalingen ingevolge de Omgevingswet met betrekking tot Natura 2000-activiteiten of flora- en fauna-activiteiten, hetgeen derhalve heeft geleid tot het weigeren van een omgevingsvergunning op grond van die verbodsbepalingen of een vergunning of ontheffing ingevolge de Wet natuurbescherming.

    • h.

      De velling heeft om andere redenen dan geschetst onder a t/m g een onevenredige impact op belangrijke landschaps- of natuurwaarden.

  • 2.

    Een kapverbod wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een kortere termijn noodzakelijk maken.

Artikel 5. Maatwerkvoorschriften herbeplantingsplicht.

Een maatwerkvoorschrift over de herbeplantingsplicht wordt in elk geval gegeven in het volgende geval: een houtopstand, ontstaan door achterstallig beheer of onderhoud, jonger dan vijf jaar en ontstaan op een perceel waar geen sprake is van een plicht tot herbeplanting of instandhouding van de houtopstand op grond van de Omgevingswet, Wet natuurbescherming, de Omgevingsverordening Limburg, Omgevingsverordening Limburg 2014, het gemeentelijk omgevingsplan, gemeentelijke verordeningen of subsidiebeschikkingen. Het permanent verwijderen van de houtopstand dient tevens mogelijk te zijn op grond van het omgevingsplan.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2017

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregels Houtopstanden Limburg”.

 

Maastricht,d.d. 14 november 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M.Bovens

secretaris,

de heer drs. G.H.E.Derks MPA

Bijlage 1 Toelichting

Algemeen

Doel van deze beleidsregel is om bij de toepassing van de regels met betrekking tot houtopstanden van de Omgevingswet, specifiek afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving eigenaren van houtopstanden zoveel mogelijk vooraf duidelijkheid te geven over hoe wij de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving interpreteren en in welke gevallen wij de instrumenten van de wet en het Besluit activiteiten leefomgeving willen inzetten. Deze beleidsregel verduidelijkt derhalve enerzijds een aantal begrippen die het Besluit activiteiten leefomgeving kent. Daarnaast kent de wet een aantal instrumenten, zoals het geven van maatwerkvoorschriften en het opleggen van een kapverbod. Met deze beleidsregel wordt duidelijk gemaakt in welke standaardgevallen wij deze instrumenten willen inzetten. Wij doen dit in de wetenschap dat het niet mogelijk is voor elk individueel geval in een beleidsregel duidelijkheid te verschaffen. Het staat een initiatiefnemer daarom altijd vrij om vooraf zijn plannen met ons te bespreken.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrip ‘brandgangen’

Het Besluit activiteiten leefomgeving stelt in artikel 11.131, eerste lid, onderdeel c, geen meldings- en herbeplantingsplicht geldt voor het vellen van houtopstanden voor de aanleg en het onderhoud van brandgangen op natuurterreinen. Echter, er wordt geen nadere uitleg gegeven over de term “brandgang”. Om onduidelijkheden en willekeur te voorkomen is een nadere definitie opgesteld. Daarbij wordt aangehaakt bij Risicobeheerplannen die gezamenlijk door de Veiligheidsregio (of de lokale brandweer), de gemeente en de terreineigenaar worden opgesteld. De hierin vastgelegde brandgangen worden beschouwd als brandgangen bedoeld in artikel 11.131, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Begrip ‘dunnen’

In artikel 11.111, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving is bepaald dat het dunnen van een houtopstand voor de bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand, uitgezonderd is van de regels voor het vellen van houtopstanden.

In onderstaande wordt begrip ‘dunnen’ verhelderd om onduidelijkheden in de uitvoeringspraktijk te voorkomen.

Bij een dunning moet er in elk geval sprake zijn van de doelstelling om op de plaats van de velling weer te komen tot een houtopstand met een gesloten kronendak, waarbij de totale begroeide oppervlakte van de houtopstand niet kleiner wordt. Het realiseren van een gesloten kronendak kan op verschillende manieren. Meestal gebeurt dit, doordat de blijvende bomen, de door de dunning ontstane gaten in het kronendak dichtgroeien, waarna er een stabiele houtopstand overblijft. Deze situatie doet zich voor, als de velling evenwichtig verspreid is over de houtopstand en niet meer dan 40% van het kronendak verdwijnt. Vellingen die (mede) met een ander doel worden uitgevoerd zijn te allen tijde meldingsplichtig. Dit sluit aan bij het beleid dat ook onder de voormalige Boswet vigeerde. Indien door de vellingswerkzaamheden blijvende bomen zodanig beschadigd zouden kunnen worden dat gevreesd moet worden voor het voortbestaan van de houtopstand, is een kapmelding nodig.

 

Artikel 2 Kortere meldingstermijn

Via het instrument van het maatwerkvoorschrift bestaat de mogelijkheid af te wijken van de termijnen die gelden voor een melding van een voorgenomen velling. Het gaat om het afwijken van twee termijnen. Enerzijds kan een maatwerkvoorschrift gegeven worden over de wachttermijn van vier weken; feitelijk gaat het dan om een versnelde velling. Anderzijds kan het gaan om de geldigheidstermijn van een kapmelding. Die is normaal één jaar, maar in specifieke gevallen is het mogelijk om met een beheerder een afspraak te maken over deze termijn via een maatwerkvoorschrift

Wij gaan ervan uit dat beheerders en eigenaren een planmatig beheer voeren. Een kortere wachttermijn dan vier weken is dan ook slechts bedoeld om in niet voorzienbare omstandigheden toch accuraat te kunnen handelen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties die leiden tot gevaar voor de openbare veiligheid, zoals vellingen van bomen die na storm, ijzel en zware sneeuwval gevaar veroorzaken. Daarnaast zijn er situaties die het onder normale omstandigheden onmogelijk maken om een velling uit te voeren. Gedacht kan worden aan zeer natte terreinomstandigheden. Om snel te kunnen handelen als gunstige omstandigheden zich voordoen, zoals strenge vorst of droogte, waardoor deze terreinen wel begaanbaar zijn, is ook voor een dergelijke omstandigheid een maatwerkvoorschrift mogelijk. Tot slot is er voor het nemen van fytosanitaire maatregelen een maatwerkvoorschrift over de wachttermijn mogelijk. Hierbij moet gedacht worden aan het snel moeten handelen in het geval van optredende (besmettelijke) ziekten en (insecten)plagen.

In alle gevallen geldt dat door de melder tevens moet nagaan of een maatwerkvoorschrift of vergunning nodig is in het kader van andere wet- en regelgeving zoals soorten- of gebiedsbescherming en gemeentelijke regelgeving.

 

Artikel 3 Uitstel van de herbeplantingsplicht

Met het verlenen van uitstel van de herbeplantingsplicht, zal zeer terughoudend worden omgegaan. Reden hiervoor is dat het vellen van een houtopstand ecologisch en landschappelijk een grote impact heeft op de omgeving, die zo snel mogelijk hersteld dient te worden. Toch zijn er omstandigheden denkbaar dat uitstel van de herbeplantingsplicht mogelijk is.

 

Als er gebruik gemaakt wordt van natuurlijke verjonging kan er, buiten de schuld van de eigenaar of beheerder om, soms binnen drie jaar nog niet een volledige bosbouwkundig verantwoorde herbeplanting zijn ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn het ontbreken van goede mastjaren of niet voorzienbare wildschade of schade door ziekten en insectenplagen aan de natuurlijke verjonging. Uitstel wordt verleend als de verwachting is dat binnen enkele jaren wel een bosbouwkundig verantwoorde houtopstand van de grond kan komen.

 

Ter bevordering van een spoedige realisatie van een bosbouwkundig verantwoorde herbeplanting kan een maatwerkvoorschrift nader worden ingevuld. Zo kan voorgeschreven worden dat er aanvullende maatregelen worden getroffen zoals bodembewerking of bescherming tegen wildschade. Als er onvoldoende vertrouwen is dat via natuurlijke weg een voldoende herbebossing ontstaat, kan er in het maatwerkvoorschrift worden voorgeschreven dat er aan- of bijgeplant moet worden. Tevens kan worden voorgeschreven welke soorten, welk plantverband, welke terreinvoorbereiding en welke beschermende maatregelen getroffen dienen te worden.

 

De uitsteltermijn wordt door ons bepaald aan de hand van de omstandigheden ter plaatse. Hierbij worden zaken als terreinomstandigheden en reeds aanwezige beplanting meegenomen. Wij dragen er in elk geval zorg voor dat in de uitsteltermijn ten minste één plantseizoen (najaar-/winterperiode) zit. Er wordt maximaal uitstel verleend voor een periode van drie jaar.

 

Artikel 4 Kapverbod

Het vellen van een houtopstand heeft grote gevolgen voor de omgeving. Zowel voor natuurwaarden, landschap als voor omwonenden. Tegelijkertijd betekent het opleggen van een kapverbod een grote inperking van het eigendomsrecht. Immers de rechthebbende kan niet vrijelijk beschikken over zijn eigendom.

Wij constateren dat afgelopen decennia het aantal kapverboden nihil is geweest, maar tevens dat dit betekend heeft dat er in sommige gevallen grote maatschappelijke onrust is geweest over het vellen van houtopstanden. Wij willen daarom inzichtelijk maken onder welke omstandigheden in ieder geval een kapverbod overwogen zal worden namelijk:

a.

De velling betreft een bijzonder grote, aaneengesloten oppervlakte. Hierbij wordt een richtlijn gehanteerd van 5 hectare. Dat wil overigens niet zeggen dat onder deze grens geen kapverbod opgelegd kan worden, als omstandigheden daartoe aanleiding geven.

b.

De velling betreft zeer oude, maar wel vitale bomen. Een harde leeftijdsgrens is hierbij niet te geven; per soort varieert dit. Een populier kan bij 80 jaar al oud zijn, maar bij een inlandse eik kan die leeftijd veel hoger liggen.

c.

De houtopstand heeft een belangrijke cultuurhistorische betekenis. Omdat artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving de redenen van het door middel van een maatwerkvoorschrift opleggen van een kapverbod beperkt tot de bescherming van bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden, zal de cultuurhistorische betekenis in het licht moeten staan van bescherming van landschap of natuur.

d.

Indien de Natura 2000 instandhoudingsdoelstelling negatieve effecten zullen ondervinden. Normaal gesproken zal een kapverbod niet nodig zijn omdat een aanvraag voor een vergunning in het kader van gebiedsbescherming geweigerd zal worden. Echter als deze niet aangevraagd is, dient de velling wel via een kapverbod voorkomen te worden.

e.

Velling van de houtopstand heeft onevenredige negatieve effecten op populaties van beschermde soorten of op het voorkomen van bijzondere vegetatietypen. Ook andere soorten en vegetatietypen die buiten de Natura 2000-gebieden of -doelen vallen, zijn soms zo bijzonder dat ze beschermd dienen te worden.

f.

Er is sprake van een oude bijzondere bosgroeiplaats, met specifiek daarbij horende bodemopbouw en/of vegetatiekenmerken. Het vellen van de houtopstand kan hier negatieve gevolgen voor hebben. Oude bijzondere groeiplaatsen van bos zijn zeldzaam en niet zonder meer opnieuw te ontwikkelen.

g.

Indien er sprake is van een velling die niet toelaatbaar is op grond van andere bepalingen ingevolge de Omgevingswet en derhalve geleid heeft tot het niet verlenen van een omgevingsvergunning (of een ontheffing onder de voormalige Wet natuurbescherming). Indien er een omgevingsvergunning of ontheffing in het kader van soortenbescherming of een vergunning voor gebiedsbescherming geweigerd is, maar er is wel een kapmelding gedaan, kan het verstandig zijn om toch op die kapmelding te reageren met een kapverbod. Dit om te voorkomen dat er een onduidelijke situatie ontstaat.

h.

Velling heeft om andere redenen dan geschetst onder a t/m f een onevenredige impact op belangrijke landschaps- of natuurwaarden. De artikelen a t/m f zijn niet uitputtend. Gezien de grote variatie in houtopstanden is dat ook niet mogelijk. Er zijn altijd gevallen mogelijk waar een kapverbod toch noodzakelijk is om natuur of landschappelijke waarden te beschermen.

 

Nadrukkelijk wordt gesteld dat het kapverbod géén instrument is om uitvoering van andere omgevingsrechtelijke besluiten, zoals wijzigingen van een omgevingsplan, te beïnvloeden.

 

In principe leggen wij een kapverbod op voor een periode van vijf jaar. Soms kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen naar de daadwerkelijke gevolgen voor natuur en landschapswaarden van het vellen van een houtopstand. In die gevallen kan een kortlopend kapverbod worden opgelegd om lopende dit onderzoek onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

 

Artikel 5 Maatwerkvoorschriften herbeplantingsplicht

Het komt regelmatig voor dat een maatwerkvoorschrift over de herbeplantingsplicht wordt gevraagd voor spontaan ontstane houtopstanden op natuurterreinen of op (voormalige) landbouwgronden. Om duidelijkheid te bieden aan eigenaren en beheerders over het al dan niet kunnen verkrijgen van een maatwerkvoorschrift over de herbeplantingsplicht is gezocht naar een eenduidig criterium. Dat is gevonden in het leeftijdscriterium. Voor houtopstanden jonger dan vijf jaar kan een maatwerkvoorschrift over herbeplantingsplicht worden gegeven. De leeftijd is eenvoudig vast te stellen aan de hand van lucht- of satellietfoto’s en eventueel door het tellen van jaarringen. Alvorens een maatwerkvoorschrift gegeven kan worden, moet ook aan andere voorwaarden zijn voldaan. Het moet gaan om achterstallig onderhoud en ook in het kader van andere regels, zoals regels over soortenbescherming of regels van het omgevingsplan, moet het mogelijk zijn om de houtopstand permanent te verwijderen.

 

Voor overige gevallen wordt per geval bepaald en onderbouwd of een maatwerkvoorschrift over de herbeplantingsverplichting aan de orde is. Hierbij wordt opgemerkt dat artikel 11.131 van het Besluit activiteiten leefomgeving al een groot aantal uitzonderingen op de herbeplantingsplicht kent.