Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018 gemeente Utrecht |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2018 gemeente Utrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Verordening precariobelasting 2018 gemeente Utrecht |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | 23-11-2017 |
De raad van de gemeente Utrecht;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 september 2017 met kenmerk 4497157
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Mens en Samenleving van 24 oktober 2017;
besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2018 gemeente Utrecht
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. dag: een periode van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 00.00 uur;
b. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
d. seizoen: de periode 1 april tot en met 30 september;
f. tabel: de bij deze verordening behorende tarieventabel;
g. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgeno-men toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Onder de naam “precariobelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of ge-noemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
1.De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer in de tabel opgenomen voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeente-grond aanwezig zijn.
2.In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst be-stemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aange-merkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen in, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
a. 1e waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is
met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;
2e welke ter uitvoering van een aan een gemeentelijk orgaan opgedragen
publiekrechtelijke taak, het openbaar belang dienende, zijn aangebracht dan wel aanwezig zijn gedu-rende de tijd die voor de uitvoering van die taak nodig is;
3e waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel
a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is
b. die ten dienste van het wegverkeer of de openbare ruimte zijn geplaatst en waarmee in
hoofdzaak een algemeen belang wordt gediend, zoals algemene bewegwijzeringen,
waarschuwingsborden, brievenbussen en afvalbakken;
c. welke voorkomen op de rijks- of gemeentemonumentenlijst;
d. welke aan een gevel zijn bevestigd, buiten het gevelvlak uitsteken, dan wel in de onmiddellijke nabijheid van percelen zijn geplaatst, zoals:
1e voorwerpen ten behoeve van de afvoer van regen- of grondwater;
2e een spionnetje, bloembak, lamp, beweegbaar zonnescherm of luifel, rolluik, luik,
deur, blind, spandoek, buitenbrievenbus, receptenbus, privaatput, overstortinrichting
of enig ander soortgelijk voorwerp;
3e vlaggenstokhouders, vlaggenstokken en vlaggen, uitsluitend aangebracht en
geplaatst ten behoeve van het vlaggen op algemeen erkende feestdagen;
4e alarminstallaties, tv-camera’s en dergelijke, uitsluitend aangebracht ten behoeve van
e. uitbouwen die met een gebouwd eigendom zijn verbonden en daarvan niet kunnen
worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan één der zaken wordt
1e voorwerpen die een verdiepte ingang voor een hoge stoep, een trede, een
verhoogde trede voor de zogenaamde stoeplijn, een trap, een kelderingang, een
pothuis of enig ander soortgelijk buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw betreffen,
2e die een stoeptrede voor een bestaande ingang, een koekoek, een licht- of luchtkolk
voor een bestaand raam betreffen waar voor het plaatsen, in verband met een
wijziging van het straatprofiel, door het college van burgemeester en wethouders
schriftelijk toestemming is verleend;
met uitzondering echter van uitbouwen waarmee het bevorderen van het betreden van
het gebouwde eigendom of het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt
f. waarvoor krachtens de vigerende Verordening parkeerbelastingen gelden aan de gemeente verschuldigd zijn;
g. elk ander niet met name in de tabel genoemd voorwerp of inrichting dat zodanig met
een gebouwde eigendom is verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan één der zaken.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en
tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 van de tarieventabel, worden
onder Gebied A, Gebied B en Gebied C onderscheidenlijk de volgende straten en
Toplocaties in de binnenstad. Het gebied dat de volgende straten betreft:
- Oudegracht tussen Viebrug en Gaardbrug, inclusief werven;
Overige locaties in het gebied binnen de singels.
Het gebied dat begrensd wordt door de Catharijnesingel, de Weerdsingel, de Wittevrouwensingel, de Maliesingel en de Tolsteegsingel, met uitzondering van de locaties die genoemd zijn onder Gebied A.
Artikel 6 Berekening van de precariobelasting
1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.
2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting
berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, waarbij
wordt uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten oppervlak, tenzij
3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld
op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste
4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voor-werpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de bereke-ning van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aan-spraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.
5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opge-nomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt de berekening van de precariobelasting
a. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opge-nomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week.
b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.
7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgeno-men en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, week of maand omvat, gelden deze tarieven per dag, week of maand van het belastingtijdvak.
1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voor-werp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het tijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar-overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
2. In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.
1 De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
2. In afwijking van het eerste lid kan, indien de heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk
plaatsvindt, de precariobelasting worden geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt .
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is
precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak
verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak
op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde
precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle
4. Belastingbedragen van minder dan € 10 worden niet ingevorderd.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt
op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later voor zover het objecten van blijvende aard betreffen.
2. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op
de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, voor zover het objecten
van tijdelijke aard betreffen.
3. De bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving geheven preca-riobelasting moet worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving dan wel toezen-ding van de kennisgeving.
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels met betrekking tot heffing en invordering
Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
1. De Verordening precariobelasting 2017 vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2016 (Ge-meenteblad van Utrecht 2016, nr.162020) wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening precariobelasting 2018 gemeente Utrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 november 2017,
De griffier,
mr. M. van Hall CMC
De plv. voorzitter gemeenteraad,
M.A. Koning MSc
Tarieventabel precariobelasting 2018
Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016, zoals vastgesteld bij raadsbesluit nummer 87 van 9 november 2017.
Paragraaf 1: Algemeen tarief precariobelasting
1.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, indien telkens hetzelfde gedeelte van de grond wordt ingenomen en voor zover in deze tarieventabel niet in een bijzonder tarief is voorzien
Paragraaf 2: Luifels en balkons
2.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van
per voorwerp per m² per maand EUR 0,79
per voorwerp per m² per jaar EUR 9,48
Paragraaf 3: Uitstallen en verkopingen
3.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
3.1.1 voor het uitspreiden, uithangen of uitstallen van goederen, het plaatsen en hebben van bakken, manden, tafels, rekken, jukken, uitstalkasten en toonkasten, met dien verstande dat de belasting wordt geheven over de ruimte die ingenomen wordt als de goederen zijn uitgespreid, uitgehangen of uitgestald
3.1.2 voor een kraam of een andere soortgelijke inrichting voor de verkoop van eet- of andere koop-waren, alsmede voor het plaatsen of hebben van in het openbaar te verkopen goederen
3.1.3 voor een noodwinkel voor de verkoop van eet- of andere koopwaren
4.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
voor een uit één of meer tenten, stallen, berghokken of andere gebouwen c.q. getimmerten bestaande inrichting, waarin voor het publiek toegankelijke voorstellingen of vertoningen worden gegeven, waaronder mede worden begrepen, in afwijking van het bepaalde onder 3.1.2, de erbij behorende inrichtingen tot verkoop van eet- of andere koopwaren:
per dag bij een totaal ingenomen oppervlakte
van 3.000 m² of minder EUR 389,56
van meer dan 3.000 m² EUR 600,56
5.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
5.1.1 voor terrassen, onderscheidenlijk geheven naar de gebieden A, B en C zoals omschreven in artikel 5 van de Verordening
Paragraaf 6 Loswallen, hijskranen en putten
6.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
6.1.1 voor een loswal, kade of oever in gebruik om goederen te laden of te lossen:
6.1.2 voor een hijskraan of trechter in verband met het laden en lossen van schepen en vrachtwagens
7.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
voor een lichtbak, uithangbord, sandwichbord, neonreclame of een ander tot reclame dienend voor-werp
per m² voor reclame bestemd oppervlak:
Paragraaf 8 Verkoopplaatsen van motorbrandstoffen
8.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
8.1.2 voor een pomp voor motorbrandstof
8.1.3 voor een pomp voor motorbrandstof, indien een aftappunt gelegenheid biedt tot aflevering van meer dan één soort motorbrandstof van verschillend octaangehalte
per stuk per jaar EUR 1.068,48
8.1.4 voor een pomp uitsluitend bestemd voor mengsmeringsbrandstof
8.1.5 voor een tank gerelateerd aan de grootste horizontale doorsnede
8.1.6 voor pompeilanden of perrons
8.1.7 voor water- of luchtaftappunten en lichtmasten behorende tot een verkooppunt van motorbrandstof
8.1.8 voor leidingen behorende tot een verkooppunt voor motorbrandstof
8.1.9 voor een vul- en peilpunt
Paragraaf 9 Bouwmaterialen en bouwmaterieel
9.1 Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:
in ieder geval voor keten, loodsen, bouwwerktuigen (waaronder begrepen rails en bouwkranen) en steigers en
voor ruimte ingenomen door laden, lossen en opslaan van goederen, bouwmaterialen en grond: