Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Beleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2017-10-01
  2. http://wetten.overheid.nl/BWBR0005537/2017-12-01
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2018gewijzigde regelgeving

28-11-2017

gmb-2017-214996

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

 

Gelezen het collegevoorstel van cluster Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van beleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018;

 

Gelet op de artikel 31 lid 2 onder n, r en y van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 Ioaw, artikel 8 lid 3 Ioaz en de artikelen 1:3, lid 4; 3:42 titel 4.3 en titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

B e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

 

Beleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018

 

luidende als volgt:

Artikel 1 Algemene vrijlating ex artikel 31 lid 2 sb n Participatiewet, artikel 8 lid 2 Ioaw en artikel 8 lid 3 Ioaz

  • a.

    wettelijke bepaling; de wet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende

worden gerekend: de inkomsten uit arbeid tot 25% van deze inkomsten, met een maximum van 25% van die inkomsten voor zover hij algemene bijstand, Ioaw of Ioaz ontvangt, waarbij voor een persoon ouder dan 27 jaar en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.

  • b.

    oordeel college; op het moment dat de belanghebbende voor het eerst inkomsten uit arbeid gaat verkrijgen, waarbij er nog wel een beroep gedaan moet worden op een aanvullende uitkering, is het college van oordeel dat dit zal bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Dat is de reden om deze vrijlating terstond toe te passen

  • c.

    toepassen vrijlating; indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld bij punt b, dan worden de inkomsten uit arbeid in een periode van maximaal 24 maanden verrekend met toepassing van de vrijlating, te rekenen vanaf de eerste maand waarin die inkomsten zijn genoten en gedurende maximaal 6 maanden.

  • d.

    herleving vrijlating: indien vanaf de laatste beëindigingsdatum van de uitkering opnieuw een beroep wordt gedaan op een uitkering op grond van de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz, dan kan opnieuw gebruik worden gemaakt van deze vrijlating.

Artikel 2 Afwijking i.v.m. spe specifieke vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub r Participatiewet, artikel 8 lid 5 Ioaw en artikel 8 lid 9 Ioaz

  • a.

    wettelijke bepaling; de wet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5% van deze inkomsten gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand, Ioaw of Ioaz ontvangt, ingeval hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar, de periode van zes maanden, bedoeld in onderdeel n is verstreken en dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Artikel 3 Afwijking i.v.m. specifieke vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub y Participatiewet, artikel 8 lid 7 Ioaw en artikel 8 lid 11 Ioaz

  • 1.

    wettelijke bepaling; de wet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15% van deze inkomsten uit arbeid voor zover hij algemene bijstand, Ioaw of Ioaz ontvangt, tenzij onderdeel n of r van toepassing is.

 

Artikel 4 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de aanvrager/belanghebbende leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 5 Afwijking regels

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als beleidsregels Participatiewet, Ioaw en Ioaz vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2018.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt – in werking op 1 januari 2018.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze richtlijnen worden de beleidsregels Participatiewet vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2015 ingetrokken.

Aldus besloten door het college van

burgemeester en wethouders van de

gemeente Oldambt d.d. 28 november 2017

De secretaris De burgemeester,

H.J.J. Groothuis. P. Smit.

Toelichting

Bij de start van de Participatiewet per 2015 hebben we een aantal beleidsregels opnieuw vastgesteld. Eén daarvan ging over de toepassing van de vrijlatingsfaciliteit. Er zijn daarbij 3 situaties te onderscheiden.

 

 

Wat hebben we toen – naast de wetgeving – bepaald?

 

1. Algemene vrijlating / sub n

Artikel 31 lid 2 sub n Participatiewet stelt dat inkomsten uit arbeid niet volledig gekort hoeven te worden op de bijstandsuitkering. Ze kunnen voor een deel, 25% van het netto inkomen tot een maximum van € 201,00 (peil 1 juli 2017) per maand, vrijgelaten worden. Dit kan gedurende ten hoogste 6 aaneengesloten maanden en mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Dit laatste is praktische gezien vooraf niet altijd goed in te schatten. Vandaar dat destijds is gekozen voor een ‘praktische oplossing’.

 

Gemaakte beleidskeuze

Alle inkomsten uit arbeid blijven in eerste instantie voor 100% gekort worden op de uitkering. Wanneer iemand arbeid aanvaardt en daarmee voldoende inkomsten genereert om uit de bijstand te geraken heeft deze voldaan aan de doelstelling van de Participatiewet. Zou de cliënt in de periode voor zijn arbeidsinschakeling in deeltijd gewerkt hebben, dan heeft deze daarmee duidelijk aan de eisen van artikel 31 lid 2 sub n voldaan. Met het oog hierop wordt dan alsnog achteraf de vrijlating inkomsten ex artikel 31 lid 2 sub n toegepast op de inkomsten uit arbeid in de 6 maanden voorafgaand aan de beëindiging (in de praktijk: er wordt een herbereking gemaakt en er vindt een nabetaling plaats).

 

2. Vrijlating alleenstaande ouder / sub r

Artikel 31 lid 2 sub r Participatiewet stelt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 125,67 (peil 1 juli 2017) per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:

1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,

2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en

3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

Deze vrijlating kan dus pas worden toegepast nadat de vrijlating van sub n is toegepast en verstreken.

 

Gemaakte beleidskeuze

Gemeenten hadden op dit punt geen mogelijkheid tot het stellen van eigen regels.

 

3. Vrijlating medische uren beperking / sub y

Artikel 31 lid 2 sub y Participatiewet stelt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15% van deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 127,46 per maand (peil 1 januari 2017) voor zover hij algemene bijstand ontvangt en de vrijlating op grond van n en r niet van toepassing zijn.

 

Gemaakte beleidskeuze

Gemeenten hadden op dit punt geen mogelijkheid tot het stellen van eigen regels.

 

 

Tenslotte

In artikel 31 lid 5 Participatiewet is uitdrukkelijk bepaald dat bovenstaande vrijlatingen (“n”+ “r”) niet van toepassing zijn op personen jonger dan 27 jaar.

 

 

 

 

 

 

Wat is nu nieuw?

 

In de dagelijkse uitvoeringspraktijk zien we dat gemeenten een verschillende uitleg geven aan de algemene vrijlating (“sub n”) en hier ook verschillend mee omgaan. Van uitkeringsgerechtigden werd vernomen dat zij geen stimulans ervaren om ook parttime werk te gaan aanvaarden, alle inkomsten worden immers volledig gekort.

 

Mede op initiatief van voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw J. Klijnsma, is de redactie van artikel 31 dan ook gewijzigd. De bepalingen in de Ioaw en Ioaz zijn gelijktijdig hiermee in lijn gebracht.

 

Artikel 31 lid 2 onder n Participatiewet, artikel 8 lid 2 Ioaw en artikel 8 lid 3 Ioaz geven het college nu de bevoegdheid inkomsten uit arbeid tot een bepaald bedrag voor een maximale periode van zes maanden vrij te laten, voor zover die arbeid naar het oordeel van het college bijdraagt tot de arbeidsinschakeling (hiervoor luide de wettekst dat dit zes aaneengesloten maanden dienen te zijn.

 

Wat gelijk bleef is dat ook in het nieuwe artikel 31 de bepaling is opgenomen dat de arbeid moet bijdragen aan arbeidsinschakeling.

 

De tekst van artikel 31, sub 1 lid n luidt nu:

niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend de inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 201,00 (peil 1 juli 2017) per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling;

 

Nieuwe keuzes

 

Met de wetswijziging in de hand kunnen we nu een andere keuze maken over het toepassen van deze faciliteit en het daarmee ook aantrekkelijker maken om (tijdelijk) parttime werk te aanvaarden en de mogelijkheden tot (gedeeltelijke) uitstroom te optimaliseren.

 

Arbeidsinschakeling (zie artikel 1 sub b van de beleidsregel)

Als uitgangspunt hanteert het college bij de beoordeling of de arbeid bijdraagt tot arbeidsinschakeling de volgende regel:

 Alle arbeid in loondienst is een begin op weg naar uitstroom en draagt in die hoedanigheid bij aan arbeidsinschakeling.

 

Dat betekent dat iedereen die (tijdelijk) een parttime baan aanvaardt, vanaf de eerste maand direct daaruit een financieel voordeel ervaart en daarmee gestimuleerd wordt om hiermee door te gaan. Op deze manier zal de vrijlating arbeidsinkomsten beter aansluiten op het huidige karakter van de arbeidsmarkt en wordt ook het aanvaarden van tijdelijk parttime werk gestimuleerd.

 

Daarnaast gaan we afzonderlijke afspraken maken om zodra er sprake is van het ontvangen van inkomen uit parttime arbeid, in contact te treden met de werkgever om te bezien of er mogelijk sprake kan zijn van urenuitbreiding als gevolg waarvan we op (afzienbare) termijn tot volledige uitstroom kunnen komen.

 

Periode (zie artikel 1 sub c van de beleidsregel)

Op verzoek van het “Uitvoeringspanel gemeenten” biedt de wetswijziging het college de mogelijkheid een periode vast te stellen waarbinnen de maximale duur van 6 maanden vrijlating wordt toegepast (dit is terug te vinden in paragraaf 4 van de memorie van toelichting, behorende bij de wetsaanpassing).

 

Het college hanteert ten aanzien van de periode waarbinnen gebruik kan worden gemaakt van deze vrijlating:

 Een periode van maximaal 24 maanden, te starten in de eerste maand waarin de parttime inkomsten worden genoten.

 

 

Herleving vrijlating (zie artikel 1 sub d van de beleidsregel)

Het toepassen van de huidige vrijlating (de 6 maand herberekening achteraf) werd maximaal 1 keer bij dezelfde uitkeringsgerechtigde toegepast. Bij een hernieuwd beroep op een bijstandsuitkering, werd deze vrijlating niet nogmaals toegepast. In de huidige wetgeving, inclusief de toelichting daarop, kan deze beperkte toepassing niet gelezen worden. Om in voorkomende toekomstige situaties arbeidsmarktdeelname te kunnen blijven stimuleren, zullen we een ander standpunt in moeten nemen.

 

Het college wil de mogelijkheid om de algemene vrijlating opnieuw toe te passen blijvend kunnen inzetten als een stimuleringsmiddel voor het verkrijgen van eigen inkomsten en dus maximale bijstandsonafhankelijkheid. Het college hanteert hierbij:

 

 De vrijlating opnieuw toe te passen na de laatste beëindigingsdatum van de uitkering en bij een hernieuwd beroep op een uitkering.

 

 

Budgettair neutraal

 

Deze nieuwe beleidsregel kan tot gevolg hebben dat er meer gebruik wordt gemaakt van de inkomstenvrijlating. Enerzijds leidt dit tot hogere uitkeringslasten (BUIG) aangezien door het extra gebruik van de inkomensvrijlating meer inkomsten uit arbeid niet verrekend worden met de bijstandsuitkering. Anderzijds leidt de maatregel tot een besparing op de uitkeringen door de toename van (parttime) uitstroom naar werk, het wordt financieel aantrekkelijker om een parttime baan te accepteren. Naar verwachting zal deze aanpassing budgettair neutraal verlopen.

 

Tenslotte

 

De wetswijziging heeft ook betrekking op de verrekening van inkomsten uit arbeid voor Ioaw (zie artikel 8, lid 2) en Ioaz (zie artikel 8, lid 3) gerechtigden.

 

Ten aanzien van de vrijlating op grond van artikel 31, lid 2 sub r is de redactie ook aangepast. Tot de wetswijziging was bepaald dat de vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub n van maximaal 6 aaneengesloten maanden moet zijn verstreken alvorens deze vrijlating toegepast kan worden. De wetswijziging heeft de bepaling van ‘zes aaneengesloten maanden’ gewijzigd in ‘zes maanden’. De vergelijkbare artikelen uit de Ioaw en Ioaz zijn dienovereenkomstig aangepast.

 

Ten aanzien van de vrijlating op grond van artikel 31, lid 2 sub y zijn er geen wijzigingen opgetreden.