Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening gemeente Middelburg 2010 |
Citeertitel | Referendumverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-03-2010 | Nieuwe regeling | 18-01-2010 De Faam, 10-03-2010 | burgemeester en wethouders d.d. 15 december 2009, volgnummer 10-07 |
Artikel 6. Datum, vraagstelling en procedure
In het raadplegend referendum wordt aan de stemgerechtigden gevraagd of zij voor of tegen een mogelijk door de raad te nemen besluit zijn, dan wel wordt aan hen de keuze uit een aantal alternatieven voorgelegd. Bij de keuze uit meerdere alternatieven wordt duidelijk aangegeven hoe de uitslag wordt vastgesteld.
Artikel 8. Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag
De raad neemt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering na het houden van een referendum dan wel na het houden van de tweede stemronde, en anders in de daarop volgende vergadering, een definitief besluit.
Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 januari 2010.
De voorzitter, De griffier,
mr. J.M. Schouwenaar E.T. Israël
Publicatie: 10 maart 2010
Inwerkingtreding: 11 maart 2010
Publicatie: 10 maart 2010
Inwerkingtreding: 11 maart 2010
Toelichting op de Referendumverordening
Het is een vrije keuze van de raad om een referendumverordening vast te stellen, of te kiezen voor andere methoden om burgers te betrekken bij de lokale besluitvorming. De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit artikel 149 van de Gemeentewet. Deze bepaling geeft de raad een autonome verordenende bevoegdheid om een referendum te organiseren over een te nemen of genomen besluit. Binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen, staat het gemeenten vrij om hieraan invulling te geven.
Bij het vaststellen van een referendumverordening moet een keuze worden gemaakt voor één of meer van de verschillende soorten van referenda. De meest gebruikelijke en in Nederland voorkomende soorten zijn de volgende. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum. Dit wordt een raadplegend referendum genoemd. De tegenhanger hiervan is dat burgers het initiatief nemen tot het houden van een referendum. In dat geval wordt gesproken van een raadgevend referendum. Zowel bij een raadplegend als bij een raadgevend referendum kan worden gekozen voor een correctief of een niet-correctief referendum. Een correctief referendum gaat over een genomen besluit (waarvan de uitvoering is opgeschort), een niet-correctief referendum gaat over het voornemen een besluit te nemen. Theoretisch bestaat er nog het bindend referendum. Deze referendumvorm, waarbij de raad verplicht zou zijn de uitslag van het referendum op te volgen, is in Nederland juridisch niet toegestaan omdat de Grondwet en de Gemeentewet dit niet toelaten.
De VNG heeft in mei 2009 een nieuwe modelreferendumverordening aangeboden aan de gemeenten. Deze modelverordening bevat alleen een regeling voor een referendum op initiatief van de bevolking, een raadgevend referendum. Voor dit model is gekozen, aldus de VNG, omdat dit doorgaans als meest zuivere vorm van een referendum wordt gezien. Burgers krijgen hiermee de mogelijkheid om aan de noodrem te trekken indien hun politieke vertegenwoordigers een besluit hebben genomen dat in hun ogen verkeerd is. Burgers kunnen het initiatief nemen voor het houden van een referendum door middel van het verzamelen van handtekeningen.
Een referendum op initiatief van de raad heeft een heel ander karakter. De raad beschikt over diverse andere mogelijkheden om de burgers om advies te vragen, zoals de officiële inspraak (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure), interactief beleid, inspraakavonden, enquetes, internetpanels en buurtbezoeken. Doordat de raad, als besluitvormend orgaan, bepaalt wanneer burgers door middel van een referendum bij de besluitvorming worden betrokken, is sprake van een machtsrelatie. Daarnaast zou toepassing van een correctief raadplegend referendum ertoe kunnen leiden dat de volksvertegenwoordiging zich onttrekt aan het nemen van moeilijke beslissingen, aldus de VNG. Daarom voorziet de modelverordening van de VNG uitsluitend in een raadgevend referendum.
Naar schatting heeft 10% van de Nederlandse gemeenten een referendumverordening vastgesteld. Veel van deze gemeenten hebben daarin alleen een raadplegend referendum of zowel een raadgevend als een raadplegend referendum mogelijk gemaakt. Een steekproefsgewijze vergelijking van een aantal vigerende referendumverordeningen laat verder een grote verscheidenheid zien bij de vormgeving van het referendum.
In de Middelburgse verordening wordt overeenkomstig de wens van de raad een niet-correctief, raadplegend referendum mogelijk gemaakt. In deze verordening diende volgens de aanbevelingen van de raad in ieder geval het volgende te worden geregeld:
Verder heeft de raad aanbevolen de vraagstelling in principe te beperken tot een enkelvoudige vraag met “voor” of “tegen” of een keuze uit 2 mogelijkheden.
Ook diende ruimte te worden gelaten voor een procedure met meer varianten, waarbij in een tweede stemronde de twee varianten met de meeste stemmen aan de bevolking kunnen worden voorgelegd.
Het nu voorliggende voorstel tot het vaststellen van een referendumverordening is gebaseerd op de aanbevelingen van de raad. Daarbij merken wij het volgende op over de hierboven onder a tot en met d genoemde aanbevelingen.
Ad a: Wanneer is een referendum geldig? Vrij veel gemeenten kiezen voor een stelsel waarbij een bepaald opkomstpercentage als voorwaarde wordt geformuleerd. Soms wordt er ook voor gekozen het referendum altijd, ongeacht de opkomst, als geldig te beschouwen (bijvoorbeeld gemeente Vianen). Het percentage van 30% lijkt het meeste voor te komen. Volgens het kennisinstituut Nicis wordt de hoogste opkomst doorgaans bereikt bij referenda over herindeling/annexatie (gemiddeld 70%) en ligt de gemiddelde opkomst iets onder de 50%. Gelet op dit laatste en in samenhang met het hierna gestelde onder b, is in de verordening het vaak gehanteerde percentage van 30% opgenomen.
Ad b: De Grondwet en Gemeentewet staan een bindend referendum niet toe. Er wordt zonder last gestemd en de raad kan zich dus in staatsrechtelijke zin niet vooraf aan de uitslag binden.
Ad c: Dit is geregeld in de verordening.
Ad d: Dit is geregeld in de verordening.
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Dit artikel spreekt voor zich.
Alleen concept besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, leent zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen overeenkomstig de modelreferendumverordening van de VNG. Deze lijst is gebaseerd op ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.
De algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is of wordt gevolgd, of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiele claims.
Artikel 3 Niet-correctief raadplegend referendum
De raad heeft ervoor gekozen een niet-correctief raadplegend referendum mogelijk te maken. De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. De raad beslist over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: “voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen.” Eventueel kan de raad het vaststellen van de vraag en de antwoordmogelijkheden opdragen aan de commissie.
Artikel 4 en 5 De referendumcommissie
In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De commissie heeft o.a. tot taak: formulering van vraagstelling en antwoordcategorieen; toezicht op de organisatie van het referendum; toezicht op de objectiviteit van de voorlichting. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. Tevens is de commissie verantwoordelijk voor de evaluatie van gehouden referenda. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.
Bij de referendumcommissie kunnen klachten binnen komen over de uitvoering. Zij zendt de klachten door naar het bestuursorgaan dat het aangaat. Zij kan de klachten wel verwerken in haar evaluatieopdracht. De commissie is geen formele klachtencommissie.
Artikel 6 Datum, vraagstelling en procedure
Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum. Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.
De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de commissie. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:
een combinatie van deze twee mogelijkheden.
Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b).
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.
Artikel 7 Geldigheid van de uitslag
De raad is natuurlijk vrij om elke uitkomst van het referendum en dus ook elke opkomst mee te laten wegen in haar uiteindelijke besluit. Het referendum is immers één van de informatiebronnen voor de raad. Aangezien een referendum een belangrijke informatiebron is en het houden van een referendum verwachtingen wekt bij de kiesgerechtigden is er een “kiesdrempel” ingesteld. Als derhalve minimaal 30% van de kiesgerechtigden meedoet aan de stemming moet de raad nog zorgvuldiger met de uitkomst omgaan dan hij wellicht anders ook al had gedaan.
Artikel 8 Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag
De raad neemt, zo mogelijk in de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, een besluit over het onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.
Het organiseren van een referendum brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Hiermee moet dus van te voren rekening worden gehouden. De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen.