Organisatie | Veldhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Participatiewet Veldhoven |
Citeertitel | Beleidsregels Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | wijziging, art. 6, art. 8, art. 13a | 23-10-2018 | |||
01-01-2018 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 14-11-2017 |
datum college : 14 november 2017
onderwerp : Vaststellen nadere regels Beleidsregels Participatiewet Veldhoven
Het college van Burgemeester en Wethouders van Veldhoven;
gezien het advies van d.d. 23 oktober 2017;
overwegende dat: op 26 september 2017 de raad de aangepaste verordening Participatiewet heeft vastgesteld. Verdere uitwerking van onderdelen uit de Participatiewet en de verordening Participatiewet plaatsvindt in de beleidsregels Participatiewet;
vast te stellen de nadere regels Beleidsregels Participatiewet Veldhoven
Hoofdstuk 1 Hoogte van de uitkering
Artikel 1 Verlaging in verband met ontbreken of lagere woonkosten
Onder woonkosten wordt verstaan:
indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
Artikel 2 Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren tot 21 jaar
De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel vult de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 21 jaar (artikel 20 lid 1 b Participatiewet), zonder ten laste komende kinderen, aan tot maximaal het bedrag voor gehuwden waarvan een echtgenoot jonger is dan 21 jaar en een echtgenoot 21 jaar of ouder (artikel 20 lid 1 c Participatiewet).
De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel vult de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 21 jaar (artikel 20 lid 2 b Participatiewet), mét ten laste komende kinderen, aan tot maximaal het bedrag voor gehuwden waarvan een echtgenoot jonger is dan 21 jaar en een echtgenoot 21 jaar of ouder (artikel 20 lid 2 c Participatiewet).
Artikel 3 Toepassing kostendelersnorm
De kostendelersnorm zal worden toegepast bij de verstrekking van bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor bijzondere kosten wordt de kostendelersnorm niet toegepast. Voor de individuele inkomenstoeslag, de collectieve zorgverzekering voor minima en andere minimaregelingen zal de kostendelersnorm niet worden toegepast.
Artikel 4 Commerciële relatie en commerciële prijs
Tevens dient de verhuurder/ onderhuurder of kostgever een commerciële huurprijs of commerciële prijs kostgangerschap te ontvangen.
Indien een woning wordt gehuurd van een woningbouwcorporatie, en de bewoners hun woning huren op basis van een individueel huurcontract, zal worden aangenomen dat de bewoners een commerciële huurprijs betalen. De bewoners zullen dan beschouwd worden als personen als bedoeld in artikel 19a lid 1 onder c van de Participatiewet.
Indien het vijfde of zesde lid van toepassing is, kan de uitkering worden verlaagd op grond van artikel 18 van de Participatiewet, indien de huurprijs minder bedraagt dan de grenzen van de commerciële huurprijs, zoals bedoeld in het tweede lid. De verlaging bedraagt in principe 10 procent van de gehuwdennorm (artikel 21 onderdeel b Participatiewet).
Hoofdstuk 2 Participatievoorzieningen
Artikel 7 Loonkostensubsidie overigen
Loonkostensubsidie ingevolge dit artikel kan op aanvraag worden verleend ten behoeve van personen met een bijstandsuitkering die niet onder de doelgroep zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid van deze beleidsregels, doch wel een gemeten loonwaarde van 50 tot 80% van het wettelijk minimumloon op de betreffende functie hebben.
Loonkostensubsidie ingevolge dit artikel kan op aanvraag worden verleend aan of ten behoeve van niet-uitkeringsgerechtigden die niet onder de doelgroep zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid van deze beleidsregels vallen, doch wel een gemeten loonwaarde van 50 tot 80% van het wettelijk minimumloon op de betreffende functie hebben én die zonder deze loonkostensubsidie een beroep op bijstand zouden moeten doen.
Artikel 8 Bijdrage in de kosten van begeleiding op de werkplek
De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op basis van de begeleiding die noodzakelijk is ten behoeve van arbeidsinschakeling, zoals hieronder bepaald:
Artikel 9 Bijdrage in de kosten van begeleiding op een maatschappelijk arrangement
Artikel 13a Niet uitkeringsgerechtigden
Indien de aanvrager zich in de positie bevindt dat hij geen uitkering of inkomen geniet en in een uitkeringssituatie dreigt te geraken, kan de ondersteuning tevens bestaan uit het aanbieden van een voorziening als bedoeld in hoofdstuk 2 van de verordening, die naar het oordeel van het college bestaat uit de goedkoopst adequate voorziening naar werk.
Personen die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in lid 1 van dit artikel hebben geen recht op een voorziening zoals genoemd in lid 3 van dit artikel, wanneer het inkomen meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij, indien van toepassing, rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm
Hoofdstuk 3 Individuele toeslagen
Artikel 14 Individuele inkomenstoeslag
Indien sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (80% of minder arbeidsongeschikt), dient aangetoond te worden dat de belanghebbende heeft getracht te komen tot inkomensverbetering. Dit dient te worden aangetoond door het overleggen van bewijsstukken van 12 sollicitaties in het afgelopen jaar. Indien de belanghebbende gemotiveerd kan uitleggen waarom hij/zij hier niet aan kan voldoen, kan deze motivatie in de afweging voor het wel of niet toekennen van een individuele inkomenstoeslag worden betrokken.
Artikel 17 Hoogte bestuurlijke boete
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de inlichtingenverplichting waarnaar gerefereerd wordt in artikel 16 tweede lid van deze beleidsregels, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, legt het college een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die op of na de datum van inwerkingtreding zijn ontvangen. Deze beleidsregels zijn per 1 januari 2018 van toepassing op aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding zijn ontvangen en beschikkingen die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels op grond van de Verordening Participatiewet zijn afgegeven.