Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Delft houdende regels omtrent onroerendezaak belastingen Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018 |
Citeertitel | Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2017.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2017 | 06-01-2018 | nieuwe regeling | 09-11-2017 | 3113683 |
De raad van de gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 september 2017;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Economie, Financiën en Bestuur;
Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2018
Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
De onroerendezaakbelastingen worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 7 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal 10 termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.
Artikel 9 Nadere regels door het college van B&W
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 november 2017.
,burgemeester.
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
,griffier.
Drs. R.G.R. Jeene CMC
Bijlage 1 Tarieventabel Onroerendezaakbelastingen Delft 2018
Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 9 november 2017 tot vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018.
Toelichting Onroerendezaakbelastingen Delft 2018
op de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018.
Tarieven onroerendezaakbelastingen
In de tarieven is het voorstel verwerkt om een verlaging van de geraamde opbrengst door te voeren die uitvoering geeft aan de motie OZB verlaging in balans met investeringen. Deze motie vraagt om de OZB te verlagen naar het niveau van 2014, dat is 113% van het landelijk gemiddelde. Daar bovenop wordt het niveau van de OZB extra verlaagd naar 112% van het landelijk gemiddelde in 2018. Daarmee is na de tariefstijgingen in de Programmabegroting 2016-2019 (128% landelijk gemiddelde) en de Programmabegroting 2017-2020 (131% landelijk gemiddelde) nu sprake van een substantiële daling. Voor de verlaging van de OZB wordt € 1,2 miljoen uit de financiële ruimte in het meerjarenbeeld ingezet.
De ozb tarieven zijn berekend aan de hand van de totale WOZ waarden op de wettelijke peildatum van het bestaand areaal. Hierbij is de geraamde opbrengst leidend, de tarieven worden zo bepaald dat de geraamde opbrengst rekenkundig wordt gerealiseerd. De uitvoering van de WOZ is door Delft overgedragen aan de RBG. De RBG levert in oktober een definitieve prognose van de totale waarden van de WOZ objecten. De gemeente heeft geen invloed op de waarderingen.
Dit betekent dat bij verwerking van de definitieve prognose van de WOZ waarden naar verwachting een voorstel voor een 1e wijziging van de verordening noodzakelijk zal zijn voor de tariefaanpassing die nodig is om de geraamde opbrengst te realiseren.