Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enschede

Beleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnschede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017
Citeertitelbeleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpDraagkracht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 20 van de Participatiewet
  3. artikel 21 van de Participatiewet
  4. artikel 22 van de Participatiewet
  5. artikel 22a van de Participatiewet
  6. artikel 31 van de Participatiewet
  7. artikel 32 van de Wet werk en bijstand
  8. artikel 33 van de Participatiewet
  9. artikel 34 van de Participatiewet
  10. artikel 35 van de Participatiewet
  11. https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2016-38381/1/bijlage/exb-2016-38381.pdf
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-11-2017Nieuwe regeling

27-10-2017

gmb-2017-193779

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017

De directeur van het programma Economie, Werk en Onderwijs van de gemeente Enschede;

 

gelet op punt 3.2.7 van het Overzicht 3.2 van het vigerende Mandaatbesluit 2011 (geactualiseerd per 2 juli 2014) dat de directeur de bevoegdheid verschaft om namens het college ter zake beleidsregels vast te stellen;

 

gelet op titel 4.3 "Beleidsregels” van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel 20 tot en met 22a, artikel 31 tot en met 35 van de Participatiewet:

 

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om

beleidsregels vast te stellen inzake in aanmerking te nemen middelen voor vaststelling van de

draagkracht

 

besluit:

 

vast te stellen de beleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017

Artikel 1 Begripsbepaling

  • a.

    De wet: Participatiewet;

  • b.

    Reguliere bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 20, 21 of 22 Participatiewet zonder rekening te houden met de feitelijk van toepassing zijnde kostendelersnorm;

  • c.

    Kostendelersnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet gebaseerd op de feitelijke woonsituatie van belanghebbende;

  • d.

    Bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 Participatiewet;

  • e.

    Meerinkomen: het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde (kostendelers-)norm (inclusief vakantietoeslag);

  • f.

    Draagkracht: de mate waarin belanghebbende zelf geacht wordt bij te kunnen dragen in de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Deze bedraagt een percentage van het meerinkomen als bedoeld onder e.

Artikel 2 In aanmerking te nemen inkomen

  • a.

    Voor het bepalen van de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen worden alle netto inkomensbestanddelen (artikel 31 lid 3 Participatiewet) waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken (artikel 31 lid 1 Participatiewet) meegenomen;

  • b.

    In afwijking van het bepaalde onder a wordt bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen een verstrekte individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag buiten beschouwing gelaten;

  • c.

    De middelen genoemd in artikel 31 lid 2 van de wet worden voor het bepalen van de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend;

  • d.

    Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 32 en 33 van de wet.

Artikel 3 In aanmerking te nemen vermogen

  • a.

    Voor het bepalen van de hoogte van het in aanmerking te nemen vermogen worden alle vermogensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken meegenomen, voor zover deze meer bedragen dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet;

  • b.

    In afwijking van het bepaalde onder a wordt het volledige vermogen, inclusief het vermogen binnen de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet, in mindering gebracht bij kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten maar waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand wordt verstrekt.

 

Artikel 4 Draagkracht

  • a.

    De draagkracht bedraagt 35% van het meerinkomen:

  • b.

    In afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de draagkracht 100% van het meerinkomen bij Kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten maar waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand verstrekt kan worden, zoals woonkostenvergoeding, duurzame gebruiksgoederen en kosten voor woninginrichting;

    - Bewindvoeringskosten

  • c.

    In afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de draagkracht 10% van het meerinkomen bij kosten die verband houden met:

    • -

      De bevordering naar een zelfstandige bestaansvoorziening;

    • -

      De bevordering van het zelfstandig kunnen blijven functioneren van ouderen en gehandicapten.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: beleidsregels in aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Participatiewet gemeente Enschede 2017.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

Vastgesteld op 27 oktober 2017

Burgemeester en wethouders,

namens deze,

de directeur van het programma Economie, Werk en Onderwijs

G.J.IKokhuis

Toelichting

Algemeen

Bij een aanvraag van bijzondere bijstand (voor bijzondere kosten) dient het college te bepalen welk bedrag aanvrager zelf bij kan dragen in de kosten (draagkracht te bepalen). Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Dit betekent dat het college zelf bepaalt welke middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen.

Deze draagkracht is afhankelijk van de volgende drie factoren:

1. de hoogte van het inkomen/vermogen van de aanvrager;

2. de hoogte van de voor aanvrager geldende bijstandsnorm;

3. de hoogte van het draagkrachtpercentage.

 

Ad 1a De hoogte van het inkomen

Bij de vaststelling van het inkomen worden dezelfde middelen in aanmerking genomen als bij de vaststelling van een aanvraag voor levensonderhoud (algemene bijstand). De invoering van de wet heeft hiervoor geen gevolgen.

 

Ad 1b De hoogte van het vermogen

Bij de vaststelling van draagkracht moet het vermogen, voor zover dit meer bedraagt dan de vermogensvrijlating zoals benoemd in artikel 34 lid 3 van de wet, in aanmerking worden genomen, hiermee wordt het vermogen op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Invoering van de wet heeft hiervoor geen gevolgen.

 

Ad 2 De hoogte van de bijstandsnorm

De mate waarin belanghebbende in staat is zelf bij te dragen in de (extra) kosten wordt mede bepaald door de hoogte van de kosten voor algemeen levensonderhoud.

Met de komst van de Participatiewet is naast de reguliere norm voor levensonderhoud de kostendelersnorm geïntroduceerd (artikel 22a Participatiewet). Bij de vaststelling van deze norm wordt rekening gehouden met de voordelen van het delen van kosten binnen één huishouden. Hiermee worden de kosten voor algemeen levensonderhoud lager, waardoor meer financiële ruimte resteert om in extra kosten bij te dragen.

 

Ad 3 De hoogte van het draagkrachtpercentage

Het college bepaalt het percentage van het “meer-inkomen” (verschil tussen 1 en 2) om de draagkracht vast te kunnen stellen. Invoering van de Participatiewet heeft hiervoor geen gevolgen.

Hierna volgt voor zover relevant artikelsgewijs een toelichting.

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel is vooral het verschil tussen de reguliere norm en de kostendelersnorm geprobeerd te duiden.

 

Artikel 2 In aanmerking te nemen inkomen

Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 32 en 33 van de wet. De in 2015 ingevoerde inkomens- en studietoeslag worden, net als voorheen de langdurigheidstoeslag niet meegenomen bij de bepaling van de hoogte van het inkomen.

 

Artikel 3 In aanmerking te nemen vermogen

Het college heeft de volledige vrijheid om te beslissen welk deel van het vermogen zij in aanmerking neemt; zij kan kiezen de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 2 niet in aanmerking te nemen. Door de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid lid 2 wel in aanmerking te nemen en een deel van het vermogen vrij te laten wordt het recht op bijzondere bijstand op dezelfde manier vastgesteld als het recht op algemene bijstand. Deze vermogensgrens is bedoeld om een bedrag vrij te latenomdat men geacht wordt te reserveren voor de vervanging en aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten.

 

Artikel 4 Draagkracht

Bij de bepaling van de mate waarin iemand in staat is bij te dragen in extra kosten wordt het inkomen waarover iemand kan beschikken afgezet tegen de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet. Bij de vaststelling van deze norm wordt rekening gehouden met de voordelen van het delen van kosten binnen één huishouden. Hiermee worden de kosten voor algemeen levensonderhoud lager, waardoor meer financiële ruimte resteert om in extra kosten bij te dragen.

 

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college is al op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehouden om in individuele gevallen een zorgvuldige belangenafweging te maken. Maar voor de duidelijkheid is er toch voor gekozen om een hardheidclausule op te nemen. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat een strikte toepassing van de beleidsregel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen.