Organisatie | Echt-Susteren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent peuterprogramma Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2015 |
Citeertitel | Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2015 | 20-08-2019 | nieuwe regeling | 21-07-2015 | 439922 |
Voorliggende bekendmaking vindt om technische reden nogmaals plaats zodat de tekst van de regeling ook op www.overheid.nl beschikbaar is. De eerdere bekendmaking is hier te raadplegen.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ECHT-SUSTEREN;
Overwegende dat deelname aan een peuterprogramma een goede voorbereiding is op de basisschool, omdat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de peuter op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;
overwegende dat ingevolge het bepaalde in artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs ons college dient te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen;
overwegende dat de gemeenteraad op 1 juli 2015 de Algemene subsidieverordening Echt-Susteren 2015 heeft vastgesteld;
Gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Echt-Susteren 2015;
Besluiten vast te stellen de volgende nadere regels:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze subsidieregeling geen grondslag.
Artikel 5 Bij de aanvraag te overleggen gegevens
In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 2, van de algemene subsidieverordening dient de aanvrager bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:
per locatie, een overzicht van peuters welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma, hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;
per locatie, een overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;
Artikel 7 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening
Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub a, van deze subsidieregeling, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Voor een aanvrager aan wie voor het eerst subsidie wordt verleend, wordt voor het eerste kalenderjaar de subsidie verleend op basis van een raming van het gemiddelde aantal peuters en voor het tweede jaar op basis van het gemiddelde aantal peuters, zoals bedoeld in lid 2, zij het over de periode januari t/m juni, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal overeenkomt.
Artikel 8 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening
Het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, van deze subsidieregeling, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Voor een aanvrager aan wie voor het eerst subsidie wordt verleend, wordt voor het eerste kalenderjaar de subsidie verleend op basis van een raming van het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT en voor het tweede jaar op basis van het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, zoals bedoeld in lid 2, zij het over de periode januari t/m juni, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal overeenkomt.
Artikel 9 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidieverlening
Bij de verlening betreft per aanvrager de subsidie, het bedrag zoals opgenomen in artikel 4, lid 4, van deze subsidieregeling.
Artikel 11 Aanvraag om vaststelling
De aanvraag tot vaststelling bevat:
per locatie, een overzicht van peuters, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;
per locatie en overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;
Artikel 13 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling
Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 11, lid 4, sub a, van deze subsidieregeling, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Artikel 14 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling
Het gemiddelde aantal ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 11, lid 4, sub b, van deze subsidieregeling, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Artikel 15 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidievaststelling
Bij de vaststelling betreft per aanvrager de subsidie het bedrag, zoals opgenomen in artikel 4, lid 4, van de subsidieregeling.
Artikel 16 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteiten heeft beëindigd
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze subsidieregeling, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Artikel 18 Indexering subsidiebedragen en ouderbijdragen
In verband met de kostenontwikkeling in de kinderopvang kan het college besluiten tot het indexeren van de subsidiebedragen, zoals genoemd in artikel 4 van deze subsidieregeling, alsmede de ouderbijdragen, zoals genoemd in artikel 6 van deze subsidieregeling.
Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze subsidieregeling kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze subsidieregeling, voorziet.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 21 juli 2015
Burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
de secretaris,
drs. G.W.T. van Balkom
de burgemeester,
drs. J.W.M.M.J. Hessels
Toelichting Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2015
Een subsidieregeling voor kindercentra voor het aanbieden van een peuterprogramma
In de gemeente Echt-Susteren zijn de peuterspeelzalen verdwenen of onderdeel gaan uitmaken van de kindercentra.
De diverse kindercentra bieden een zogenaamde peuterprogramma aan voor peuters in de leeftijd van 2 en 3 jaar.
Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool.
Daarnaast kunnen door deelname aan het peuterprogramma (dreigende) achterstanden gesignaleerd en aangepakt worden door middel van een aanvullende activiteiten van voorschoolse educatie 1
Ingevolgde de subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties, wanneer zij voldoen aan de in de subsidieregeling gestelde voorwaarden, een subsidie krijgen wanneer zij een peuterprogramma aanbieden.
Met de subsidieregeling wordt een goed kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie -voldoende in aantal en spreiding - bereikt, met reële en betaalbare deelnamekosten voor ouders.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deze programma’s worden ook VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie).
Veel gebruikte programma's zijn Piramide, KO-totaal, Speelplezier en Startblokken. Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE-programma’s.
In de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’.
Kinderopvang betreft daarbij: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
In het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) staan alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen geregistreerd die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.
De subsidieregeling voorziet alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) (verder: ouders) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op een kinderopvangtoeslag. De ouders die aanspraak maakt/maken op een kinderopvangtoeslag kan/kunnen immers via de belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen.
De subsidieregeling voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE peuter.
Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal. De indicatie vindt door het consultatiebureau van GGD/JGZ plaats op basis van door het college vastgestelde criteria.
ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag.
MKT staat voor Met KinderopvangToeslag.
Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters, waarvan de ouders geen aanspraak maakt/maken op kinderopvangtoeslag. Voor VVE-peuters is de hoogte van de subsidie (en ouderbijdrage) afhankelijk van het feit of de ouders al dan geen aanspraak (kunnen) maken op kinderopvangtoeslag. Om te kunnen beoordelen of aanspraak kan worden gemaakt op een subsidie, dan wel voor de bepaling van de hoogte van de subsidie, alsmede de hoogte van de ouderbijdrage, dienen de kindercentra bij de aanmelding van de peuter of VVE-peuter voor deelname aan het peuterprogramma een inkomensverklaring te vragen aan de ouders. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal. Dit kan een inkomensverklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst zijn, het zogenaamde IB60-formulier. De ouders dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten.
Ingevolge artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste zeven jaren te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouders.
Lid 3 Deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ
Onder netwerkbijeenkomsten worden bijeenkomsten verstaan in het kader van het peuterprogramma c.q. vroeg- en voorschoolse educatie. Dit zijn onder meer bijeenkomsten in verband met:
De GGD/JGZ en de organisaties van kinderopvang hebben structureel overleg over de plaatsing van VVE-peuters en wordt nagegaan of alle VVE-peuters aan het programma deelnemen. Daar waar VVE-peuters niet deelnemen aan het peuterprogramma neemt de GGD/JGZ contact op met de ouders.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie
Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma, niet zijnde VVE-peuter
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
(10 uur x 40 weken x € 6,70) minus ouderbijdrage (6 uur x 40 weken x € 2,50) = € 2.080,--.
Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE-peuter ZKT
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
* Ingevolge het ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2013’ bedraagt het laagste uurtarief bij het 1e kind € 0,60, d.w.z. € 240 per jaar. Om de drempels te verlagen voor VVE-doel-groepen kunnen gemeenten de ouderbijdrage voor VVE-peuters baseren op de maximale afname van 5 uur (dagdelen van 2½) en voor de extra 5 uur die als eis wordt gesteld aan het VVE-programma (minimaal 10 uur) geen extra ouderbijdrage in rekening brengen. De ouderbijdrage bedraagt dan € 120 per jaar = gemiddeld € 0,30 per uur.
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
(20 uur x 40 weken x € 6,70) minus ouderbijdrage (10 uur x 40 weken x € 0,30) = € 5.240,--.
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
10 uur x 40 weken x € 6,70 = € 2.680,--.
Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ
Het subsidiebedrag betreft een normvergoeding, een tegemoetkoming in de kosten. Het bedrag op jaarbasis ad. € 1.970 is gebaseerd op:
4 bijeenkomsten clusteroverleg (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie: 4 bijeenkomsten x 4 uur x € 38,-- = € 608,--;
Artikel 5 Bij de aanvraag te overleggen gegevens
Pedagogisch beleid en klimaat.
Ingevolge het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ dienen kindercentra over een pedagogisch beleidsplan te beschikken (artikel 5). Nader regels hierover zijn vastgesteld in een ministeriële regeling (Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012).
(Regeling) Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 Hoofdstuk 2. Kwaliteitseisen kindercentra Artikel 4. Beroepskwalificatie personeel
|
Daarnaast zijn de specifieke eisen aan de voorschoolse educatie, alsmede de eis voor een opleidingsplan, vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur, zoals bedoeld in artikel 1.50b en 2.8 van de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen, naast de reguliere opleidingseisen, de pedagogisch medewerkers te beschikken over een bewijs van deelname aan specifieke scholing in het kader van de VVE (b.v. de scholing Vversterk) en dient het kindercentrum te beschikken over een opleidingsplan. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5, sub c. een werkplan, onder opleiding personeel en opleidingsplan.
Artikel 8 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening
Zie de toelichting bij artikel 7. Er vinden twee berekeningen plaats. Een voor de VVE-peuters waarvoor de ouders geen kinderopvangtoeslag (ZKT: Zonder Kinderopvang Toeslag) ontvangen en voor de VVE-peuters waarvoor de ouders wel een kinderopvangtoeslag (MKT: Met Kinderopvang Toeslag) ontvangen.
Artikel 11 Aanvraag om vaststelling
Lid 4, sub d. een jaarverslag . . . . . . .en de behaalde resultaten.
Bij de subsidieaanvraag dient een werkplan te worden overlegd. Bij de subsidievaststelling vindt de verantwoording daarvan plaats, waarbij ook de resultaten worden beschreven en de getroffen maatregelen om dit te bereiken. Bij de verantwoording dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het vigerende VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs.
Artikel 13 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling
Zie de toelichting bij artikel 7.
Artikel 14 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling
Zie de toelichting bij artikel 7.
Artikel 16 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteit heeft beëindigd
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalender
Subsidie: peuterprogramma peuters.
Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters ZKT.
Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters MKT.
De gemeente heeft de wettelijke taak (artikel 166 Wet op het primair onderwijs) om in overleg met organisaties van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen.