Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) Maastricht-Heuvelland 2017 e.v. |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) Maastricht-Heuvelland 2017 e.v. |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
De regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding en vervangt het Uitvoeringsbesluit Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) Maastricht-Heuvelland 2016, zoals vastgesteld 12 juli 2012
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2017 | nieuwe regeling | 20-06-2017 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
sociaal medische gronden: beperkingen in de opvoed- en opgroeisituatie van het kind waarbij deelname aan kinderopvang een adequate voorliggende en/of aanvullende voorziening vormt in de integrale aanpak de niet vrij toegankelijke vormen van Jeugdhulp vanuit de Jeugdwet en waarbij de kinderopvang bijdraagt aan het verbeteren van de mogelijkheden voor het kind om gezond en veilig op groeien en dreigende ontwikkelingsachterstanden te voorkomen. Daarbij dient er een verband te bestaan tussen de ondervonden beperkingen en de noodzaak tot het gebruik maken van kinderopvang.
HOOFDSTUK 2. AANSPRAAK OP TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG
Artikel 2. Aanspraak tegemoetkoming bij sociaal medische indicatie
De ouder, woonachtig in de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen, Maastricht, Vaals of Valkenburg aan de Geul, die Nederlander is of die in het kader van de Participatiewet gelijkgesteld wordt met een Nederlander, kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang indien de ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag én als naar oordeel van het college sprake is van een zodanige sociaal medische problematiek van de ouder en/of het kind in de leeftijd van 0 tot 13 jaar, dat zonder die tegemoetkoming een ernstige ontwikkelingsachterstand dreigt te ontstaan bij het kind.
Artikel 3. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt in principe tijdelijk verleend, waarbij de periode wordt afgestemd op de in gang te zetten verbetering van de opvoed- en opgroeisituatie.
Artikel 4. Omvang van de kinderopvang
De noodzakelijke omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming kan worden verleend, wordt, met inachtneming van artikel 10, in samenspraak met de ouders bepaald.
De tegemoetkoming wordt slechts verleend voor de periode en het aantal uren per week gedurende welke de inzet van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie naar het oordeel van het college noodzakelijk is.
Voor de opvangkosten kinderopvang wordt het door het Rijk jaarlijks vastgestelde fiscale tarief gehanteerd. Opvangkosten die boven het maximum uurtarief komen, worden door de ouder zelf betaald.
HOOFDSTUK 4. VERLENING VAN EEN TEGEMOETKOMING
Artikel 11. Inhoud van de beschikking
Het besluit naar aanleiding van een aanvraag voor een tegemoetkoming op sociaal medische gronden bevat in ieder geval de volgende gegevens:
HOOFDSTUK 5. VERPLICHTINGEN OUDER
Artikel 15. Inlichtingenplicht
Het college wijzigt of trekt de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en kan het teveel betaalde bedrag terugvorderen of invorderen, als de belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht genoemd onder lid 1 en als gevolg hiervan of als gevolg van een andere reden ten onrechte een tegemoetkoming of ten onrechte een te hoge tegemoetkoming heeft ontvangen.
Het college kan voor de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie bij nadere regels een subsidieplafond en verdeelregels vaststellen.
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van een belanghebbende uit de doelgroep van deze beleidsregel, gemotiveerd afwijken van deze bepalingen, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In deze gevallen beslist het college over specifieke mogelijkheden en maatwerk.
Aanvragen met een ingangsdatum vóór de inwerkintreding van deze beleidsregel zullen beoordeeld worden conform de geldende beleidsregels tot 1 mei 2017.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) Maastricht-Heuvelland 2017 e.v.
burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten in de collegevergadering van 30 mei 2017.
burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem in de collegevergadering van 7 februari 2017.
burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht in de collegevergadering van 20 juni 2017.
burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen in de collegevergadering van 18 april 2017.
burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals in de collegevergadering van 21 maart 2017.
burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul in de collegevergadering van 18 april 2017.
Het college is van mening dat het niet wenselijk is de aanzienlijke kosten van kinderopvang geheel voor eigen rekening te laten komen voor personen die op sociaal medische gronden op kinderopvang zijn aangewezen.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen.
In dit uitvoeringsbesluit worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen voor sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de inzet van de sociaal medische indicatie voor kinderopvang moet passen binnen een integrale aanpak voor ouders en/of gezin, en dat daarbij de uitvoeringslasten voor zowel Sociale Zaken Maastricht Heuvelland (uitvoeringsinstantie) als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen passend zijn bij de hulpvraag en zo goed mogelijk beheersbaar zijn.
Artikelsgewijze toelichting Uitvoeringsbesluit Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) Maastricht-Heuvelland 2017 e.v.
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven.
Artikel 2. Aanspraak tegemoetkoming bij sociaal medische indicatie
Een vergoeding wordt slechts verstrekt indien vast staat dat de inzet van kinderopvang noodzakelijk is. Indien blijkt dat er ook andere, kosteloze of goedkopere passende alternatieven zijn dan is er geen sprake van noodzakelijke kinderopvang in het kader van SMI. Daarbij kan gedacht worden aan familieleden of kennissen die het kind kunnen opvangen. Ook kan bezien worden, indien er sprake is van een partner, of er mogelijkheden zijn voor de partner om zijn of haar werktijden te wijzigen zodat hij of zij het kind in de betreffende uren kan opvangen.
Desgewenst kan een onafhankelijke instantie worden ingeschakeld om een advies te geven met betrekking tot de noodzaak, frequentie, omvang en eventuele alternatieven te onderzoeken.
Een vergoeding op grond van deze beleidsregel wordt alleen verstrekt aan inwoners (zowel (pleeg-)ouder als kind) van de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen, Maastricht, Vaals en Valkenburg aan de Geul indien is gebleken dat er sprake is van onder meer lichamelijke, verstandelijke, psychische of sociale beperking van een ouder of diens kind. De beperking moet van dien aard zijn dat het kind waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd zich zonder de inzet van kinderopvang niet goed en gezond zou kunnen ontwikkelen en/of het risico op het ontstaan en/of verdiepen van ontwikkelingsachterstanden reëel is. Daarbij dient er een verband te bestaan tussen de ondervonden beperkingen en de noodzaak tot het gebruik maken van kinderopvang.
Wanneer er sprake is van enkel een taal-spraak achterstand van het kind, dan kan voor het kind een indicatie VVE (voor- en vroegschoolse educatie) worden aangevraagd. Deze VVE-voorziening geldt als voorliggend.
Artikel 3. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
Het college stemt de toekenning af op de noodzaak en heeft de mogelijkheid om de vergoeding voor een kortere periode dan de aangevraagde periode toe te kennen wanneer het van mening is dat de noodzaak zich tot een kortere periode beperkt. Dit is maatwerk.
Artikel 4. De omvang van de opvang
Het college stemt de toekenning af op de noodzaak en heeft de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen voor minder uren dan de aangevraagde uren indien het van mening is dat de noodzaak zich tot minder uren beperkt. Dit is maatwerk.
De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk. Voor de eigen bijdrage op grond van een sociaal medische indicatie wordt het Rijksbeleid gevolgd. Het Rijk hanteert de “tabel percentage tegemoetkoming kinderopvang” van de Belastingdienst. Om onnodige bureaucratie te voorkomen is een uitzondering gemaakt voor de groep ouders met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Het niet kunnen betalen van de eigen bijdrage voor kinderopvang wordt gezien als zorgwekkend signaal voor het gezond en veilig opgroeien van het kind wanneer de inzet van die kinderopvang als onderdeel van de integrale aanpak (1G1P1R) wordt gezien.
In de wet is een maximumuurtarief vastgelegd. Dit tarief wordt jaarlijks geïndexeerd en gepubliceerd door het Rijk.
Artikel 7. Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn drie ingangsdata mogelijk:
De datum waarop de noodzaak van kinderopvang is ontstaan. In deze situatie kan de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient en/of op het moment dat de noodzaak wordt vastgesteld reeds kinderopvang hebben.
De datum waarop de kinderopvang van start gaat.
Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.
De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen. In deze situatie kan de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.
Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:
schriftelijk moet worden ingediend;
de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;
een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.
De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.
Artikel 8. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag
De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Sociale Zaken Maastricht Heuvelland voert de regeling uit. De aanvraag dient bij voorkeur schriftelijk te gebeuren.
Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college.
Naast de genoemde gegevens kan het college ook andere gegevens vragen die het nodig acht om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verklaring met betrekking tot de werktijden van een ouder, bewijsstukken met betrekking tot de ondervonden beperkingen en bewijsstukken met betrekking tot mogelijke behandelingen van de ondervonden beperkingen die van invloed zouden kunnen zijn op de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang. Dit is geen limitatieve opsomming.
Bij het bepalen van de beslistermijn wordt rekening gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een ‘onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid’. Gezien het gesprek dat de ouder voorafgaande aan de aanvraag heeft met het team Jeugd maakt de gemeente afspraken over de termijn waarbinnen adviezen worden uitgebracht door de adviserende instanties.
Alleen ouders die onder de doelgroep zoals omschreven in artikel 2 lid 1 vallen, kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
Indien ouders niet voldoen aan artikel 14 of 15 kan dit ook reden zijn tot weigering. Het beperken van de noodzaak voor opvang wordt in deze extra benadrukt. Indien de overheid ouders een financiële tegemoetkoming verstrekt voor opvang vanwege sociale en of medische gronden, is het een taak van de ouder om de redenen voor de opvang aan te pakken. Hierin ligt de noodzaak van een integraal plan. Zeker bij een verlenging van een SMI tegemoetkoming kan het nalaten van de probleemaanpak een weigeringsgrond zijn.
Daarnaast dient de instelling waar het kind wordt opgevangen, te staan ingeschreven in het Landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen (LRKP). Alleen dan is er wettelijke verplichte toezicht en handhaving vanuit de gemeente op de kwaliteit en veiligheid van de opvang.
Artikel 11. Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan. Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Artikel 12. De betaling van de tegemoetkoming
Vergoedingen worden maandelijks uitbetaald aan de houder en niet aan de ouder.
Iedere maand dient de houder van een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouderbureau de factuur van de betreffende maand te overleggen. In verband met de periodieke betaling zal er maandelijks een controle plaatsvinden op de facturen. Indien uit deze facturen blijkt dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend, kan dit aanleiding vormen om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht.
Artikel 14. Beperking noodzaak
De ouder en diens eventuele partner zijn verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang vanwege een Sociaal Medische Indicatie zowel in omvang als in duur zo beperkt mogelijk is. Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken aan noodzakelijke behandelingen of het gebruik maken van mogelijkheden om de eventuele werktijden aan te passen. Hierin ligt ook de reden voor het opstellen van en meewerken aan een integraal plan met de daartoe aangewezen organisatie en/of team Jeugd.
Artikel 15. Inlichtingenplicht
De ouder verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op de tegemoetkoming van belang zijn.
Als de ouder en of diens partner nalaat informatie te verstrekken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het schenden van de inlichtingenplicht als:
Als de inlichtingenplicht is geschonden en als gevolg hiervan ten onrecht een tegemoetkoming is ontvangen of een te hoog bedrag aan tegemoetkoming is ontvangen, wijzigt of trekt het college de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en kan het teveel betaalde bedrag teruggevorderd of ingevorderd worden. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of dat er een te hoog bedrag aan tegemoetkoming is toegekend. Zie ook het artikel 10, het niet voldoen aan de inlichtingenplicht is een weigeringsgrond.
Het college kan besluiten een subsidieplafond in te stellen en doet dit bij collegebesluit of het vaststellen van nadere regels.
Door gebruik te maken van deze hardheidsclausule kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van een persoon afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel. Het gebruik van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als een uitzondering op de regel.