Organisatie | Giessenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rekenkamer Giessenlanden 2017 |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamer gemeente Giessenlanden 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
hoofdstuk IVa van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-10-2017 | 01-09-2017 | Vervangt de Verordening op de rekenkamer gemeente Giessenlanden 2005 | 28-09-2017 | 17-1420 |
De raad van de gemeente Giessenlanden;
Gelezen het initiatiefvoorstel van het seniorenconvent;
Overwegende dat op dit moment geen rekenkamer(functie) meer actief is in de gemeente Giessenlanden;
Overwegende dat een rekenkamer één van de instrumenten is die de gemeenteraad ter beschikking staat in het kader van haar controlerende taak;
Gelet op de uitgebrachte offertes en gevoerde gesprekken;
Gelet op hoofdstuk IVa van de gemeentewet;
De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Giessenlanden van 28 september 2017.
De griffier,
mevr. mr. A. van Dijk - van den Hoef
De voorzitter,
ir. W.E. ten Kate
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze modelverordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.
De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeft geen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen tussen een eenhoofdige rekenkamer, ook wel aangeduid als het 'directeursmodel', en een kamer van drie personen, zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk. Voor het geval de raad kiest voor een eenhoofdige rekenkamer is in de voetnoten bij de desbetreffende artikelen van deze modelverordening een aantal afwijkende bepalingen opgenomen die speciaal op die situatie betrekking hebben.
De raad stelt een commissie in (in dit geval het seniorenconvent), die het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. De commissie treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt – door tussenkomst van de griffie- ook de overige contacten met de rekenkamer.
Artikel 4. Benoeming directeur en plaatsvervangend directeur
Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Een andere aanpak is ook mogelijk. De bevoegdheid tot benoeming van de leden van de rekenkamer zou ook kunnen worden overgedragen aan de commissie. Artikel 156 van de wet verzet zich daar niet tegen. Het is echter de vraag of dat verstandig is. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen.
Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 3 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.
Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voor kunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier is gedaan.
Eventueel zou nog kunnen worden voorzien in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kan vervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand anders als tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, zal de verordening dat mogelijk moeten maken. In dat geval zou een extra lid aan dit artikel toegevoegd kunnen worden in deze zin: als de voorzitter door de raad op non-activiteit wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen. Een mogelijk alternatief: in bijzondere gevallen kan de raad een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen.
Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de rekenkamer zelf een voordracht te laten maken, in plaats van een commissie uit de raad. Een formeel bindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de incompatibiliteiten worden geregeld: de 'geloofsbrieven' van de kandidaten.
In artikel 81f van de Gemeentewet worden de incompatibiliteiten met het lidmaatschap van de Rekenkamer geregeld. Artikel 5 van deze verordening is hierop een aanscherping.
Voor de hoogte van het budget wordt uitgegaan van 1 euro per inwoner.
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.
Artikelen 7. Verzoek en 8. Onderzoeksplan
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Artikel 9. Overige bevoegdheden
Naast de bevoegdheden van de rekenkamer die zijn vastgelegd in de artikelen 182 tot en met 185 van de Gemeentewet regelt dit artikel van de verordening de toegang tot gebouwen.
Artikel 10. Rapportage en terugkoppeling
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.
Artikel 11. Behandeling door de raad
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Vooruitlopend op de benoeming van de rekenkamer worden werkzaamheden ter hand genomen, vandaar de datum van inwerkingtreding op 1 september 2017.