Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van projectinitiatieven in de provincie Fryslân op het gebied van circulaire economie Subsidieregeling circulaire economie Fryslân 2017-2018 |
Citeertitel | Subsidieregeling circulaire economie Fryslân 2017-2018 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2017 | nieuwe regeling | 03-10-2017 | 01448143 |
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);
Overwegende dat het op grond van het Aanvalsplan Internationaal Ondernemen 2015 wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan het ontplooien van ontwikkelingsactiviteiten in de provincie Fryslân op het gebied van circulaire economie;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.
circulaire economie: economisch en industrieel systeem dat de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen als uitgangspunt neemt, waarde vernietiging in het totale systeem minimaliseert en waarde creatie in iedere schakel van het systeem nastreeft.
fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse commerciële toepassing of een rechtstreeks commercieel gebruik wordt beoogd.
penvoerder: een onderneming, zoals genoemd onder h van dit artikel, die deel uitmaakt van een consortium en tevens organisatorisch, uitvoerend en financieel een bijdrage levert aan de realisatie van een project dat door het consortium wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De vorengenoemde onderneming is tevens door alle deelnemers die deel uitmaken van het consortium gemachtigd om namens hen op te treden ten aanzien van de subsidieverstrekking in de zin van deze regeling.
De regeling heeft als doel ontwikkelingsactiviteiten van nieuwe initiatieven in de provincie Fryslân op het gebied van circulaire economie te stimuleren.
Om voor een subsidie, bedoeld in artikel 1.4, in aanmerking te komen, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:
Onverminderd artikel 2.7 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013, wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 2.6 Hoogte van de subsidie
De te verlenen subsidie bedraagt maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten, met een maximum van € 50.000,- per project exclusief BTW.
Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 1.10 van de Asv 2013 wordt geen subsidie verstrekt voor:
Artikel 2.9 Bevoorschotting en betaling
Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt 80% van het verleende bedrag. Bij de subsidievaststelling wordt de resterende 20% van het verleende bedrag vastgesteld.
Artikel 2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013 en de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger verplicht om:
Artikel 2.11 Prestatieverantwoording
Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- wordt de verleende subsidie direct vastgesteld en toont de subsidieontvanger na afloop van de realisatietermijn van het project desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het besluit tot subsidievaststelling is verricht en dat aan de aan subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan, door: een activiteitenverslag te overleggen, een verklaring inzake de werkelijke gemaakt en betaalde projectkosten alsmede kopieën van facturen en betaalbewijzen ter staving van de werkelijk gemaakte en betaalde projectkosten.
Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat het gesubsidieerde project overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en dat aan de aan subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door: een activiteitenverslag te overleggen, een verklaring inzake de werkelijk gemaakte en betaalde projectkosten alsmede kopieën van facturen en betaalbewijzen ter staving van de werkelijk gemaakte en betaalde projectkosten.
Artikel 2.12 Intrekking en terugvordering
Gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en laatstgenoemde daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover Gedeputeerde Staten niet met afwijking heeft ingestemd, verricht de subsidieontvanger die activiteiten voor eigen rekening en risico.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van
3 oktober 2017.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok
Secretaris dr. W.J. van Elsacker
Toelichting op de Subsidieregeling circulaire economie Fryslân 2017-2018
In onze beleidsbrief Wurkje mei Fryslân zijn onze ambitie beschreven op welke wijze het MKB kan excelleren. Samen met de ondernemers focussen we op het organiserend vermogen, het vergroten van de export, en het versnellen van innovaties. Het Friese MKB staat centraal in onze aanpak. We streven naar een toekomstbestendige economie die in harmonie is met natuur en omgeving. Om het innovatiepotentieel te verzilveren, is cross-sectorale samenwerking van cruciaal belang. Een thema dat voor ons een wenkend perspectief vormt voor cross-sectorale innovatie is circulaire economie. Met deze regeling stimuleren we de MKB-er’’s met samenwerkende partijen die een belangrijke bijdrage aan het realiseren van een circulaire economie.
Artikel 1.1, aanhef en onderdeel e:
Indien er een deskundige wordt ingeschakeld om (een deel van) de gesubsidieerde projectactiviteiten in opdracht van de aanvrager uit te voeren, dient deze deskundige op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn deze opdracht uit te voeren. Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert. Een deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht dient uit te kunnen voeren waarbij geen sprake mag zijn van enige vorm van belangenverstrengeling. Het gaat er ook om dat de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 1.1, aanhef en onderdeel h:
Hierin wordt aangegeven welke ondernemingen in aanmerking kunnen komen voor een subsidie op grond van de regeling. Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van
17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.
Gevolg van deze Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende (dus ook een mede aanvragende) onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien een of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.
Aanvragen voor subsidie in het kader van de subsidieregeling kunnen worden ingediend vanaf
12 oktober 2017 tot en met 31 december 2018 en moeten ook binnen dit tijdvak zijn ontvangen. Aanvragen die worden ontvangen buiten voornoemd tijdvak, worden geweigerd en wel op grond van artikel 2.5, aanhef en onderdeel h.
De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De volledigheid van de aanvraag is daarbij echter wel bepalend voor de datum van binnenkomst. Dit betekent dat in geval dat een ontvangen aanvraag onvolledig is, de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vastgesteld op het moment dat de aanvraag volledig is aangevuld en deze volledige aanvulling ontvangen is door Gedeputeerde Staten op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt.
Zodra het subsidieplafondbudget dat voor deze regeling tot en met 31 december 2018 beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Op voorhand is niet aan te geven wanneer het subsidieplafond zal zijn bereikt.
Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet de datum of het tijdstip van ontvangst. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe laat de aanvraag op de desbetreffende dag is ontvangen. Ook het indienen van meerdere aanvragen voor eenzelfde project of voor afzonderlijke projecten beïnvloedt de loting niet per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag voor een afzonderlijke activiteit (project) in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeel-systematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.
Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een subsidiabele activiteit als omschreven in artikel 1.4 gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan een of meer van deze criteria komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en wordt de subsidie geweigerd op grond van artikel 2.5, aanhef en onderdeel d.
Uit de aanvraag moet blijken dat de onderneming van de aanvrager een fysieke vestiging heeft in de provincie Fryslân. Dit blijkt in de regel uit een recent uittreksel van de onderneming van de aanvrager die bij de aanvraag wordt overgelegd. Daarnaast is van belang dat aantoonbaar kan worden gemaakt dat de onderneming van de aanvrager vanuit de fysieke vestiging waarvoor een aanvraag wordt ingediend, ondernemingsactiviteiten worden uitgevoerd.
Indien de aanvraag door een penvoerder namens het consortium wordt ingediend, dan moet in ieder geval de onderneming van de penvoerder een fysieke vestiging in de provincie Fryslân hebben waaruit ondernemingsactiviteiten worden uitgevoerd. Voor de overige consortiumdeelnemers geldt dit criterium niet.
De deelnemende partijen in het consortium wijzen namens het consortium een penvoerder aan als aanvrager van de subsidie. Deze penvoerder moet een onderneming zijn zoals gedefinieerd in de regeling die tevens een deelnemende partij is in het consortium. De penvoerder moet bij het indienen van een aanvraag aantonen dat de samenwerking tussen de deelnemers in het consortium schriftelijk is vastgelegd. Om dit aan te kunnen tonen, moet de penvoerder bij de aanvraag in elk geval overleggen:
een door alle deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst conform het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde model samenwerkingsovereenkomst, waarin ten minste is opgenomen de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen.
Uit dit criterium volgt dat de te subsidiëren activiteit moet passen binnen een van de vijf unieke thema’s van Circulair Friesland:, zijnde: Landbouw, biomassa en voedsel; Kunststoffen en plastics; Watertechnologie en nieuwe sanitatie; Bouw; Maakindustrie (zie: www.circulairfriesland.frl/mediadepot/254095a77616/CirculairFrieslandjaarplan2017.pdf).
Uit dit criterium volgt dat de te subsidiëren activiteit aantoonbaar zal resulteren in minimaal een van de volgende onderwerpen: afvalpreventie, hoogwaardig hergebruik van producten en onderdelen, recycling en cascadering van grondstoffen, stimulering van energie en stimulering van biodiversiteit.
De aanvrager moet bij het indienen van een aanvraag aantonen dat het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd gericht is op het realiseren van een nieuw product, proces of dienst voor de aanvrager dat commercieel vermarkt beoogd te worden. Dit kan een aanvrager aantonen indien het voornoemde aannemelijk wordt gemaakt in de projectomschrijving.
Middels de projectomschrijving moet aannemelijk worden gemaakt dat het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd alsmede het beoogde resultaat daarvan aantoonbaar innovatief is voor de Friese economie. Dit betekent in ieder geval dat het project en de beoogde resultaten daarvan wat innovatie betreft uniek zijn voor de Friese economie en dat deze innovatie nog niet bestaat dan wel aanwezig is bij Friese MKB-ondernemingen.
De aanvrager dient in zijn aanvraag aannemelijk te maken dat het project obstakelvrij is. Dit houdt in dat er geen wezenlijke formele, juridische en financiële aspecten aanwezig mogen zijn die uitvoering van het project in de weg staan. In geval van vergunningverlening dient bijvoorbeeld expliciet in de aanvraag aangegeven te worden of hier sprake van is en in welke fase de vergunningverlening zich bevindt.
Artikel 2.5, aanhef en onderdeel a:
Om voor subsidie in aanmerking te komen, mogen ter zake van de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, nog geen verplichtingen zijn aangegaan vóórdat de subsidieaanvraag is ontvangen. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een externe deskundige voor het verrichten van projectactiviteiten, het starten van de projectactiviteiten door medewerkers waarvoor eigen loonkosten worden opgevoerd, maar ook het(mondeling) bevestigen van een opdracht aan een externe deskundige. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met werkzaamheden ten behoeve van de te subsidiëren activiteit dan wordt ervan uit gegaan dat er te vroeg een verplichting is aangegaan.
Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt geen subsidie verstrekt. In het geval dat er voor een deel van de begrote kosten van de te subsidiëren activiteit een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, wordt de gehele aanvraag geweigerd.
Met dit onderdeel wordt op grond van artikel 1.10, vierde lid, van de Asv 2013 afgeweken van artikel 1.10, eerste lid, de aanhef en onderdeel h, van de Asv 2013 af, waarin bepaald is dat kosten waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen niet subsidiabel zijn.
Artikel 2.5, aanhef en onderdeel e
Door Gedeputeerde Staten kan eenmalig een subsidie verstrekt worden voor een afzonderlijk project. Indien Gedeputeerde Staten voor het project reeds een subsidie heeft verstrekt of indien de aanvrager voor dit project al een eerdere aanvraag heeft ingediend, dan wordt een tweede aanvraag om subsidie voor hetzelfde project geweigerd.
Artikel 2.5, aanhef en onderdeel f
Het minimale bedrag dat door Gedeputeerde Staten in het kader van de regeling wordt verstrekt aan een project als genoemd in artikel 1.4 bedraagt € 8.000,-. Hieruit volgt dat de begrote subsidiabele kosten van een project in een subsidieaanvraag minimaal € 20.000,- moeten bedragen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, gelet op de maximale subsidiebijdrage van 40% van de subsidiabele projectkosten per project.
Artikel 2.7, aanhef en onderdeel a
Indien de aanvraag wordt ingediend door de penvoerder namens een consortium dan geldt dat de totale loonkosten van eigen uren van de verschillende consortiumdeelnemers die als projectkosten worden opgevoerd, gezamenlijk tot een maximum van 25% van de totale eigen uren van het consortium voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Loonkosten zijn subsidiabel als het personeel in dienst is van de aanvrager of de consortiumdeelnemers. Of als het personeel in dienst is van een onderneming die organisatorisch, economisch en financieel is verbonden aan de onderneming van de aanvrager of de consortiumdeelnemers en daarvoor een beloning in de vorm van loon ontvangt.
Het personeel moet direct betrokken zijn bij de realisatie van het te subsidiëren project. Het gaat om loonkosten in het jaar of de jaren waarin er uren voor het project worden gemaakt.
Artikel 2.7, aanhef en onderdeel b
Indien de aanvraag wordt ingediend door de penvoerder namens een consortium dan geldt dat de totale kosten van aankoop van machines van de verschillende consortiumdeelnemers die als projectkosten worden opgevoerd, gezamenlijk tot een maximum van 25% van de totale aankoopsom van de machines van het consortium voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
In geval subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan zijn de individuele consortiumdeelnemers gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit artikel als ook uit de artikelen 2.13 en 2.14 van de Asv 2013. In een dergelijk geval is de penvoerder daarnaast verplicht om namens het consortium de projectadministratie te voeren en deze tenminste vijf jaar na vaststelling van de subsidie te bewaren.
Artikel 2.10, aanhef en onderdeel e
Indien de subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan is de penvoerder verplicht de subsidieverleningsbeschikking gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde. Dit betekent dat een verzoek tot wijziging van het penvoerderschap (namens het consortium) niet wordt gehonoreerd. Een dergelijk verzoek zal leiden tot intrekking van de subsidieverleningsbeschikking en wel op grond van artikel 4:48, eerste lid en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2.11, eerste lid en tweede lid
Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- wordt de verleende subsidie direct vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit in beginsel geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.
Evenwel controleert Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verstrekte subsidies (bij een (subsidieverlening tot € 25.000,-) steekproefsgewijs. De aanduiding ‘desgevraagd’ in dit lid dient te worden gelezen als ‘’in geval van een steekproef’’. Als een subsidieontvanger in de steekproef valt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor dienen de bescheiden te worden aangeleverd zoals vermeld in het eerste lid van dit artikel.
Indien subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan dienen de afzonderlijke consortiumdeelnemers desgevraagd, via de penvoerder, inzage te geven over de werkelijk gemaakte en betaalde projectkosten in relatie tot de totale projectkosten door kopieën van facturen en betaalbewijzen te overleggen ter staving van deze werkelijk gemaakte en betaalde projectkosten.
Als uit de steekproef onregelmatigheden blijken, dan wordt de subsidievaststelling ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken conform artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
Dit kan ertoe leiden dat reeds uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd. Indien een subsidie is verstrekt aan een penvoerder van een consortium en de subsidie wordt teruggevorderd, dan kan de onverschuldigd betaalde subsidie hoofdelijk worden teruggevorderd bij iedere deelnemer van het consortium.
Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- dient de subsidieontvanger na afronding van de gesubsidieerde activiteit en uiterlijk binnen 13 weken na het verstrijken van de maximale realisatietermijn waarbinnen de gesubsidieerde activiteit moet zijn afgerond, een vaststellingsverzoek in bij Gedeputeerde Staten. Hiermee legt zij (financiële) verantwoording af aan Gedeputeerde Staten over de gesubsidieerde activiteit. Indien subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan dient de penvoerder de aanvraag tot subsidievaststelling in namens het consortium.
Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteun en is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kan Gedeputeerde Staten aan MKB-ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert. Om te kunnen beoordelen dat het vorengenoemde plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.
Indien subsidie wordt aangevraagd door MKB-ondernemingen die deel uitmaken van een consortium, dan dient er per MKB-onderneming die een deel van de verleende subsidie ontvangt, een de-minimisverklaring te worden overgelegd.