Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Provinciale Staten van de provincie Fryslân houdende regeles omtrent vergaderingen Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten van Fryslân 2017 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Reglement van orde voor de vergadering van provinciale staten van Fryslân 2016.
artikel 16 van de Provinciewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-10-2017 | 25-12-2020 | nieuwe regeling | 27-09-2017 | 01445106 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Voor dit reglement wordt verstaan onder:
interpellatie: een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.
steatemerk: de steatemerk is de plek waar inwoners, organisaties, statenleden en ambtenaren elkaar ontmoeten en is bedoeld voor technische vragen aan ambtenaren en het gesprek met burgers over onderwerpen die in een volgende Statenvergadering aan de orde komen. Tijdens de steatemerk kunnen burgers/instellingen ook zelf een voorstel onder de aandacht brengen van provinciale staten.
statencommissie: commissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet
Voorafgaand aan een Statenvergadering kan er een beeldvormende en/of oordeelvormende commissievergadering plaatsvinden. In een beeldvormende commissie gaan burgers/instellingen, het college of een lid daarvan en statenleden met elkaar in gesprek over onderwerpen die in een volgende Statenvergadering aan de orde komen. Burgers/instellingen krijgen bij de start van het gesprek de gelegenheid kort een toelichting te geven op hun standpunt. De oordeelsvormende commissie is bedoeld voor debat tussen de statenleden onderling, waarbij de partijen het gesprek met elkaar aangaan over de voorstellen van het college.
Hoofdstuk II Toetsing van de leden
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven
Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen - in afwijking van het bepaalde in het tweede lid - tot een volgende vergadering worden uitgesteld.
Hoofdstuk III De vergaderingen
De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.
Artikel 12 Burgerinitiatiefvoorstel
Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld.
Artikel 13 Ter inzage legging van stukken
In afwijking van artikel 10, vierde lid worden, in uitzonderlijke gevallen waarom gedeputeerde staten expliciet en gemotiveerd hebben verzocht, stukken bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Provinciewet, voor de leden van provinciale staten op een door of namens de griffier aangewezen plaats ter inzage gelegd. Het presidium beslist op een dergelijk verzoek.
Van het ter inzage leggen wordt bij het ter kennis brengen van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier of een daartoe door hem aangewezen griffiemedewerker.
Par. 2. De orde der vergadering
Artikel 17 Opening vergadering / quorum
Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
Artikel 23 Beperking spreektijd
De voorzitter is bevoegd om, na overleg met de vergadering, de spreektijd te regelen.
Artikel 24 Volgorde van beraadslaging
Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.
Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.
Artikel 31 Initiatiefvoorstellen
De agendacommissie plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van een statencommissie en de daarop volgende vergadering van provinciale staten, rekening houdend met de termijn voor het indienen van wensen en bedenkingen door gedeputeerde staten, zoals bedoeld in lid 6 en 7. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter van provinciale staten.
Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Indien dat niet gebeurt, geschiedt agendering via de agendacommissie.
De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, dan wel verzoekt hen digitaal te stemmen via de stemcomputer, dan wel bij handopsteking. Als hoofdelijk wordt gestemd, wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat de voorzitter de stemming over het onderwerp heeft gesloten. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 36. Stemming over amendementen en moties
Indien twee of meer (subamendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub)amendement het eerst in stemming wordt gebracht.
Par. 4.2 Stemmen over personen
Artikel 37 Stemmen over personen
De voorzitter van provinciale staten maakt de aan hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.
Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.
Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van provinciale staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden en aan gedeputeerde staten.
Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.
Artikel 43 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.
Schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie of mondelinge vragen over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen, tenzij de strekking van de vraag van een geheel andere aard is. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.
Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen
maken doen hiervan voor de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
De besluitenlijst bevat in elk geval:
een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen der leden, die zich voor en van hen, die zich tegen verklaarden, en van namen der leden, die zich volgens de wet van stemming onthielden en bij schriftelijke stemming van hetgeen in artikel 35 lid 8 van dit Reglement is bepaald;
In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling van dit reglement, alsmede in gevallen waarin het niet voorziet, beslist de voorzitter.
Artikel 50 Inwerkingtreding en citeertitel
Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig
Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan provinsjale steaten beneamd te wurden,
streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht
noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en
dat ik myn plichten as lid fan provinsjale steaten yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Zo vastgesteld door provinciale staten van Fryslân in haar openbare vergaderig
van 27 september 2017
drs. A.A.M. Brok , voorzitter
G.W. Huisman , griffier
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLÂN
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van in het reglement voorkomende begrippen. Hiervoor is grotendeels teruggegrepen op de omschrijvingen in de Provinciewet.
Artikel 9 van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten.
In de leden 2 en 3 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de benoeming en de taak van de vicevoorzitter.
In lid 4 is geregeld dat bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter de nestor in provinciale staten hun vervangt.
De nestor is het statenlid met de meeste zittingsjaren. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt het eerste jaar van verkiezing en anders het oudste statenlid in leeftijd. Als een statenlid tussentijds een of meerdere jaren of termijnen geen lid van provinciale staten is geweest, telt die periode niet mee bij het bepalen van het aantal zittingsjaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 75 Provinciewet, waarin de waarneming van het commissarisambt is bepaald.
Dit betreft een uitwerking van artikel 104 e.v. van de Provinciewet. De vervanger van de griffier is de adjunct-griffier, die hiertoe, overeenkomstig artikel 104d Provinciewet is benoemd door provinciale staten.
Lid 2 maakt het mogelijk dat de griffier in de vergadering kan spreken.
In artikel 4 wordt een onderscheid gemaakt tussen fracties die zijn ontstaan doordat de leden daarvan door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard en groeperingen die later ontstaan door afsplitsingen. Het reglement van orde kiest dus op het punt van fractievorming voor de lijst zoals die is gepubliceerd tijdens de verkiezingen.
Om het onderscheid tussen de fracties die na verkiezingen zijn ontstaan en de groeperingen die door afsplitsing zijn ontstaan te verduidelijken, wordt de nieuw ontstane groepering met ‘groep’ aangeduid als deze uit meerdere statenleden bestaat. Als een nieuw ontstane groepering slechts uit één statenlid bestaat, wordt deze fractie aangeduid als statenlid. (dus: groep X/Y/Z en statenlid X).
Er is gekozen voor een splitsing in een presidium en een agendacommissie. In het presidium worden zaken besproken die het functioneren van provinciale staten in zijn algemeenheid en het functioneren van de griffie betreffen.
De voorzitter van het presidium is de voorzitter van provinciale staten. Daarnaast is er bij de samenstelling van het presidium vanuit gegaan dat alleen de voorzitters van de fracties op grond van artikel 4, lid 1 van dit Reglement lid zijn van het presidium. Dat houdt in dat fractievoorzitters van de fracties die uit splitsingen zijn ontstaan niet lid van het presidium kunnen zijn.
Voor een nieuwe fractie die door samenvoeging van meerdere fracties ( waarvan tenminste één als bedoeld in artikel 4, lid van dit reglement van orde) geldt deze beperking niet. Een voorzitter van zo’n fractie is lid van het presidium.
De vergadering van het presidium bestaat uit een openbaar deel en een besloten deel. In het besloten deel worden onder meer zaken besproken die inbreuk kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van statenleden en/of griffiemedewerkers.
De agendacommissie richt zich op de agendazetting van provinciale staten en het beheren van de lange termijn planning.
Het voorzitterschap van de agendacommissie ligt bij de vicevoorzitter van provinciale staten. Deze rolverdeling past in het duale stelsel waarin provinciale staten, op voorstel van de agendacommissie, hun eigen agenda bepalen. Wanneer de voorzitter van de agendacommissie is verhinderd, wordt hij vervangen door het statenlid dat het langst de functie van commissievoorzitter bekleed. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt de oudste commissievoorzitter in leeftijd.
Bij het verspreiden van de vergaderstukken voor de agendacommissie worden alle fracties in de gelegenheid gesteld om hun wensen ten aanzien van de voorliggende agenderingsverzoeken en/of aanvullende agenderingsverzoeken in te brengen. Op die manier kunnen ook de fracties die niet zijn vertegenwoordigd in de agendacommissie hun wensen kenbaar maken.
De vergadering van de agendacommissie is in principe openbaar. Met name wanneer er sprake is van een belang zoals genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, zal in beslotenheid worden vergaderd.
Hoofdstuk II Toetsing der leden
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven
Dit artikel verwijst naar hoofdstuk V van de Kieswet.
Het in lid 2 bedoelde verslag houdt in dat de geloofsbrieven al dan niet in orde zijn bevonden en eindigt met een geformuleerd voorstel voor het nemen van een besluit omtrent de toelating van het benoemde lid.
Artikel 8 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte
Artikel 14 van de Provinciewet regelt expliciet de mogelijkheid om de eed dan wel de verklaring en belofte in het Fries af te leggen. In een bijlage bij dit reglement is de volledige tekst van de eed c.q. verklaring en belofte zowel in de Nederlandse als de Friese taal bijgevoegd.
Hoofdstuk III De vergaderingen
Op grond van artikel 17 Provinciewet stellen provinciale staten het aantal vergaderingen vast. De agendacommissie is het aangewezen orgaan om daarvoor met een voordracht te komen.
Het artikel is mede een uitwerking van artikel 19 Provinciewet, dat regels geeft m.b.t. de
agenda. In dit artikel is vastgelegd binnen welke termijnen de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken ter kennis worden gebracht aan de statenleden. In het vierde lid is geregeld dat stukken waaraan door gedeputeerde staten, op grond van artikel 25 Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, aan de statenleden worden toegestuurd in een envelop met daarop de aanduiding ‘geheim’. Artikel 25 Provinciewet regelt o.a. dat geheimhouding kan worden opgelegd op grond van een belang genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. De verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. Schending van de geheimhouding kan in het uiterste geval leiden tot strafvervolging op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht (schending van ambtsgeheim).
In dit artikel is o.m. (nogmaals) de bevoegdheid van de agendacommissie vastgelegd om de
voorlopige agenda van de vergadering vast te stellen. Via de agendacommissie wordt het mogelijk gemaakt dat de fracties directe zeggenschap krijgen over het vaststellen van de voorlopige agenda van de Statenvergadering (zie ook toelichting bij agendapunt 6). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen hamerpunten en bespreekpunten. Als naar het oordeel van de agendacommissie een statenvoorstel een uitsluitend technisch of formeel karakter heeft, kan een punt als hamerpunt worden geagendeerd.
Een punt wordt als bespreekpunt geagendeerd als één of meer fracties daarom vragen.
Lid 2 regelt dat de voorzitter in spoedeisende gevallen 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda kan opstellen. Hierbij is aangegeven dat het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.
De definitieve vaststelling van de agenda vindt uiteindelijk plaats door provinciale staten aan het begin van de Statenvergadering. Dit is geregeld in het derde en vierde lid. In het vijfde en zesde lid is geregeld welke mogelijkheden er zijn om een hamer punt alsnog als bespreekpunt te agenderen of andersom.
De term burgerinitiatief houdt in dat de burgers eigen voorstellen bij provinciale staten kunnen indienen, die op de agenda van provinciale staten worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. De aanvulling van het representatieve stelsel met de figuur van burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf en gericht op concrete onderwerpen deel te nemen aan het provinciebestuur. Het burgerinitiatief is een middel om de betrokkenheid van de burger bij de provinciale politiek te vergroten. De uitwerking van het recht van burgerinitiatief is een bevoegdheid van provinciale staten en is uitgewerkt in de verordening burgerinitiatief Fryslân.
Artikel 13 Ter inzage legging van stukken
In dit artikel is de ter inzage legging van statenvoorstellen geregeld.
In het tweede lid is toegevoegd dat kan worden afgeweken van de werkwijze om geheime stukken aan statenleden toe te sturen. Gedeputeerde staten dienen daartoe expliciet een gemotiveerd verzoek te doen. Het presidium beslist over een dergelijk verzoek.
Artikel 14 Openbare kennisgeving.
Dit artikel is een uitwerking van artikel 19 Provinciewet. Het artikel sluit aan bij de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.
Par. 2. De orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder statenlid onmiddellijk de presentielijst. De presentielijst is bepalend voor de vaststelling van het quorum. Wanneer een statenlid tussentijds of voor de stemming de vergadering verlaat meldt hij dit aan de voorzitter en wordt hiervan aantekening gemaakt.
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 17 Opening vergadering / quorum
Dit artikel is een uitwerking van artikel 20 Provinciewet.
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 19 Spreken door statenleden
Voor de beeld- en geluidsregistratie en de live uitzendingen via internet is het essentieel dat het gesprokene via een microfoon wordt versterkt.
Lid 2 van dit artikel maakt het mogelijk dat ook derden in de vergadering kunnen spreken.
Artikel 20 Volgorde van spreken
Voor het begin van de vergadering geven de fracties in de woordvoerderslijst per agendapunt aan wie er namens de fractie wil spreken. De voorzitter bepaalt vervolgens de volgorde van spreken.
Artikel 21 Handhaving van de orde
In dit artikel is de bevoegdheid die de voorzitter heeft op grond van artikel 26 Provinciewet tot handhaving van de orde tijdens de vergadering nader uitgewerkt.
Lid 5 van het artikel regelt dat de voorzitter kan bepalen dat een gedeelte van het gesprokene niet in het verslag wordt opgenomen. Deze bevoegdheid geldt nadrukkelijk ook voor de beeldregistratie.
De Statenvergadering is een besluitvormende vergadering, waarin gedebatteerd wordt over het voorstel en de moties en amendementen. Er is een eerste en een tweede termijn, waarbij in de eerste termijn een toelichting kan worden gegeven op in te dienen moties en amendementen en informerende vragen kunnen worden gesteld over bijvoorbeeld een nagezonden memorie van toelichting of over elkaars ingediende moties en amendementen en het voorstel besproken kan worden. Het college kan in eerste termijn hierop reageren. In de tweede termijn kunnen de staten daar vervolgens weer een onderling debat over voeren. Na de tweede termijn van de staten is een tweede termijn van het college niet meer vanzelfsprekend.
Indien de voorzitter van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe besluiten na provinciale staten hierover te hebben gehoord. Ook in de situatie waarin de voorzitter van mening is dat een lid meer dan eenmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel zou moeten kunnen voeren, dient hij hierover eerst de staten te horen.
Artikel 23 Beperking spreektijd
Er is geen spreektijdenregeling. Dit artikel strekt er toe dat de voorzitter in het kader van zijn taak tot handhaven van de orde tijdens de vergadering wel, na overleg met de vergadering, de omvang van de spreektijd kan beperken.
Artikel 24 Volgorde van beraadslaging
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 25 Schorsing van de vergadering voor nader beraad
Bij een schorsing bepaalt de voorzitter, in overleg met de verzoeker, de duur van de schorsing.
Artikel 26 Sluiting beraadslaging
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 27 Voorstellen van orde
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 143b van de Provinciewet. Een amendement is een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde besluittekst. Het tweede lid van dat artikel verplicht provinciale staten nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 28 van het RvO. Op basis van artikel 143b van de provinciewet zijn provinciale staten verplicht een amendement te behandelen.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander Statenlid aanleiding zijn, op dit amendement een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.
Een (sub)amendement moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van het (sub)amendement tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet het (sub)amendement in tweevoud worden ingediend.
Artikel 29 Splitsing van voorstellen
Het eerste lid drukt uit dat statenleden het recht hebben om voor te stellen één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel gesplitst te behandelen en daarmee dat provinciale staten hun eigen werkwijze bepalen. Lid 2 en 3 regelen de verdere gang van zaken rond een dergelijk voorstel.
Een voorstel tot splitsing moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van het voorstel tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet het voorstel tot splitsing in tweevoud worden ingediend.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn gedeputeerde staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen staten en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
In lid 6 is de mogelijkheid opgenomen om een motie vreemd aan de orde van de dag in te dienen. Het betreft hier een motie over een onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen. Dit instrument is toegevoegd om fracties de mogelijkheid te geven in debat te gaan over een (actueel) onderwerp dat niet op de agenda staat. De behandeling van de motie vindt plaats aan het einde van de vergadering in maximaal twee termijnen. Om de agenda te kunnen vaststellen dienen moties vreemd aan de orde van de dag vooraf te worden aangekondigd. De motie zelf kan tijdens de vergadering (bij het betreffende agendapunt) worden ingediend.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Over een motie wordt gestemd, tenzij de indiener van de motie besluit hem in te trekken. Wanneer een motie door het college wordt overgenomen, betekent dit een positief advies van het college over de motie. Een overgenomen motie wordt nog steeds in stemming gebracht, tenzij de indiener besluit deze in te trekken. In het geval de motie wordt ingetrokken, vervalt deze en kan deze niet meer in stemming worden gebracht.
Fracties die bezwaren hebben tegen een door het college overgenomen motie, kunnen deze bezwaren desgewenst kenbaar maken door een eigen motie in te dienen.
Een motie moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van de moties tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet de motie in tweevoud worden ingediend.
Artikel 31 Initiatiefvoorstellen
Artikel 143a, eerste lid, van de Provinciewet geeft een statenlid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in provinciale staten in te dienen. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat provinciale staten regelen op welke wijze een initiatiefvoorstel wordt ingediend en behandeld. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 31 voorzien hierin.
Lid zes en zeven regelen dat gedeputeerde staten, conform artikel 143 lid 1 van de Provinciewet, eerst in de gelegenheid wordt gesteld om hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van provinciale staten. Provinciale staten is het enige orgaan dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale staten moeten hier toestemming voor geven.
Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen zij het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Provinciale staten bepalen echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. Provinciale staten kunnen dit direct in de vergadering bepalen of de agendering via de agendacommissie laten plaatsvinden.
Artikel 33 Tijdstip/stemverklaring
In dit artikel is de afspraak vastgelegd dat in principe stemming over alle inhoudelijke punten van de agenda plaatsvindt nadat de gehele agenda is afgehandeld. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk.
Ieder lid heeft het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn.
Het quorumvereiste is neergelegd in artikel 29 van de Provinciewet. Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Provinciale staten hebben niet de bevoegdheid om van deze bepaling in artikel 32 van de Provinciewet af te wijken. Als niemand stemming vraagt, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
Bij het staken van stemmen is het bepaalde in artikel 32 lid 4, 5 en 6 van de Provinciewet van toepassing.
Artikel 36 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 28 en 30 van dit reglement. In artikel 36 wordt de volgorde van stemming over (sub)amendementen, moties en het aanhangig voorstel bepaalt. Hierbij wordt ook gekeken naar de verstrekkendheid van amendementen en/of moties. Indien aangaande een aanhangig voorstel twee of meer amendementen en/of moties zijn ingediend, dan bepaalt de voorzitter de volgorde waarin wordt gestemd.
Par. 4.2 Stemmen over personen
Artikel 37 Stemmen over personen
De Provinciewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Provinciewet). Een voordracht is voor provinciale staten bindend. Provinciale staten hebben slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan provinciale staten mogen afwijken.
In het vijfde lid wordt aangegeven dat er een nieuwe stemming wordt gehouden indien het stembureau concludeert dat het aantal ingeleverde briefjes niet gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is te stemmen en de voorzitter van oordeel is dat het vastgestelde verschil van invloed kan zijn op de uitslag van de stemming. De voorzitter bepaalt dit op basis van de voorlopige uitslag die hij dan van het stembureau heeft ontvangen.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Provinciewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Dit artikel bepaalt hoe de stemming verloopt als bij de eerste stemming over personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen. Het artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 39 Beslissing door het lot
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
In dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent het verkrijgen van inlichtingen samengebracht. Het betreft het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het recht van interpellatie.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip vragenuur genoemd.Het vragenuur kan de controlerende taak van de statenleden ten goede komen. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie ( zie hierna artikel 41). Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen statenleden aan gedeputeerde staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee gedeputeerde staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur. Het is in tegenstelling tot het recht van interpellatie niet mogelijk om tijdens het vragenuur moties in te dienen. Het vragenuur is niet bedoeld om het debat aan te gaan.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip schriftelijke vraag genoemd.
Ook aan de leden van gedeputeerde staten afzonderlijk kunnen vragen worden gesteld. In het tweede lid is de beantwoordingstermijn vastgelegd.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip interpellatie genoemd. De termijn waarbinnen een verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie bij de voorzitter moet worden ingediend bedraagt achtenveertig uur vóór de vergadering waarin over het verzoek moet worden beslist. Een interpellatie mondt doorgaans uit in een motie. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden van provinciale staten. In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen voor andere statenleden om in de eerste termijn al aanvullende vragen te stellen. Op grond van lid 8 worden interrupties tijdens de interpellatie toegelaten.
Artikel 43 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.
De situatie kan zich voordoen dat over hetzelfde onderwerp door verschillende statenleden
schriftelijke vragen worden gesteld of een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter om mondelinge vragen te stellen of een interpellatie te houden. Artikel 43 beoogt duidelijkheid te scheppen op welke wijze bij deze samenloop wordt omgegaan met de afhandeling van de gestelde vragen of ingediende verzoeken. De voorzitter bepaalt aan de hand van het moment van kennisneming van het verzoek of over het betreffende onderwerp al een ander verzoek is binnengekomen of een schriftelijke vraag is gesteld. Wanneer eerdere verzoeken nog niet op de daarvoor vastgelegde wijze zijn behandeld, worden latere verzoeken die over hetzelfde onderwerp handelen niet in behandeling genomen.
Wanneer over eenzelfde onderwerp een vraag wordt gesteld of een verzoek wordt ingediend om mondelinge vragen te stellen of een interpellatie te houden en de strekking van deze vraag, dan wel de inhoud van het verzoek is van een geheel andere aard, dan kan deze wel in behandeling worden genomen. De voorzitter beslist hierover.
Om dit te kunnen beoordelen is het louter aankondigen van schriftelijke vragen over een onderwerp niet voldoende. De vragen zelf moeten ook zijn ingediend. Hiermee wordt tevens voorkomen dat een onderwerp wordt “gegijzeld”.
Artikel 44 Recht van onderzoek.
Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat provinciale staten over voldoende controle-instrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek versterkt de controlerende functie van provinciale staten ten opzichte van het college.
Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Dit artikel is een uitwerking van de bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin, zoals hem gegeven artikel 26 Provinciewet.
Het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen werkt verstorend tijdens de vergadering. In lid vier is aangegeven dat dit niet is toegestaan zonder toestemming van de voorzitter.
Artikel 47 Besluitenlijst en verslag
Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld. Het is aan provinciale staten om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling van de besluitenlijst geaccepteerd wordt.
Om derden zoveel mogelijk in de gelegenheid te stellen om de Statenvergadering te volgen, wordt de vergadering live uitgezonden en kan men de opname ook na afloop van de vergadering nog raadplegen. Aan de opname worden ook de vergaderstukken en ingediende amendementen en moties toegevoegd.
De statengriffier draagt zorg voor het opstellen van de notulen. In het derde lid is geregeld dat de griffier de vastgestelde notulen samen met de voorzitter ondertekent en zorgt voor bewaring van de notulen.
In het vijfde en zesde lid is de vaststelling van de notulen geregeld van een vergadering achter gesloten deuren.
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Dit artikel spreekt voor zichzelf