Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerenveen

Participatieverordening gemeente Heerenveen 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerenveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente Heerenveen 2017
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Heerenveen 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
  4. artikel 8a van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2017Nieuwe regeling

25-09-2017

gmb-2017-172926

GF17.20058

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening gemeente Heerenveen 2017

De raad van de gemeente Heerenveen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 juli 2017;

 

gelet op artikel 108, tweede lid jo. artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

 

gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet,

 

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdelen a, c, d en e en artikel 8a lid 2 van de Participatiewet,

 

gelet op artikel 10b lid 5 en lid 7

BESLUIT:

 

Vast te stellen de

Participatieverordening gemeente Heerenveen 2017

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

HOOFDSTUK 2. OPDRACHT COLLEGE

Artikel 2. Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan personen ondersteuning bij participatie voor zover deze ondersteuning door het college noodzakelijk wordt geacht.

  • 2.

    Het college maakt een afweging van de individuele mogelijkheden en capaciteiten van een persoon, teneinde de ondersteuning van personen zodanig vorm te kunnen geven dat de beoogde mate van participatie zo doelmatig mogelijk wordt gerealiseerd.

  • 3.

    Bij de toepassing van het tweede lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan de afstand tot de arbeidsmarkt en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken, waaronder begrepen de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en het noodzakelijkerwijs verrichten van mantelzorg.

  • 4.

    Het college kan, bij het bepalen van de wijze waarop de ondersteuning wordt vormgegeven prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5.

    In geval van een niet-uitkeringsgerechtigde (nugger) kan het college bij de inzet van ondersteuning:

    • a.

      een eigen bijdrage instellen; en/of

    • b.

      nadere voorwaarden vaststellen, waarbij een inkomens- of vermogensgrens kan worden gehanteerd; en/of

    • c.

      zowel een eigen bijdrage instellen als nadere voorwaarden vaststellen, waarbij een inkomens- of vermogensgrens kan worden gehanteerd.

HOOFDSTUK 3. PARTICIPATIE ALGEMEEN

Artikel 3. Ondersteuning van personen

  • 1.

    Het college doet een persoon een aanbod voor ondersteuning bij participatie dat in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening en de op deze verordening gebaseerde beleidsregels.

    • -

      De elementen waaruit de ondersteuning bestaat worden nader uitgewerkt in een op de specifieke situatie van een persoon toegespitst pva.

  • 2.

    In geval van personen van 27 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd wordt het pva, waarmee het aanbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, als besluit bekend gemaakt.

  • 3.

    In geval van personen onder de 27 jaar wordt het pva, waarmee het aanbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, overeenkomstig artikel 44, vierde lid van de Participatiewet, opgenomen als bijlage in het besluit tot een toekenning van algemene bijstand.

  • 4.

    Een persoon heeft geen recht op ondersteuning indien er een voorliggende voorziening voorhanden is welke naar het oordeel van het college voldoende bijdraagt aan het behalen van de voor de persoon hoogst haalbare participatietrede.

  • 5.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die zijn verbonden aan de inkomensvoorziening waar een persoon aanspraak op maakt, nadere verplichtingen verbinden aan een deze persoon aangeboden voorziening.

Artikel 4. Verplichtingen van de persoon

  • 1.

    Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden tenminste te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de inkomensvoorziening waar de persoon aanspraak op maakt, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Als een persoon die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het college de aangeboden voorziening beëindigen.

  • 3.

    Het college verlaagt de uitkering van de persoon conform hetgeen hierover is bepaald in de Participatiewet of de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015 indien de persoon die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

HOOFDSTUK 4. BEPALINGEN OVER DE OPGENOMEN VOORZIENINGEN TER ONDERSTEUNING

Artikel 5. Proefplaatsing

  • 1.

    Het college kan een proefplaatsing verstrekken aan werkgevers die voornemens zijn een arbeidsovereenkomst te sluiten met een persoon die behoort tot de doelgroep uit artikel 7, lid 1 onderdeel a.

  • 2.

    De proefplaatsing duurt maximaal 3 maanden en leidt tot een arbeidsovereenkomst bij de werkgever zonder proeftijd voor de duur van minimaal 6 maanden.

Artikel 6. Loonkostensubsidie

Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst sluiten met een werknemer die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet. Dit kan ook een forfaitaire loonkostensubsidie zijn.

Artikel 6a. Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college stelt op grond van artikel 10c van de Participatiewet vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van deze Participatiewet.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

  • 3.

    Het college kan in het kader van de beoordeling van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vaststelling en met inachtname van de criteria in het tweede lid van dit artikel geadviseerd worden door een externe organisatie die deze beoordeling voor de arbeidsmarktregio Fryslan gaat uitvoeren.

Artikel 6b. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college stelt de loonwaarde vast van een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Het college maakt met betrekking tot de beoordeling van de loonwaarde van een tot de doelgroep loonkostensubsidie behorende persoon gebruik van een objectieve en deskundige loonwaardemethodiek, welke, gelet op de binnen de arbeidsmarktregio Fryslân gemaakte afspraken, voldoet aan de minimumeisen die aan een methode ter bepaling van de loonwaarde wordt gesteld.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de loonwaarde is er sprake van een werkplek, waarop het werktempo, kwaliteit en inzetbaarheid van de persoon wordt vergeleken met een werknemer die de functie middels volledige loonwaarde invult. Op basis van de uitkomst van de loonwaardemeting wordt de loonkostensubsidie vastgesteld.

  • 3.

    Er wordt een flexibele termijn gehanteerd voor de frequentie van loonwaardebepalingen van maximaal eens per 6 maanden en minimaal eens per vijf jaar, afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelmogelijkheden.

Artikel 7. Beschut werk

  • 1.

    Het college biedt de voorziening beschut werk aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; of

    • b.

      een persoon is aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid krijgt een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschut werkplek omdat het aantal geraamde beschut werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, biedt het college de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college biedt tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt een van de andere voorzieningen in deze verordening aan.

  • 5.

    Bovenop het aantal geraamde beschut werkplekken realiseert het college geen extra dienstbetrekkingen beschut werk.

Artikel 8. Ondersteuning bij beheersing Nederlandse taal

  • 1.

    Het college kan aan een persoon ten aanzien van wie het redelijk vermoeden bestaat dat hij niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening aanbieden ter ondersteuning van de beheersing van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

  • 2.

    De voorziening als bedoeld in het eerst lid wordt vastgelegd in een taalplan. In het taalplan wordt in ieder geval beschreven: a. welke vorm van ondersteuning wordt aangeboden; en b. de wijze waarop de voortgang van de beheersing van de Nederlandse taal wordt beoordeeld.

Artikel 9 (Job)coaching en persoonlijke begeleiding

Het college kan aan een persoon die in aanmerking komt voor, of behoort tot, de doelgroep loonkostensubsidie persoonlijke begeleiding/Jobcoaching aanbieden ter ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken als hij zonder persoonlijke begeleiding niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Tevens kan het college een persoon coaching en begeleiding aanbieden ter ondersteuning en voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap.

Artikel 10. Detacheringsbaan

  • 1.

    Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid door de werkgever gedetacheerd bij een onderneming oftewel inlenende organisatie. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3.

    Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 11. Leerwerkplek

  • 1.

    Het college kan een persoon een leerwerkplek aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de leerwerkplek is het opdoen van beroepsgerichte werkervaring. De leerwerkplek duurt maximaal zes maanden.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    Het college sluit met de werkgever een schriftelijke overeenkomst waarin tenminste wordt vastgelegd: het doel, duur en omvang van de leerwerkplek en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 12. Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de Participatiewet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3.

    Het college verstrekt aan een persoon, die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de WWB, ambtshalve, een gefaseerde premie van € 150,= na het eerste halfjaar, € 200,= na een jaar en vanaf anderhalf jaar en ieder volgend halfjaar een bedrag van € 240,=.

  • 4.

    Indien de persoon niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Bij de inzet van scholing wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 13, lid 2, onderdeel a tot en met d van deze verordening.

  • 5.

    Het college betrekt het oordeel van degene in wiens opdracht de persoon de additionele werkzaamheden uitvoert en de scholingswens van de persoon bij de in lid 4 bedoelde beoordeling.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op personen die jonger zijn dan 27 jaar.

Artikel 13. Scholing en Persoonlijk Re-integratiebudget (PRB)

  • 1.

    Het college kan een persoon een scholingstraject of een Persoonlijk Re-integratiebudget (PRB) aanbieden.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      Het leidt op tot een beroep met arbeidsmarktperspectief;

    • b.

      Het scholingstraject van de persoon dient te zijn goedgekeurd door het college en onderdeel te zijn van het pva;

    • c.

      De duur van het scholingstraject is maximaal 2½ jaar;

    • d.

      De scholing dient bij voorkeur plaats te vinden in combinatie met relevante praktijkervaring;

    • e.

      De persoon dient zich naast het scholingstraject naar vermogen beschikbaar te houden voor betaalde arbeid.

  • 3.

    Een plan voor een Persoonlijk Re-integratiebudget voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      Het is gericht op de kortste weg naar betaalde arbeid;

    • b.

      Het plan van de persoon dient te zijn goedgekeurd door het college en

    • c.

      onderdeel te zijn van het pva;

    • d.

      Het resultaat van het plan dient binnen maximaal 6 maanden behaald te zijn;

    • e.

      Het bedrag van het budget bedraagt maximaal € 750,=;

    • f.

      De persoon dient zich tijdens de periode van het plan naar vermogen beschikbaar te houden voor betaalde arbeid.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 14. Ondersteuning bij leerwerktrajecten

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot zevenentwintig jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

HOOFDSTUK 5. INNOVATIE

Artikel 15. Innovatie

  • 1.

    Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening en voor zover van toepassing, de beleidsregels Participatie.

  • 2.

    De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste drie jaar.

  • 3.

    Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van de Participatieverordening en de Beleidsregels Participatie, kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling.

  • 4.

    Indien het college gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt dit voornemen voorgelegd aan de Participatieraad.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.

Artikel 17. Citeertitel en inwerkingtreding

Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Participatieverordening gemeente Heerenveen 2017’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de ‘Participatieverordening gemeente Heerenveen 2015’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 25 september 2017.

De griffier,

mevrouw W.J.M.A.Jansen

De voorzitter,

de heer T.J. van derZwan