Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ
CiteertitelVrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlaten onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Roosendaal
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31 van de Participatiewet
  3. artikel 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  4. artikel 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  5. artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-09-201701-01-2017nieuwe regeling

05-09-2017

gmb-2017-160493

81676

Tekst van de regeling

Intitulé

Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

 

gelet op de artikelen: 4:81 Algemene wet bestuursrecht, artikel 31 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ, het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ;

 

overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen waarin is vastgelegd in welke situaties:

  • een inkomensvrijlating voor inkomsten uit arbeid wordt verleend, en

  • wanneer er sprake is van een inkomensvrijlating voor een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk;

 

BESLUITEN

 

vast te stellen de beleidsregel Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet (Pw); de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

    • c.

      belanghebbende:

      • diegene(n) die algemene bijstand als bedoeld in artikel 5 sub b van de Participatiewet

        ontvangen, of

      • de werkloze werknemer als bedoeld in artikel 2 van de IOAW en diens eventuele

        partner als bedoeld in artikel 3 IOAW, of,

      • de gewezen zelfstandige als bedoeld in artikel 2 IOAZ en diens eventuele partner

        als bedoeld in artikel 3 IOAZ.

    • d.

      Werkplein: de Intergemeentelijke Sociale Dienst Werkplein Hart van West-Brabant.

  • 3.

    Onder inkomstenvrijlating wordt verstaan: de inkomsten uit arbeid die op grond van:

    • a.

      artikel 31, tweede lid onder n van de Pw, artikel 8, tweede lid van de IOAW en artikel 8, derde lid van de IOAZ, gedurende ten hoogste 6 maanden niet aangemerkt worden als middelen/ inkomen en die naar ons oordeel bijdragen aan de arbeidsinschakeling;

    • b.

      artikel 31, tweede lid onder r van de Pw, artikel 8, vijfde lid van de IOAW en artikel 8, negende lid van de IOAZ, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden niet aangemerkt worden als middelen/inkomen en die naar ons oordeel bijdragen aan de arbeidsinschakeling;

    • c.

      artikel 31, tweede lid onder y van de Pw, artikel 8, zevende lid van de IOAW en artikelen 8, elfde lid van de IOAZ niet aangemerkt worden als middelen/inkomen, tenzij er niet langer sprake is van een medische urenbeperking.

  • 4.

    Als inkomsten uit arbeid worden ook aangemerkt:

    • a.

      doorbetaling van loon door de werkgever of een ZW-uitkering tijdens ziekte;

    • b.

      een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschap en bevalling;

    • c.

      een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) in verband met zwangerschap en bevalling.

  • 5.

    Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan:

    werk dat onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband.

    Onder “onbetaald” wordt in dit verband ook verstaan de betaling van een onkostenvergoeding die niet overeenkomt met een marktconform tarief en waar daadwerkelijke kosten tegenover staan.

    Werkzaamheden die in de regel vanuit een reguliere werkplek tegen een marktconform tarief worden verricht, worden voor de toepassing van deze beleidsregel niet als vrijwilligerswerk aangemerkt/geaccepteerd.

     

HOOFDSTUK 2 Inkomensvrijlating voor inkomsten uit arbeid

Artikel 2 Recht op inkomstenvrijlating voor een belanghebbende tot de pensioengerechtigde leeftijd

  • 1.

    Het recht op inkomstenvrijlating wordt uitsluitend op een voorafgaand ingediend schriftelijk verzoek van de belanghebbende, hetzij bij aanvang van de arbeid, hetzij bij urenuitbreiding als de arbeid al werd verricht op de ingangsdatum van de uitkering Pw-IOAW-IOAZ, bij beschikking vastgesteld.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid dat de inkomensvrijlating moet worden aangevraagd vóór aanvang van de werkzaamheden, of urenuitbreiding, gaat de inkomsten-vrijlating in op de eerste dag van de maand waaraan de inkomsten moeten worden toegerekend met dien verstande dat de inkomstenvrijlating in een maand alléén wordt toegepast als de totale (gezins)inkomsten uit arbeid zonder toepassing van de vrijlating en tezamen met eventuele andere inkomensbestanddelen lager zijn dan de toepasselijke (kostendelers)Pw-norm of IOAW-IOAZ-uitkeringsgrondslag. Het recht op vrijlating wordt niet met terugwerkende kracht toegekend.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 31 lid 5 Pw, heeft de belanghebbende tot de pensioengerechtigde leeftijd recht op inkomstenvrijlating als voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel en het bepaalde in artikel 3;

  • 4.

    Het recht op de inkomstenvrijlating bestaat bij een gezin voor ieder van de partners afzonderlijk met dien verstande dat als beide partners in dezelfde maand recht hebben op deze vrijlating het maximale vrijlatingsbedrag voor beide partners tezamen over die maand niet hoger is dan de maximale vrijlatingsbedragen zoals vermeld in artikel 31 lid 2 Pw en artikel 8 IOAW-IOAZ.

  • 5.

    De inkomstenvrijlatingen bedoeld in artikel 1 lid 3 onder a en b worden éénmaal per uitkeringsperiode toegekend. Onder dezelfde uitkeringsperiode wordt verstaan de situatie dat:

    • a.

      een uitkering aaneengesloten, of na een onderbreking door werkaanvaarding korter dan 24 maanden, wordt verstrekt;

    • b.

      wederom uitkering wordt verstrekt na een onderbreking wegens verblijf in detentie, verblijf in het buitenland of verblijf in een inrichting, ongeacht de duur van de onderbreking;

    • c.

      sprake is van voortzetting van een uitkering die voorheen door een andere gemeente werd verstrekt;

    • d.

      na wijziging van de woon -of gezinssituatie de uitkering naar een andere norm/grondslag wordt voortgezet, tenzij het een wijziging betreft van de norm/grondslag voor een gehuwde naar de norm/grondslag voor een alleenstaande en er sprake is van een alleenstaande oudergezin waaraan in de voorafgaande uitkeringsperiode nog niet eerder de vrijlating bedoeld in art. 1 lid 3 onder b is toegekend.

  • 6.

    De belanghebbende heeft geen, of niet langer, recht op inkomstenvrijlating als bedoeld in

    artikel 1 lid 3 sub a, b, of c als:

    • a.

      de inkomsten al vóór de ingangsdatum van de bijstand/uitkering werden genoten tenzij er met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 sprake is van uitbreiding van uren en/of werkzaamheden van minimaal vijf uur per week voor minimaal 6 aaneengesloten maanden na de ingangsdatum van de Pw, IOAW of IOAZ-uitkering;

    • b.

      het voor belanghebbende opgestelde trajectplan als bedoeld in art. 3 tweede lid onder b en d wordt beëindigd, of zodanig wordt gewijzigd dat de inkomsten uit arbeid op basis waarvan eerder de inkomensvrijlating is toegekend niet langer geacht worden bij te dragen aan de arbeidsinschakeling;

    • c.

      deze betrekking heeft op inkomsten uit arbeid waarvan geen, niet tijdig, of geen volledige opgave is gedaan waardoor belanghebbende de inlichtingenverplichting als bedoeld artikel 17 Pw, of artikel 13 IOAW en IOAZ niet of niet behoorlijk is nakomen;

    • d.

      er sprake is van een situatie waarbij eerder aan belanghebbende een vrijlating van inkomsten uit arbeid is toegekend en het recht op bijstand/uitkering nadien is herzien en ingetrokken wegens schending van de inlichtingenplicht en belanghebbende binnen een tijdvak van 24 maanden opnieuw voor een uitkering Pw-IOAW-IOAZ in aanmerking komt;

    • e.

      de inkomsten uit arbeid verworven worden door werkzaamheden uit zelfstandig bedrijf of beroep, tenzij het werkzaamheden van bescheiden omvang betreft.

      Er is sprake van werkzaamheden van bescheiden omvang als deze maximaal 50% van het urencriterium bedragen als bedoeld in artikel 1 onder b sub 2° van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Voor de belanghebbende die werkzaamheden in een zelfstandig bedrijf of beroep verricht welke niet van bescheiden omvang zijn, geldt dat die een beroep moet doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (hoofdstuk III, § 2 Beginnende zelfstandigen);

  • 7.

    Het Werkplein bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens belanghebbende voor de vaststelling van het recht op inkomstenvrijlating moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de gegevens moeten worden verstrekt.

     

Artikel 3 Bijdrage aan de arbeidsinschakeling

  • 1.

    Een belanghebbende heeft alléén recht op inkomensvrijlating als bedoeld in art. 1 lid 3 onder a of b als die vrijlating bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Van een bijdrage aan de arbeidsinschakeling is naar ons oordeel alleen sprake als voldaan wordt aan alle in dit lid genoemde voorwaarden:

    • a.

      de arbeid waar de (gevraagde) vrijlating betrekking op heeft, moet onderdeel uitmaken van, of ingepast worden in, het voor de individuele belanghebbende opgestelde/op te stellen trajectplan en in dat plan moet toegewerkt worden naar volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering;

    • b.

      het zetten van de stap deeltijdarbeid moet in het individuele geval als een noodzakelijke stap worden gezien om toe te werken naar volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering;

    • c.

      in het trajectplan is opgenomen welke stappen er gezet gaan worden om uitbreiding van uren en/of werkzaamheden te kunnen realiseren

    • d.

      belanghebbende moet in traject blijven bij het Werkplein en/of een gecontracteerde

      re-integratiebedrijf om de voorgestane uitbreiding van uren en/of werkzaamheden te kunnen realiseren;

    • e.

      belanghebbende heeft geen medische, sociale of andere belemmeringen die een uitbreiding van uren en werkzaamheden binnen de looptijd van het voor belanghebbende opgestelde/op te stellen trajectplan inperken;

    • f.

      belanghebbende moet zelf duidelijk blijk geven de intentie en mogelijkheid te hebben om het aantal uren en daarmee de te verwerven inkomsten zodanig uit te breiden dat binnen de looptijd van het voor belanghebbende opgestelde/op te stellen trajectplan wordt toegewerkt naar volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering;

    • g.

      uit de door belanghebbende en/of de (potentiele) werkgever te verstrekken informatie moet naar het oordeel van het Werkplein Hart van West-Brabant in voldoende mate blijken dat binnen het tijdvak van de vrijlatingstermijn (=6 maanden regulier, of de daarop volgende 30 maanden ingeval van een alleenstaande oudergezin) wordt toegewerkt naar een duidelijke uitbreiding van uren/werkzaamheden richting volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering.

       

Artikel 4 Herziening en intrekking recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    Het recht op inkomstenvrijlating wordt herzien of ingetrokken als:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld artikel 17 Participatiewet, of artikel 13 IOAW en IOAZ, heeft geleid tot het ten onrechte toepassen van een inkomstenvrijlating op de toepasselijke bijstandsnorm of IOAW-IOAZ-grondslag van een uitkeringsgerechtigde;

    • b.

      anderszins een inkomstenvrijlating ten onrechte op de toepasselijke bijstandsnorm of IOAW-IOAZ-grondslag van een uitkeringsgerechtigde is toegepast.

  • 2.

    Als een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, herziet het college het recht op bijstand/uitkering of trekt dat overeenkomstig artikel 54 lid 3 Pw of artikel 17 IOAW-IOAZ in en vordert de ten onrechte of teveel verstrekte bijstand/uitkering terug.

     

HOOFDSTUK 3 Inkomensvrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk.

Artikel 5 Recht op vrijlating kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk

  • 1.

    Indien belanghebbende vrijwilligerswerk verricht en daarvoor een kostenvergoeding ontvangt, wordt die kostenvergoeding niet als:

    • middelen in de zin van artikel 31 tweede lid onder k van de Pw; of

    • overig inkomen als bedoeld in artikel 2:8 lid 1 onderdeel c van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten,

      aangemerkt als voldaan wordt aan het bepaalde in art. 1 lid 5 van deze beleidsregel en de kostenvergoeding de in de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, of het Algemeen inkomens-besluit socialezekerheidswetten, genoemde bedragen per maand en maximaal niet te boven gaat.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 2 met uitzondering van het vijfde lid, zesde lid onder e en artikel 4 is van overeenkomstige toepassing op de vrijlating kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

     

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 6 Overgangsrecht

De rechtsgevolgen van besluiten over de toepassing van de:

  • inkomensvrijlating voor inkomsten uit arbeid, of

  • vrijlating van een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk,

welke zijn genomen in de periode voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijven van kracht met dien verstande dat wanneer de nieuwe beleidsregel gunstigere bepalingen voor de belanghebbende bevat, dat dan het nieuwe beleid prevaleert.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

 

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Roosendaal“.

 

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 5 september 2017,

de secretaris, de burgemeester,