ONTHEFFINGEN
Artikel 3 Ontheffingen algemeen
- 1.
Van het verbod een busbaan of -strook binnen de gemeente Veldhoven te berijden met andere voertuigen dan lijnbussen, dan wel lijn- en autobussen, als bedoeld in artikel 1, sub a. en verder RVV 1990 wordt geen ontheffing verleend, tenzij de aanvrager behoort tot de categorieën als genoemd in de artikelen 4 tot en met 6 en voldoet aan de daarin gestelde eisen. Daarnaast kan in geval van zeer bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7, ontheffing worden verleend;
- 2.
Een ontheffing is geldig voor een periode van maximaal één jaar of tot de datum die op de ontheffing vermeld staat;
- 3.
De ontheffing (en dus medegebruik) geldt uitsluitend op de busbanen, –stroken en -doorsteken op de Kempenbaan, De Run 4500 en De Run 6100. Op de busbanen en -stroken op bijvoorbeeld de Meerhovendreef, Traverse, Smelen en Heemweg geldt de ontheffing niet (route Hoogwaardig Openbaar Vervoer buslijn 402).
- 4.
Het aanvragen van een ontheffing voor taxivervoer dient schriftelijk te geschieden, via het aanvraagformulier dat hiervoor is vastgesteld.
Artikel 4 Taxivervoer
- 1.
Ontheffing als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel kan alleen worden verleend aan een taxibedrijf ter uitvoering van het vervoer als bedoeld in artikel 1, onder a, taxivervoer;
- 2.
In geval van taxivervoer is een verleende ontheffing alleen geldig in combinatie met een geldige chauffeurskaart taxi, een geldig rijbewijs en in werk-/diensttijd;
- 3.
In geval van taxivervoer moeten de hiervoor gebruikte auto’s aan de buitenzijde duidelijk herkenbaar en afwijkend van reguliere auto’s zijn door het aanwezig zijn en tonen van een daklicht “taxi” en het voeren van een blauwe kentekenplaat met zwarte belettering. Taxibussen bedoeld voor doelgroepenvervoer zijn niet verplicht het daklicht “taxi” te voeren;
Artikel 5 Onderhouds- en reparatieverkeer
Aan de diensten die zorgdragen voor het onderhoud van en reparatie aan busbanen of -stroken wordt op aanvraag een ontheffing verleend, die uitsluitend geldig is voor uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden ter plaatse.
Artikel 6 Ophaaldiensten afval
Ophaaldiensten van afval mogen zonder ontheffing aan de zijde van de weg, waar de busstrook ligt stilstaan, echter uitsluitend om afval op te halen.
Artikel 7 Ontheffing bijzondere omstandigheden
Een aanvraag voor een ontheffing voor voertuigen die niet behoren tot de categorieën als genoemd in de artikelen 4 tot en met 6 wordt getoetst aan de volgende criteria:
- a.
Er ontbreekt een adequaat alternatief, waardoor onevenredig nadeel ontstaat wanneer de busbaan niet gebruikt mag worden;
- b.
Er is sprake van bijzondere omstandigheden en/of zwaarwegendbelang;
- c.
Bij personenvervoer dient sprake te zijn van collectief vervoer;
- d.
De belangen van de aanvrager zijn niet in strijd met de belangen van doorstroming en verkeersveiligheid op en nabij de busbaan of -strook;
- e.
Voertuigen waaraan ontheffing verleend wordt, dienen goed herkenbaar te zijn en als zij onderdeel uitmaken van een organisatie moet duidelijke uniformiteit in deze voertuigen te zien zijn.
Artikel 8. Voorschriften gebruik ontheffing
- 1.
De ontheffinghouder mag slechts gebruik maken van busbanen of -stroken die als zodanig gedefinieerd zijn volgens artikel 1 van het RVV 1990;
- 2.
Uit oogpunt van handhaafbaarheid moet bij gebruikmaking van de ontheffing, deze in het motorvoertuig aanwezig zijn en, met de voorzijde naar boven, altijd goed zichtbaar en leesbaar achter de voorruit zijn aangebracht;
- 3.
Bij gebruik van een ontheffing toont de bestuurder de ontheffing op verzoek aan politie of ambtenaar in functie;
- 4.
De ontheffinghouder dient de bepalingen van deze beleidsregels te kennen en toe te passen bij het gebruik van de ontheffing;
- 5.
De ontheffing is persoons- of bedrijfsgebonden, kentekengebonden en niet overdraagbaar;
- 6.
Een ontheffing, waarvan de geldigheid is verlopen, dient uit het voertuig verwijderd te zijn;
- 7.
De ontheffinghouder is verplicht de aanwijzingen van de verkeerslichtenregeling voor het openbaarvervoer, het ‘negenoog’, te kennen en in acht te nemen, alsmede de bebording en markering die op de rijrichting en het verkeer in zijn algemeenheid betrekking hebben;
- 8.
De ontheffinghouder dient haltes voor het openbaar vervoer met gepaste/verminderde snelheid te passeren;
- 9.
De ontheffinghouder mag op busbanen geen voertuigen inhalen.
Artikel 9 Aanvraag ontheffingen
- 1.
Voor het aanvragen van een ontheffing als bedoeld in deze beleidsregels, wordt het hiervoor vastgestelde aanvraagformulier gebruikt;
- 2.
Een aanvraag dient ten minste 6 weken, vóór het tijdstip waarop de aanvrager de ontheffing nodig heeft, te zijn ingediend.
Artikel 10 Intrekken, wijzigen en weigeren van ontheffingen
- 1.
Een ontheffing kan worden geweigerd indien aan de aanvrager - in een periode van één jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor een ontheffing - een maatregel rijvaardigheden geschiktheid als bedoeld in artikel 130 e.v. Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd;
- 2.
Een ontheffing kan worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken indien:
- a.
Er onjuiste gegevens door de aanvrager zijn verstrekt;
- b.
Op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing;
- c.
Een aan de ontheffing verbonden voorschrift of bepaling niet wordt nageleefd;
- d.
De ontheffinghouder dit verzoekt;
- e.
De ontheffinghouder overlijdt of bedrijfsbeëindiging heeft plaatsgevonden;
- f.
De ontheffinghouder aangifte van vermissing van de ontheffing heeft gedaan;
Artikel 11 Sanctiebeleid
Indien een ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften en bepalingen voor het gebruik van de ontheffing (overtreding) worden de navolgende sancties toegepast:
- 1.
Schorsing binnen de geldigheidsduur van de ontheffing:
- a.
1e overtreding bepalingen: schorsing ontheffing voor 3 maanden;
- b.
2e overtreding bepalingen: onmiddellijke intrekking van de ontheffing;
- 2.
Afwijkende oorzaken en termijnen voor schorsing:
- a.
Gedurende de termijn van schorsing toch gebruik maken van de busbaan of -strook: onmiddellijke intrekking van de ontheffing;
- b.
Het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 130 e.v. Wegenverkeerswet 1994 leidt tot onmiddellijke intrekking van de ontheffing.
- 3.
Als constatering van overtreding wordt aangemerkt een feitelijke verkeersboete van de politie of een schriftelijke rapportage van een ambtenaar in functie.