Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving en inning vorderingen Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 Gemeente Heerenveen |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving en inning vorderingen Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 gemeente Heerenveen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke boete |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2017 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 04-08-2017 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;
Overwegende, dat het in het belang van de Participatiewet noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de Participatiewet, en de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015,
Gelet op artikel 8b van de Participatiewet,
Gelet op artikel 20a, vierde en zevende lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
Gelet op artikel 20a, vierde en zevende lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
Gelet op artikel 2 en 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten,
Gelet op artikel 5, derde lid, 6, eerste en tweede lid en 9, tweede lid van de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen 2015,
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Aangesloten wordt bij de begripsbepalingen in artikel 1 van de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Heerenveen.
Voor het overige worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hoofdstuk 2 Hoogwaardig handhaven
Artikel 2 Vroegtijdig informeren
In geval van het vorige artikel kan het college het recht op uitkering voor wat betreft de Participatiewet voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten (artikel 54, eerste en tweede lid van de Participatiewet). Ook de IOAW en de IOAZ kennen het college, als artikel 2, negende lid, van toepassing is, de bevoegdheid toe om de uitkering op te schorten op grond van artikel 17 lid, eerste en tweede lid van zowel de IOAW als de IOAZ.
Hoofdstuk 3 Vroegtijdige detectie
De bevoegdheid om deze middelen in te zetten ontleent het college aan de artikelen 17 en 53a Participatiewet, respectievelijk de artikelen 13 en 14 van zowel de IOAW als de IOAZ.
Het doen van aangifte wegens fraude sluit het opleggen van een boete ingevolge artikel 18a van de Participatiewet, 20a van de IOAW en artikel 20a van de IOAZ uit indien het Openbaar Ministerie is overgegaan tot vervolging en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, de zaak is afgedaan middels een strafbeschikking of als een transactie is overeengekomen met de belanghebbende.
Artikel 8 Daadwerkelijk sanctioneren
De gedragingen waarbij en de wijze waarop een sanctie kan worden opgelegd is geregeld in artikel de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, alsmede de daaruit voortvloeiende gemeentelijke verordeningen.
Artikel 9 Herziening en intrekken toekenningsbesluit
Het college maakt gebruik van de wettelijke bevoegdheid om een besluit inzake de toekenning of weigering van bijstand te herzien of in te trekken met toepassing van art. 54, derde en vierde lid van de Participatiewet, respectievelijk art. 17, derde en vierde lid van zowel de IOAW als de IOAZ.
Artikel 10 Onterecht of te hoog bedrag verleend
Onterecht verleende bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen en op de wijze zoals genoemd in de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet. In geval van een onterecht verleende uitkering wordt het voorgaande gebaseerd op de artikelen 25 tot en met 31 van de IOAW dan wel de artikelen 25 tot en met 31 van de IOAZ.
Artikel 13 Betalingsverplichting en -capaciteit
De termijn waarbinnen betaling moet plaatsvinden bedraagt op grond van art. 4:87 van de Awb zes weken.
Vervolgens wordt zoveel mogelijk ineens teruggevorderd ten laste van het vermogen, waaronder wordt verstaan alle aan de belanghebbende in eigendom toebehorende roerende en onroerende zaken en vermogensrechten, voor zover deze na aftrek van alle schulden, uitgezonderd de gemeentelijke vorderingen, een bedrag van € 1.500,- te boven gaan.
De betalingscapaciteit in het toepasselijke inkomen is gelijk aan het gedeelte van het inkomen dat de beslagvrije voet overschrijdt, maar in ieder geval het bedrag van de minimale aflossing zoals opgenomen in de gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK, in het bijzonder de aflostabel. Het college stelt de betalingscapaciteit vast volgens de Recofa-methode.
Het college kan de aflossing op een vordering die niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, respectievelijk artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ opschorten, indien het college van oordeel is dat dit noodzakelijk is voor het slagen van een eventueel participatie- of re-integratietraject van de belanghebbende.
Artikel 14 Verrekening, beslaglegging en eventuele rente en kosten
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het invorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:
verrekening met de maandelijks verleende bijstand op grond van artikel 60, derde lid, van de Participatiewet dan wel verrekening met de maandelijkse uitkering op grond van artikel 28, tweede lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of
bij het ontbreken van deze mogelijkheid en nadat een dwangbevel is verzonden een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; of
beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Indien de belanghebbende in gebreke is met tijdige betaling en de vordering in de beslagfase verkeert, wordt de vordering verhoogd conform artikel 6:96, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 15 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Het college besluit bij niet-fraudevorderingen tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of de uitkering indien:
Artikel 16 Afzien van kwijtschelding
Van kwijtschelding in de zin van dit hoofdstuk wordt afgezien indien:
In afwijking van artikel 13, tweede lid, besluit het college tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering (lees: invordering) bij niet-fraudevorderingen wegens schuldenproblematiek, zonder totstandkoming van een minnelijk traject indien één of meer schuldeisers daaraan niet willen meewerken.
Artikel 17 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering (lees: invordering) bij niet-fraudevorderingen wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
Artikel 18 Kwijtschelding na het (deels) voldoen aan de betalingsverplichting
Het college besluit om van terugvordering of van verdere terugvordering (lees: invordering) bij niet-fraudevorderingen af te zien, indien de belanghebbende:
gedurende drie jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, dan wel artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of
gedurende drie jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, dan wel artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of
gedurende drie jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten en de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, dan wel artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of
een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost en de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, dan wel artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ.
Het college besluit om van terugvordering of van verdere terugvordering (lees: invordering) bij fraudevorderingen af te zien, indien de belanghebbende gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht, niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten en de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, dan wel artikel 13, eerste lid van zowel de IOAW als de IOAZ en het uit doelmatigheidsoverwegingen wenselijk is deze vordering kwijt te schelden.
Het college maakt gebruik van de wettelijke bevoegdheden tot verhaal op grond van de Participatiewet.
Verhaal is slechts mogelijk op basis van in de limitatief door de Participatiewet genoemde gronden.
Er vindt heronderzoek verhaal plaats als de verhaalbijdrage op nihil is gesteld in verband met schulden. Dit heronderzoek wordt ingepland op het moment dat de schulden in redelijkheid voldaan kunnen zijn. De verhaalbijdrage wordt bij een heronderzoek naar de draagkracht niet gewijzigd als deze in vergelijking met het vorig onderzoek niet hoger is dan € 25,- per maand.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking met terugwerkende kracht van de beleidsregels “Beleidsregels Handhaving en inning vorderingen Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Heerenveen zoals vastgesteld op 16 december 2014.
Voor zover deze beleidsregels zien op de schending van de inlichtingenplicht blijven de per 1 januari 2013 ingetrokken “Beleidsregels terugvordering en verhaal” van toepassing in het geval de daaraan ten grondslag liggende overtreding heeft plaatsgevonden in de volgende te onderscheiden tijdvakken:
Op gedragingen, anders dan bedoeld in artikel 18, tweede lid, die plaatsvonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de op het moment van de gedraging geldende beleidsregels van toepassing, tenzij de huidige beleidsregels de belanghebbende in een voordeligere positie brengen.