Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wassenaar

Beleidsregeling bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) gemeente Wassenaar (Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Basisregistratie Personen gemeente Wassenaar)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWassenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregeling bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) gemeente Wassenaar (Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Basisregistratie Personen gemeente Wassenaar)
CiteertitelBeleidsregeling bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Wassenaar
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het besluit is officieel bekend gemaakt door publicatie van de terinzagelegging in De Wassenaarse Krant van 09-08-2017. Op die datum zijn gemeentebladen verschenen met de zakelijke mededeling en de complete tekst van het besluit.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-08-2017nieuwe regeling

12-06-2017

gmb-2017-138112

Z/17/9688

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregeling bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) gemeente Wassenaar (Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Basisregistratie Personen gemeente Wassenaar)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Doel

De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in artikel 4.17 van de wet.

Artikel 3 Algemene bepalingen

  • 1.

    Per geconstateerde overtreding kan slechts één bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 2.

    Een bestuurlijke boete wordt binnen drie jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd, opgelegd.

  • 3.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de Wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting ingevolge de Wet rust.

  • 4.

    Als op grond van de Wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

  • 5.

    Indien de overtreder vóór inning van de opgelegde bestuurlijke boete komt te overlijden, vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4 Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van de boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, het opleggen van de (volledige) boete volgens deze beleidsregel onevenredig is.

  • 3.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien van bijzondere omstandigheden sprake is waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 5 Boetebedrag

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete bedraagt € 200,00.

  • 2.

    De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,00 deze zal worden opgelegd indien:

  • 3.

    De boete als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen opgelegd als de overtreder tevoren schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de Wet.

Artikel 6 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet, zich uitgeeft voor iemand anders dan wel valse of vervalste documenten overlegt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken is er sprake van valsheid in geschrifte.

  • 2.

    Van valsheid in geschrifte wordt door de toezichthouder BRP namens het college aangifte bij de politie gedaan.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Basisregistratie Personen gemeente Wassenaar.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

 

Wassenaar, 12 juni 2017

gemeentesecretaris,

H.I.P. Oppatja

burgemeester,

Ch. B. Aptroot

Bijlage 1

Overtreding Bestuurlijke boete

 

Schematisch overzicht soorten overtredingen die beboet worden en hoogte boete

 

Overtreding Migratie

Boete

Wetsartikelen

Het niet doen van aangifte van inschrijving uit het buitenland

€ 325,-

Wet BRP 2.38, eerste, tweede en vierde lid

Het niet doen van aangifte nieuwe verblijfplaats binnen Nederland

€ 325,-

Wet BRP 2.39, eerste lid

Het niet verstrekken van inlichtingen over een mogelijke adreswijziging

€ 200,-

Wet BRP 2.47

Ten onrechte adreswijziging naar een briefadres opgeven terwijl er sprake is van een woonadres

€ 325,-

Wet BRP 2.39 derde lid

Briefadresgever verstrekt geen inlichtingen op verzoek van het gemeentebestuur over de briefadreshouder

€ 200,-

Wet BRP 2.45, vierde lid

Briefadresgever verstrekt geen inlichtingen op verzoek van het gemeentebestuur over de briefadreshouder bij recidive

€ 325,-

Wet BRP 2.45, vierde lid

Gelegenheidsgever

€ 325,-

Wet BRP 4.17 sub b

Overtreding Brondocumenten

Boete

Wetsartikelen

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende burgerlijke staat of nationaliteit in verband met vestiging uit het buitenland

€ 200,-

Wet BRP 2.38, derde lid

Het niet overleggen van brondocumenten van feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan en in de BRP opgenomen moeten worden

€ 200,-

Wet BRP 2.44

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende burgerlijke stand of nationaliteit op verzoek van het gemeentebestuur

€ 325,-

Wet BRP 2.46

Het niet overleggen van een buitenlandse overlijdensakte

€ 200,-

Wet BRP 2.51

Overtreding Migratie en Brondocumenten

Boete

Wetsartikelen

Onjuiste aangifte met overlegging van valse documenten

€ 325,-

Wet BRP 2.38, 2.39 en 2.43 juncto 2.45

 

Toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.

Artikel 2

Wet Basisregistratie personen (Wet BRP) biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van de nieuwe wetgeving hebben (tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden, voldoen aan de informatieplicht, etc.). Een en ander ten behoeve van de borging en/of verbetering van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens.

Artikel 3

Artikel 3 Lid 1, Dit betreft het zogenaamde ne bis in idem beginsel. In de zogenaamde "ne bis in idem" jurisprudentie heeft de Hoge Raad enkele criteria opgeworpen om te kijken of er sprake is van hetzelfde feit. Allereerst is de feitelijke gedraging van belang. Die dient hetzelfde te zijn in beide delicten en anders is er sowieso al geen sprake van hetzelfde feit. Daarnaast speelt het beschermde rechtsgoed een rol. Wanneer de burger geen aangifte doet van zijn adreswijziging en vervolgens niet verschijnt wanneer het college van B&W hem daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Het kan disproportioneel zijn om twee boetes op te leggen. Er kan dan worden overwogen om slechts één boete op te leggen.

 

Artikel 3 Lid 2, De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan conform artikel 5:45 Algemene wet bestuursrecht. Het is dus van belang om te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP is begaan. Uitgangspunt is, dat de overtreding wordt begaan op het moment, dat het college constateert, dat niet aan de wettelijke verplichting is voldaan. Bijvoorbeeld na overtreding van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de wet. De termijn schuift daarmee dus op.

 

Artikel 3 lid 3, Meestal ligt de verplichting in de wet BRP alleen bij de ingeschrevene. In dat geval is de boete alleen opeisbaar bij de ingeschrevene. Soms echter ligt de verplichting bij verschillende mensen. In dat geval kan de boete ook opgelegd worden op verschillende mensen. Er moet dan een keuze gemaakt worden aan wie de boete wordt opgelegd.

 

Verplichting Wet BRP

betreffende

Verantwoordelijke

personen

Verplichting geldt niet als

2.38, 2.39 en 2.43

2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Verplichting aangifte migratie, overleggen van brondocumenten, verschaffen inlichtingen

Minderjarige tot 16 jaar.

ouders, voogden of verzorgers.

n.v.t.

2.38, 2.39 en 2.43

2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Minderjarigen van 16 tot 18 jaar.

ouders, voogden of verzorgers.

De minderjarige zelf aangifte doet

2.38, 2.39 en 2.43

2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Onder curatele gestelde.

curatoren.

n.v.t.

2.51 Verplichting overlegging overlijdensakte van iemand overleden in het buitenland

In het buitenland ingeschrevene

De echtgenoot, de geregistreerde partner, andere nabestaanden tot en met de tweede graad

n.v.t.

 

Artikel 3 lid 4, Als er meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van dit artikel, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden. (Ook al zijn anderen ook aansprakelijk.) Als één van de personen, aan wie de boete is opgelegd, betaalt, zijn de anderen gevrijwaard tot het betalen van de boete. Voor de aangifte moet het college van B&W wel bepalen op wie de verplichting redelijkerwijs het meeste rust. In het geval minderjarigen zal de verplichting eerder rusten op de ouder, voogden, of verzorgers, bij wie het kind gaat wonen, dan bij de ouder of ouders op wiens adres het kind niet meer woont. In het geval dat het college van B&W meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, zullen deze personen ook afzonderlijk aangeschreven moeten worden.

 

Artikel 3 lid 5, De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de overtreder is overleden. Wanneer bij leven van de burger de boete is opgelegd en hij komt vóór de inning te overlijden, dan vervalt de boete.

Artikel 4

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve- en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van de burger: heeft hij feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bepalend daarbij is of er op hem een verplichting rustte op grond van de Wet BRP. Als uit een geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat op hem geen verplichting rustte, is er geen reden tot opleggen van de boete. Of er sprake is van objectief verwijtbaar gedrag blijkt uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Als kan worden vastgesteld dat de burger niet voldaan heeft aan zijn verplichting, wordt de verwijtbaarheid van de gedraging in beginsel aangenomen.

 

Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist, of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? Afhankelijk van de feiten en omstandigheden waarin de burger zich ten tijde van de verplichting bevond, bepaalt het college en eventueel de rechter of er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor het de burger op subjectieve gronden niet verweten kan worden dat hij niet aan zijn verplichting voldoet. Een voorbeeld daarvan kan zijn een spoedopname in een ziekenhuis, waardoor iemand niet tijdig aan zijn verplichting kan voldoen. Hierbij is het wel van belang dat de overtreder zo snel mogelijk nadat hij ontslagen is uit het ziekenhuis alsnog aan zijn verplichting voldoet. Blijft hij nalatig in het voldoen aan deze verplichting, dan is hij immers nog steeds in overtreding, terwijl de subjectieve omstandigheden waardoor het nalaten niet verwijtbaar was, niet meer aanwezig zijn.

 

Van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien:

  • de overtreder al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de Wet heeft begaan;

  • de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet zegt te begrijpen, daaronder mede begrepen vanwege gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

  • stelt niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

  • niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

  • stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

Artikel 5

In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boeten. Voor lage bestuurlijke boeten gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boeten. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boeten ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-. Conform het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) is gekozen om per overtreding minimaal een standaardboete op te leggen van € 200,- en voor de hogere boete het maximale bedrag van € 325,-.

 

In Bijlage 1 Schema overtreding bestuurlijke boete is schematisch aangegeven wanneer de standaardboete of de hogere boete opgelegd kan worden.

Artikel 6

Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte.

 

Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene wet bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.