Organisatie | Leusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening raadswerk 2008 |
Citeertitel | Verordening raadswerk 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Verordening raadswerk 2002.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 05-01-2012 | Artt. 21, 58, 58a | 07-07-2010 Leusder Krant, 07-07-2010 | 13292 | |
01-05-2008 | 01-07-2010 | nieuwe regeling | 03-04-2008 Leusder Krant, 09-04-2008 | 2007/10878 |
De raad van de gemeente Leusden
gelezen het voorstel van het Presidium van 4 oktober 2007
overwegend dat het gewenst is een nieuwe verordening Raadswerk vast te stellen met het oog op de invoering van het Leusdens Model en de wijzigingen daarin als gevolg van de evaluatie van voorjaar 2007,
gelet op de algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 16,33, 107-107e, 147a, 147b, 155, 169 en 180 van de Gemeentewet
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
griffier de ambtenaar als bedoeld in art. 107 ev. Van de Gemeentewet.
Het college zendt alle voorstellen waarover hij besluitvorming dan wel zienswijzen van de gemeenteraad wenst, alsmede dossiers die hij ter inzage aan de raad aanbiedt, via de griffier aan het presidium. Raadsleden zenden initiatiefvoorstellen, via de griffier aan het presidium. Voor indiening geldt een door het presidium in overleg met het college vastgestelde deadline per vergadercyclus.
Het presidium bestaat uit de informatierondevoorzitters (zie art. 55, lid 3). Daarnaast wijst de raad een presidiumvoorzitter aan uit zijn midden, niet zijnde informatierondevoorzitter of plaatsvervangend raadsvoorzitter. Voorts kan de raad één of meerdere leden van het presidium, alsmede een algemeen plaatsvervangend lid aanwijzen, niet zijnde informatierondevoorzitter of plaatsvervangend raadsvoorzitter.
HOOFDSTUK II TOELATING NIEUWE LEDEN; FRACTIES; FRACTIEVERTEGEN- WOORDIGERS
Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Met deze veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.
Artikel 10 Fractievertegenwoordigers
Fractievertegenwoordigers ontvangen een vergoeding voor elke Avond van Leusden waarin zij deelnemen aan één of meerdere informatieronden, gelijk aan de jaarlijks door het ministerie van BZK aanbevolen vergoeding voor commissieleden, niet zijnde raadsleden. De vergoeding wordt na afloop van elk kalenderjaar uitbetaald.
HOOFDSTUK III DE RAADSVERGADERINGEN
De voorlopige agenda en de daarbij behorende raadsvoorstellen en concept raadsbesluiten, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, derde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken
In de agenda worden steeds de complete dossiers opgenomen met een verwijzing naar het BIS (zoveel mogelijk via hyperlinks). Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving. De griffier stelt per fractie twee exemplaren beschikbaar van omvangrijke rapporten. Jaarstukken en kadernota worden aan alle raadsleden en fractievertegenwoordigers gestuurd.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad en fractievertegenwoordigers inzage, waarbij de geheimhoudingsplicht zich dus ook uitstrekt tot de fractievertegenwoordigers.
Artikel 21 Spreekrecht inwoners
Het woord kan niet worden gevoerd:
indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;
De notulen worden in de volgende openbare vergadering aan de orde gesteld, tenzij de tijd tussen de vergaderingen onvoldoende is om de notulen gereed te maken. In dat geval worden ze in de daarop volgende vergadering aan de orde gesteld. De notulen worden met inachtneming van de door de raad verlangde wijzigingen vastgesteld. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier getekend.
De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.
De griffier verdeelt de ingekomen stukken in brieven aan de raad (waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad) en algemene post met informatie die aan de raad is gezonden. Van beide soorten wordt een lijst gemaakt en de stukken worden ter inzage gelegd. Tevens worden de brieven via het BIS digitaal bereikbaar gemaakt.
Artikel 28 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 29 Beraadslaging; schorsing
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming
Bij hoofdelijke stemming wordt eerst door loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. Oproeping geschiedt naar zitplaats, met de klok mee. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. Een lid kan zijn stem niet wijzigen, nadat het volgende lid zijn stem heeft uitgebracht. Het laatst opgeroepen lid kan zijn stem niet meer wijzigen zodra met het tellen van de stemmen is begonnen.
Artikel 34 Stemming over amendementen, moties en voorstellen van orde
Indien verschillende voorstellen van orde of moties tegelijkertijd in behandeling zijn, worden de voorstellen van orde of moties die het meest verstrekkend zijn, het eerst in stemming gebracht. Bij verschil van mening over de vraag welk voorstel van orde of motie het meest verstrekkend is, beslist de raad.
Artikel 35 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 36 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Ook kan hij voorstellen, een geagendeerde voorgestelde ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk via de griffier bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij het agendapunt ‘vaststelling van de agenda’ wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 43 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, bij het agendapunt ‘actualiteiten’, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het agendapunt actualiteiten is bedoeld als podium voor de raadsleden en het college. Raadsleden kunnen vragen stellen aan het college, het presidium en aan andere fracties, men kan wijzen op van belang geachte actualiteiten en ontwikkelingen, moties aankondigen, enzovoorts. Ook de collegeleden kunnen mededelingen doen, vragen beantwoorden, toezeggingen afdoen, enzovoorts. Het presidium kan besluiten dit punt in een bepaalde vergadering niet te agenderen.
De voorzitter kan een lid onderbreken als blijkt dat het onderwerp waarover hij spreekt in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt of al is gekomen. Hij kan vervolgens bepalen dat spreker zijn inbreng levert bij de behandeling van dat onderwerp dan wel, ingeval het onderwerp reeds behandeld is, spreker het woord over dit onderwerp ontnemen.
HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 48 Verslag doen; verantwoording afleggen
Een lid van de raad, een wethouder of de burgemeester, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om ter vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Hij meldt de wens om verslag uit te brengen aan het presidium dat hiervoor ruimte op de agenda reserveert.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING
Artikel 52 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
HOOFDSTUK IX OVERIGE BIJEENKOMSTEN
Het presidium beslist over welke voorstellen een informatieronde moet worden gehouden, met als criteria: politieke relevantie en/of een informatietekort en maakt een zodanig programma dat er in beginsel niet meer dan twee informatieronden gelijktijdig plaatsvinden. Voor elk daarvoor aangewezen voorstel is er één informatieronde.
Aan een informatieronde kan worden deelgenomen door één raadslid of fractievertegenwoordiger per fractie, een collegelid, bij voorkeur de portefeuillehouder tot wiens portefeuille het betreffende voorstel behoort, door het presidium uitgenodigde deskundigen en inwoners en vertegenwoordigers van organisaties die de fracties over het betreffende voorstel iets mee te delen hebben. De informatierondevoorzitter verzoekt bij het begin van elke informatieronde aan een ieder die eraan deel wil nemen om aan de vergadertafel plaats te nemen. Een ieder die tijdens het verloop van de informatieronde te kennen geeft er een bijdrage aan te willen leveren, krijgt die gelegenheid.
Het college meldt, vóór de deadline die in artikel 4, vijfde lid is genoemd, via de griffier aan het presidium hoeveel tijd er per portefeuillehouder geagendeerd moet worden en welke onderwerpen vanwege hun omvang of belang apart geagendeerd moeten worden. Op basis van deze aanmelding maakt het presidium een programma waarin in principe niet meer dan twee bijeenkomsten gelijktijdig plaatsvinden.
Het presidium organiseert in principe, onder de titel ‘Avond van Leusden’, een avond met informatieronden en een avond met uitwisselingsbijeenkomsten per vergadercyclus, mits er voldoende onderwerpen zijn aangedragen. Bij een teveel aan onderwerpen kan het presidium besluiten tot het organiseren van extra avonden, of tot het verdagen van onderwerpen naar een volgende cyclus.
Indien in een informatieronde of uitwisselingsbijeenkomst stukken aan de orde komen, waaromtrent de raad op grond van artikel 25 Gemeentewet om geheimhouding wordt verzocht, kan het presidium besluiten dat de vergadering in beslotenheid plaatsvindt.
HOOFDSTUK X INSTRUCTIE VOOR DE GRIFFIER
Artikel 60 Positionering / Algemene ondersteuning
De griffier bekleedt een ambtelijke positie onder het bevoegd gezag van de raad. De raad heeft de eindverantwoordelijkheid inzake de positie, het functioneren en de aansturing. De presidiumvoorzitter verzorgt de dagelijkse aansturing. De griffier legt minstens één keer per jaar door middel van een gesprek met de presidiumvoorzitter en een vertegenwoordiging vanuit de raad verantwoording af over zijn functioneren.
Artikel 62 Verantwoordelijkheid
De griffier draagt verantwoordelijkheid voor het beheer van het budget horende bij het afdelingsproduct Raad en Raadscommissies, met uitzondering van de onderdelen: vergoeding raadsleden, salariskosten griffie, vergoeding niet-raadsleden en kapitaallasten ICT. Hij wordt hiertoe door het college gemachtigd op grond van de artikelen 160 en 169 van de Gemeentewet. Op hem zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen van de Regeling budgetbeheer 2005.
Voor de griffier en medewerkers van de griffie geldt dat de gemeentelijke regelingen (zoals gedragscode, integriteits- en budgethoudersregels) en rechtspositieregelingen van overeenkomstige toepassing zijn. Het handelen van de griffier en de medewerkers van de griffie speelt zich af binnen deze (rechtspositie)kaders.
HOOFDSTUK XI AMBTELIJKE BIJSTAND EN FRACTIEONDERSTEUNING
In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Leusden
In zijn vergadering van 3 april 2008.
ir. T. Rolle drs. C.J.G.M. de Vet
griffier voorzitter
Bijlage 1: Gedragscode voor bestuurders en raadsleden in de gemeente Leusden
1.1 Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden.
1.2 Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college en voor raadsleden, alsmede commissieleden, niet raadsleden
1.3 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.
1.4 De code is openbaar en door derden te raadplegen.
1.5 De onder 1.2 genoemde personen ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.
1.6 Waar in de code wordt gesproken over bestuurder moet worden gelezen de onder 1.2 genoemde personen.
2 Belangenverstrengeling en aanbesteding
2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.
2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.
2.3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.
2.4 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.
2.5 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.
3.1 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.
3.2 Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.
3.3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.
3.4 Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.
4.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.
4.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
4.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.
5.1 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.
5.2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.
5.3 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.
6.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.
6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.
7.1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.
7.2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.
7.3 Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.
7.4 Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.
7.5 De gemeentesecretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.
7.6 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.
8.1 Het gebruik van creditcards voor binnenlands gebruik wordt zo veel mogelijk beperkt.
8.2 De gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.
8.3 Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.
8.4 Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.
8.5 Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester of de commissaris van de Koningin gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.
8.6 Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.
9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen (**)
9.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.
9.2 Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen
10.1 Een bestuurder/ raadslid die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, bespreekt dit in het college, resp. de raad.
10.2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.
10.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.
10.4 Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.
10.5 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.
10.6 Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente of de provincie is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.
10.7 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.
10.8De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.
** Op twee punten is voor Leusden een andere keuze gemaakt.
Leden van het college van burgemeester en wethouders en raadsleden van de gemeente Leusden (hierna bestuurders en raadsleden) stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur voorop. Zij zijn volledig gericht op het belang van de gemeente Leusden en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Het handelen van een bestuurder en een raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.
Het handelen van een bestuurder en een raadslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.
Het handelen van een raadslid is transparant, opdat in de raad de individuele leden volledig inzicht hebben in het handelen van het raadslid.
Op een bestuurder en een raadslid moet men kunnen rekenen. Ieder houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij slechts aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een bestuurder en een raadslid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Rechtschapenheid is vertrouwen waarmaken.
Deze kernbegrippen vormen het kader van integriteit. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Bijlage 2: Relevante artikelen uit de Gemeentewet
De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.
9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;
11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;
13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;
15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;
17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;
19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;
21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;
23 leden in een gemeente van 30 001-35 000 inwoners;
25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;
27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;
29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;
31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;
33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;
35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;
37 leden in een gemeente van 80 001-100 000 inwoners;
39 leden in een gemeente van 100 001-200 000 inwoners;
45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.
2 Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.
De burgemeester is voorzitter van de raad.
Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:
zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is gewor den of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof ) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.
De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
De leden van de raad stemmen zonder last.
Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Het college maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. Het college laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
De raad benoemt de griffier. Hij is tevens bevoegd de griffier te schorsen en te ontslaan.
De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.
Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
De raad legt de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 213, derde en vierde lid, bedoelde stukken, voor een ieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.