Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal) |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting verordening Wmo |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 08-02-2020 | artikel 1, 4, 5, 7A, 8, 16, 20, 21A, 21B | 22-11-2018 | ||
25-04-2018 | 01-01-2018 | 01-01-2019 | Wijziging van de verordening | 25-04-2018 | |
01-01-2017 | 25-04-2018 | Vervanging van de oude verordening | 24-11-2016 |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2016, nummer
Met het vaststellen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal de gemeente Veenendaal juridische, inhoudelijke en financiële kaders biedt aan zijn inwoners.
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning
De Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal vast te stellen
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;
cliëntondersteuning: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, (preventieve) zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
ingezetene van Veenendaal: een natuurlijke persoon die zijn woonstede heeft in Veenendaal. Dit kan ook een ex-gedetineerde betreffen van wie duidelijk is dat hij zijn woonstede heeft in Veenendaal, althans voor zover niet blijkt dat hij door zijn wil en daden zijn woonstede in Veenendaal heeft willen opgeven (zie artikelen 1:10 en 1:11 BW);
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Ook minder intensieve hulp, de hulp aan huisgenoten en de hulp aan instellingsbewoners zijn meegenomen. Mantelzorg is hulp die verder gaat dan de zogenoemde ‘gebruikelijke hulp';
HOOFDSTUK 2. MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG
Artikel 2. Melding ondersteuningsvraag
1. Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt worden gemeld bij het Wmo-loket . Dit kan schriftelijk, digitaal, telefonisch of fysiek bij het Wmo-loket.
2. Indien een verzoek om informatie wordt ingediend zonder dat hierop een melding volgt, zal nader onderzoek achterwege blijven, tot alsnog een melding wordt gedaan.
3. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal binnen 3 werkdagen na ontvangst.
4. In de ontvangstbevestiging wordt aan de melder medegedeeld dat hij of zij de mogelijkheid heeft om binnen 7 dagen na de melding een persoonlijk plan te overhandigen.
5. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Zorgaanbieders zijn gemachtigd, indien nodig, tijdelijk ondersteuning in te zetten voor de melding waarbij de zorgaanbieder binnen 24 uur de bevoegd ambtenaar op de hoogte stelt van de inzet.
6. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger vóór het onderzoek op de mogelijkheid om, gedurende het hele proces van melding tot en met de eventuele inzet van ondersteuning, gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen Wmo-loket en de melder, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in de toelichting, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie, zodat de cliënt zo min mogelijk een beroep hoeft te doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Het college betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan.
HOOFDSTUK 3. MAATWERKVOORZIENING
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, of door gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen, kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het door de gemeente ingestelde onderzoek zoals verwoord in artikel 2.3.2 van de wet, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg (bijvoorbeeld bij overbelasting van de mantelzorger) of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het door de gemeente ingestelde onderzoek zoals verwoord in artikel 2.3.2 van de wet, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 10. Inhoud beschikking
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a) welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b) wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c) of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
Het college stelt nadere regels in het geval de cliënt een PGB wenst te besteden bij een niet door het college gecontracteerde aanbieder voor beschermd wonen. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de eisen die gelden voor de accommodatie waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben voor wat betreft:
Indien iemand voldoet aan de voorwaarden die zijn omschreven in de wet, artikel 2.3.6. lid 2 (opgenomen in de toelichting) en aan de door het college gestelde nadere criteria, kan een persoonsgebonden budget worden ingezet. Er zijn twee soorten persoonsgebonden budget te onderscheiden, te weten:
Artikel 14. Regels voor een persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 15. Uitsluitingsgronden PGB
Artikel 16. Hoogte persoonsgebonden budget, niet zijnde beschermd wonen
De hoogte van een PGB wordt vastgesteld op basis van: het budgetplan PGB, het te bereiken resultaat (doel) of het aantal geïndiceerde uren dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura. Daaronder is ook het vervoer begrepen van en naar de locatie waar de geïndiceerde maatwerkvoorziening als bedoeld in het besluit nadere regels wordt geboden.
Het bruto verstrekte persoonsgebonden budget kent de navolgende drie soorten tarieven:
Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor een hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing, of dienst, geleverd door een professionele aanbieder, is maximaal gelijk aan (100% van) de kostprijs van hetzelfde product/categorie ondersteuning, dat door een door de gemeente gecontracteerde organisatie kan worden geleverd, inclusief een vergoeding voor onderhoud en verzekeringen.
Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor diensten door niet-professionele ondersteuners (bijvoorbeeld door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt) bedraagt voor individuele ondersteuning het vaste bedrag van € 14,43 per uur, voor groepsgerichte ondersteuning het vaste bedrag van € 20,62 per dagdeel.
Het PGB voor de eigen aangepaste auto wordt als volgt vastgesteld. Indien uit onderzoek blijkt dat een persoon ondersteuning nodig heeft in de vorm van het gebruik van een eigen (aangepaste) auto, dan persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten (onderhoud, reparatie en accessoires)
HOOFDSTUK 4. REGELS VOOR BIJDRAGE IN DE KOSTEN VAN MAATWERKVOORZIENINGEN EN ALGEMENE VOORZIENING SCHOONMAAKONDERSTEUNING
Artikel 19. Omvang en duur van de eigen bijdrage
De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor de duur van de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met een maximum van de reguliere levensduur van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en de kostprijs van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en met inachtneming van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
HOOFDSTKUK 5 KWALITEIT EN VEILIGHEID
Artikel 21. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Artikel 21A - Kwaliteitseisen gesteld aan hulpmiddelen en aanpassingen ingekocht met een persoonsgebonden budget
De kwaliteitseisen gesteld aan met PGB ingekochte hulpmiddelen en aanpassingen, geleverd door een professionele organisatie, zijn gelijk aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan de gecontracteerde in natura leveranciers.
Artikel 21B Kwaliteitseisen gesteld aan diensten ingekocht met een persoonsgebonden budget
Artikel 22: Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
HOOFDSTUK 7. KLACHTEN, MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK
Artikel 28. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 29. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, vordert het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB terug.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.